Hoe is het zo ver kunnen komen?
Toen na de Tweede Wereldoorlog zowat heel Europa uit een diep dal klom, en de ‘nooit-meer-oorlog’-gedachte vorm kreeg in de oprichting van een Europese Economische Ruimte, werd landbouw het eerste beleidsdomein waar zo grootschalig werd op ingezet. De bevolking mocht niet langer honger lijden, onze producten moesten voedzaam en betaalbaar zijn en de landbouwers hadden recht op een stabiel inkomen.
In 1962 werd het eerste gemeenschappelijke landbouwbeleid opgetekend. Het garandeerde minimumprijzen voor de boer en Europa engageerde zich om producten op te kopen, mocht de wereldprijs onder de Europese prijs vallen.
Een mooi gebaar, maar met een gigantische valkuil: productieoverschotten waren binnen de kortste keren een feit, met wijnplassen, melkmeren en boterbergen tot gevolg. Vanaf de jaren ’80 in de vorige eeuw introduceerde men daarom een systeem van quota om de productie te beperken.
Met de Ierse landbouwcommissaris McSharry kwam in 1992 een eerste grote hervorming van het GLB. In plaats van gegarandeerde minimumprijzen, betaalde men voortaan voor bepaalde hoeveelheden, gekoppeld aan de oppervlakte (hectaresteun). De idee was om de boer te ondersteunen, zonder de wereldmarkt te verstoren.
De jaren ’90 waren helaas ook de jaren van de eerste voedselschandalen op grote schaal: de gekke koeienziekte (BSE), hormonenmaffia’s, dioxinecrisis en PCB’s. Als reactie legde de Europese beleidsmakers strengere normen op voor dierenwelzijn, voedselveiligheid en volksgezondheid. Eindelijk is er oog voor de ecologische gevolgen: men legt agro-milieumaatregelen op en blaast het platteland nieuw leven in na de leegloop ervan eind vorige eeuw. De Agenda 2000 maar ook de tweede pijler Plattelandsontwikkeling zorgen hiervoor.
De laatste grote hervorming dateert van 2013. Met de groenen in het Europees Parlement wilden we een plafond zetten op de rechtstreekse steun die boeren ontvangen (100.000€) maar het voorstel haalde het niet. Het zou 7 miljard euro kunnen besparen op het totale landbouwbudget. Geld dat wij zinvoller wilden besteden dan het toekennen aan multinationals en grote exportbedrijven in de agrovoedingsindustrie. De landbouwlobby haalde haar slag thuis en holde het nochtans goede voorstel van Commissaris Ciolos helemaal uit.
Met de Brexit in het verschiet, staan we voor nieuwe - financiële - uitdagingen. Waar een plafonnering bij de vorige hervorming ‘not done’ was, komt de Commissie nu zelf met dat voorstel. Een plafond tot 50.000€ per landbouwer of landbouwbedrijf kan 12 miljard extra geld opleveren. De vraag is hoe die zal worden besteed.
Als het van ons afhangt moeten we evolueren naar een gemeenschappelijk voedsel- en landbouwbeleid dat veel meer andere terreinen zoals gezondheidszorg, klimaat, handel, ontwikkelingssamenwerking,... integreert in het landbouwbeleid.
We staan aan de vooravond van een grondige en noodzakelijke transitie in de landbouw. Eentje die de omslag maakt van gespecialiseerde bedrijven naar gemengde bedrijven met gesloten kringlopen, die tewerkstelling op het platteland aanwakkert, die zowel de productie als de consumptie lokaal verankert en zo invloed heeft op distributie, efficiëntie en prijzen. De schaal waarop vandaag aan landbouw wordt gedaan, respecteert de ecologische grenzen niet. In de toekomst moeten we er op toezien dat de lusten én de lasten economisch, ecologisch én sociaal worden herverdeeld.
Klik hier voor het overzicht met alle andere podcasts.