AA
Groene handel voor iedereen
Inleiding

0.1 Wereldwijd kreeg het handelsbeleid de laatste 20 jaar veel kritiek van politici. Dit is begrijpelijk. In een tijdperk waar economische globalisering heeft geleid tot fundamentele en onvermijdelijke onderlinge verbinding, kan ondoordachte handelspolitiek leiden tot ernstige maatschappelijke en ecologische problemen.

0.2    De globalisering zorgde voor een onhoudbaar niveau van geconcentreerde welvaart en ongelijkheid, wat zich vertaald heeft in negatieve concurrentie tussen werknemers, regio’s en beleidskeuzes. Besluitvormingsprocessen worden ondoorzichtiger en multinationale ondernemingen krijgen steeds meer macht om gemeenschappelijke normen op te stellen, wat van invloed is op kwesties van algemeen openbaar belang. Hierdoor wordt globalisatie in zijn huidige vorm terecht beschouwd als een bedreiging voor de democratie.

0.3    Als Groenen in het Europees Parlement waren wij betrokken bij alle recente conflicten omtrent het Europese handelsbeleid. We verzetten ons tegen de “Mandelson-doctrine” van 2006 (Global Europe), die handel onvoorwaardelijk wilde openstellen voor de onbelemmerde werking van de vrije markt. In 2010 waren de Groenen enigszins opgelucht over de “De Gucht-doctrine” die ten minste erkende dat politici niet zo naïef zijn om te geloven dat vrije markten zorgen voor eerlijkheid. De “Malmström-doctrine” van 2015 – dat handelsbeleid gebaseerd moet zijn op waarden die verder gaan dan rendement en economische groei – is voorzichtig optimistisch onthaald door de Groenen. Maar we wachten nog op bewijs dat het meer is dan gebakken lucht en de verandering zich ook daadwerkelijk politiek zal vertalen.

0.4    De wereld waarin handel plaatsvindt, verandert heel snel. We weten intussen dat grondstoffen eindig zijn en ecosystemen een herstellend en aanpassend vermogen hebben. Maar de globalisering jaagt nog steeds een economisch model aan dat twee keer zoveel grondstoffen gebruikt als de planeet kan verstrekken. Tegelijkertijd bieden het Akkoord van Parijs en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN (Agenda 2030) internationaal afgesproken ijkpunten waartegen de vooruitgang naar toekomstbestendige ontwikkeling kan worden afgemeten.

0.5    In deze context is een handelsbeleid op basis van hoge wereldwijde input van materiaal en lage wereldwijde output van menselijk welzijn niet langer een optie. Voor de Groenen is dit het moment om de functie van handel in een mondiale economie te heroverwegen. De Groenen staan open voor de wereld; de wereld en onze planeet zijn ons politieke podium. Internationale handel is niet onze vijand. Maar het handelsbeleid moet gegrond zijn op een stevige visie van sociaal-ecologische rechtvaardigheid van economische beleidslijnen.

0.6    Het overkoepelende doel van een groen handelsbeleid is dat handel voorziet in een maximaal welzijn voor de mens met minimaal gebruik van energie en grondstoffen. Hiervoor is een herinrichting van het mondiale handelssysteem nodig, waarbij ecosystemen de kans krijgen om zich te herstellen, werkgelegenheid van hoge kwaliteit is en het milieu in binnen- en buitenland wordt beschermd. Een dergelijke systematische verandering moet stevig gegrond zijn op een beginsel dat de waardigheid en rechten van alle mensen respecteert, met een duidelijk genderperspectief, en dat niet ten koste gaat van andere soorten waarmee we de planeet delen.

0.7    Een groen handelsbeleid toont de eerste moedige stappen naar een meer ecologische visie op handel. Dergelijke stappen moeten zoveel mogelijk op multilateraal niveau worden gezet. Zoals voorstellen om de huidige regels van het wereldhandelssysteem zoals opgesteld door de Wereldhandelsorganisatie (WTO) te veranderen.

Rubriek 1: Ecologie van handel

1.1    In het klassieke perspectief is handel de uitwisseling van een product. Het gaat daarbij om arbeid, kapitaal en de transformatie van een bepaalde hoeveelheid biofysische grondstoffen tegen een geldwaarde. Alle landen proberen de kosten van kapitaal en arbeid te verlagen, terwijl grondstoffen gezien worden als een geschenk van de natuur. Vanuit een ecologisch perspectief is de dimensie van het gebruik van de ‘biosfeer’, zijnde land en aarde, grondstoffen, energie, water en milieuruimte, en de biodiversiteit (in het bijzonder dierlijk leven) die daarin besloten ligt, juist van het hoogste belang. Als handelsstatistieken gegevens zouden bevatten over de uitwisseling van de biofysische factoren van een product, dan zouden ze wereldwijd een ecologisch ongelijke uitwisseling aantonen. De kernregio’s van de geïndustrialiseerde wereld zijn netto-importeurs van de biosfeer van andere regio’s, en ondanks technologische vooruitgang blijven ze biosfeer importeren. De andere regio's zijn netto-exporteurs van hun biosfeer, en ondanks decennia aan handel moeten ze hun biosfeer blijven exporteren om een positieve handelsbalans in stand te houden.

1.2    In de afgelopen decennia hebben de regels van de geliberaliseerde wereldhandel en investeringsstromen er mede voor gezorgd dat netto-importeurs van biosfeer het recht hebben om milieudruk weg te leiden van hun eigen gebied en een positieve biofysische handelsbalans te hebben. Hierdoor kunnen ze een hoog consumptiecijfer per hoofd van de bevolking handhaven. Netto-exporteurs van de biosfeer hebben daarentegen een negatieve biofysische handelsbalans, ervaren de nadelige milieu-effecten van het belastende gebruik van grondstoffen directer, en hebben veel lagere niveaus van verbruik per hoofd van de bevolking. De situatie blijft echter conflictgevoelig omdat deze niet gegrond is op sociaal-ecologische rechtvaardigheid. Veel van de huidige conflicten en wereldwijde stressfactoren, zoals grensoverschrijdende migratie en toenemende maatschappelijke fragmentatie, worden veroorzaakt door overbelaste biosfeer-export.

1.3    De biosfeer voor export, waarop het wereldhandelssysteem is gebouwd, brengt nevenschade met zich mee die het herstellende vermogen van ecosystemen onder druk zet. Het is vooral afhankelijk van de beschikbaarheid van goedkope brandstof voor langeafstandsvervoer – een aanzienlijke bron van broeikasgassen.

1.4    Een sociaalecologisch rechtvaardige, groene handelsstrategie die de wereldwijde ecologische grenzen respecteert, richt zich met name op het beperken van de import-export van biosfeer (de noodzaak om producten van ver te leveren) en op het verlagen van de biofysische inhoud van verbruiksgoederen. Hierdoor wordt er biosfeer vrijgemaakt voor een maatschappelijk eerlijkere herverdeling van het wereldwijde welvaartseffect van de resterende handel.


Rubriek 2: Subsidiariteit van handel

2.1    In het mondiale handelssysteem wordt handel beschouwd binnen het kader van de concurrerende markt, en ligt de nadruk op de exploitatie van prijsverschillen. Goederen worden geproduceerd in landen waar de biosfeer-export goedkoop is en de lonen en milieunormen laag zijn. Ze worden geëxporteerd naar landen met rijkere consumenten, wat zorgt voor een verschil tussen de productie- en verkoopkosten. Dit levert winst op. Met het transporteren van goederen van verre productielocaties naar lokale markten wordt veelal geen welvaartsvoordeel behaald, en het wordt enkel ingegeven door arbitragebelangen. Dit voldoet niet aan het fundamentele groene criterium van maximaal menselijk welzijn met minimaal gebruik van energie en grondstoffen.

2.2     Het principe van handelssubsidiariteit stelt daarentegen dat de afstand tussen productie en verbruik zo klein als redelijk mogelijk moet zijn. Dit roept de vraag op wat de geschikte mate van toegang tot de producten is die nodig is voor een bevredigend leven. De geschikte afstand die producten af mogen leggen is natuurlijk afhankelijk van de complexiteit van het product, de materialen en vaardigheden die nodig zijn voor de productie ervan, en de grootte van de beoogde markt.

2.3     Producten die minder arbeidsintensief zijn, waarvoor enige vaardigheid vereist is en waarvoor grondstoffen ruim beschikbaar zijn, hoeven slechts een kleine afstand af te leggen. Veel voedselproducten en verschillende consumptiegoederen zijn idealiter op regionaal niveau verkrijgbaar. Het verplaatsen van productie en verwante diensten zou leiden tot prijsstijging, maar ook tot een terugkeer van geschoolde en bevredigende werkgelegenheid.

2.4    De situatie is anders voor complexe producten waarvoor veel vaardigheid en ontwerp- en proceskennis vereist is, en die erg arbeidsintensief zijn. Dit zijn veelal toeleveringsketenproducten die op mondiaal niveau worden ingekocht. De constructie en het functioneren van toeleveringsketens zijn echter het resultaat van de controle over het ‘intellectuele eigendom’ door de ondernemingen die de toeleveringsketen domineren. Dit lijkt een arbitragevoordeel te zijn dat we ons niet langer kunnen veroorloven, in een tijdperk waarin de biosfeer overbelast wordt. Als ontwerp- en proceskennis vrijer beschikbaar zou zijn, kunnen delen van de toeleveringsketen gelokaliseerd worden – met name de stappen die tot het eindproduct leiden. Dit leidt op zijn beurt weer tot toegevoegde waarde dankzij regionaal gespecificeerde gebruikerstoepassingen. Een dergelijke verplaatsing van productie van componenten en verwante diensten hoeft niet te leiden tot prijsstijging als de regionale markt voor specifieke applicaties groot genoeg is, maar zal waarschijnlijk wel voor nieuwe geschoolde werkgelegenheid zorgen.

2.5    Het principe van handelssubsidiariteit is niet van toepassing op producten die zeer arbeidsintensief zijn en waarvoor specifieke grondstoffen vereist zijn, zoals koffie of diamanten. De wereldwijde handel van dergelijke producten zal blijven bestaan. Maar op voorwaarde van eerlijke prijsstelling zal de vraag waarschijnlijk afnemen.

2.6    Handelssubsidiariteit beïnvloedt de wereldwijde handelspatronen en leidt tot een eerlijkere balans. Als er minder biosfeer wordt gebruikt voor export, krijgen de regio's die tot op heden netto-exporteurs zijn ademruimte om hun ecosystemen te herstellen. Regio's zoals de EU, die tot op heden netto-importeurs van biosfeer waren, moeten dan nieuwe eisen voor biosfeergebruik in werking stellen en veel innovatiever worden in het vinden van geschikte oplossingen om dergelijke behoeften tot een uiterst minimum te beperken.

Rubriek 3: Handelsparticipatie

 3.1   Het kernprincipe van de WTO inzake non-discriminatie en de regels van de interne markt van de EU bieden gelijke kansen voor alle economische spelers. Binnen de werking van grensoverschrijdende handel hebben multinationale ondernemingen en hun investeerders echter grote delen van de mondiale productieve grondstoffen, handelsstromen en consumentenmarkten in handen. Handelsbeleid is een van de instrumenten waarmee deze kleine groep economische spelers zijn vermogen en macht uitbreidt en zijn dominante positie zeker stelt.

3.2    De structurele dominante positie van multinationale ondernemingen wordt versterkt door productieprocessen die de verschillende stappen van waardetoevoeging opsplitsen over de toeleveringsketen. Kleinere economische spelers worden beperkt tot leveranciers van een specifieke mondiale waardeketen of lokale nichemarkten. Het systeem ontneemt kleinere economische spelers een eerlijke kans om deel te nemen aan handelsstromen. De waarde van hun producten wordt gemeten door het bedrijf op het volgende niveau van de waardeketen, niet onafhankelijk door de markt. Als een product slechts een paar klanten heeft en is afgesloten van een breder toepassingsveld, wordt productinnovatie beperkt. Beide factoren maken het moeilijk voor kleinere spelers om investeerders te vinden.

3.3    Alle economische spelers moeten een eerlijke kans hebben om deel te nemen aan bestaande handelsstromen binnen en over grenzen. Grote multinationale ondernemingen en processen van wereldwijde toeleveringsketens die van boven naar beneden georganiseerd zijn, blokkeren momenteel de handelsparticipatie door middel van barrières voor de toetreding van nieuwe spelers. Bovendien is de toetreding van nieuwe en kleinere spelers tot bestaande handelsstromen essentieel voor de overgang naar netwerkgebaseerde economische structuren. Deze structuren compenseren het tekort aan kapitaal en de toegang tot goedkoop gebruik van de biosfeer door middel van een hoge mate van technologie-overdracht binnen het netwerk. In dit opzicht zou een EU-handelsagenda voor een nieuw industriebeleid gericht op innovatie, digitalisering en een koolstofarme economie nuttig zijn. Er is behoefte aan een Europees industriebeleid met prioriteiten en strategische doelstellingen en dienovereenkomstige handelsverdragen.

3.4    Sommige landen bieden selectieve, tijdelijke bescherming voor hun binnenlandse markt om kleinere binnenlandse economische spelers de kans te geven uit te groeien tot een niveau waarop concurrentie van buitenaf mogelijk wordt; dit werd vroeger steun voor ‘jonge industrieën’ genoemd. Deze strategie leidt echter veelal tot ‘nationale kampioenen’ die vervolgens kunnen concurreren met multinationale ondernemingen. Selectieve bescherming van binnenlandse servicemarkten kan helpen om ruimte vrij te houden voor nieuwe wegen naar economische ontwikkeling die nog niet gereguleerd worden door mondiale handelsregels. Dit is momenteel het geval op het gebied van productservicesystemen, e-commerce en ‘green servicizing’ (de verkoop van de functie van een product, in plaats van het product zelf) voor uitgebreider productgebruik en -verantwoordelijkheid.

3.5    Een andere manier om eerlijke handelsomstandigheden te creëren voor kleinere economische spelers is om multinationale ondernemingen de echte prijs van productie te laten betalen die kleinere spelers moeten betalen – met betrekking tot belasting, handhaving van arbeidsrechten en strikte milieuvereisten.

Rubriek 4: Handel in diensten

4.1    Handel in diensten wordt steeds belangrijker in het economische leven en de productie van welvaart. Diensten vormen vaak een geïntegreerd onderdeel van een product, waardoor het concept van materieel eigendom verandert in een concept van functie. Hierin ligt een belofte dat de behoefte aan materiële input zal afnemen, en daarmee ook de biosfeervoetafdruk die nodig is om welzijn te creëren. Het kan ook leiden tot een verhoogd menselijk welzijn doordat het plezier van goederen niet meer afhangt van het bezit ervan. Dit is duidelijk te zien bij de consumptie van cultuur in de vorm van muziek en films, waar gebruikers profiteren van de gelicentieerde content van bepaalde platforms. Dit kan net zo goed gelden voor het gebruik van transport of huishoudelijke apparaten. Omgekeerd kunnen deze ontwikkelingen ook nadelig zijn voor het welzijn van mensen als de regels voor handel in diensten op de verkeerde manier worden opgesteld, en de multinationals in dit veld meer macht krijgen. Denk bijvoorbeeld aan schrijvers en muzikanten die de controle over hun creatieve producten zijn kwijtgeraakt; hun werk wordt verkocht via wereldwijde platforms die het overgrote deel van de gegeneerde waarde ontvangen.

4.2    Bepaalde diensten vormen een belangrijke bron van democratische kracht en maatschappelijke solidariteit, vooral op lokaal niveau. De manier waarop een dienst wordt geleverd kan ook een enorme invloed hebben op genderrollen en het versterken van de positie van vrouwen. We moeten goed kijken welk effect dienstverlening heeft op dominante rollen van mannen en vrouwen. Het is ook belangrijk om te kijken of genderstereotypen of ongelijke toepassing van tijd en middelen van mannen en vrouwen worden gebruikt om de kosten voor de dienstverlener te verlagen, of dat ze bijdragen aan de erkenning van zorgtaken en onbetaald huishoudelijk werk. Dit illustreert waarom het essentieel is dat openbare diensten en particuliere zorgverlening met een vergelijkbare functie niet worden beschouwd als verhandelbare diensten.

4.3    Voor diensten waarbij persoonsgegevens worden verwerkt moet de Europese wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nagevolgd als ze worden aangeboden op de Europese markt. Ook mogen persoonsgegevens alleen worden overgedragen en verder worden verwerkt op het terrein van een handelspartner als het niveau van bescherming gelijk is aan de bescherming die binnen de EU wordt geboden en die gegarandeerd wordt door het Handvest van de grondrechten.

4.4    Als Groenen hebben wij onze bedenkingen bij het invoeren van het principe van “vrije stroom van (niet-persoonlijke) gegevens” of het verbieden van localisatievereisten voor IT-diensten. We moeten vermijden dat ruwe data in minder ontwikkelde landen wordt verzameld, wordt overgedragen aan de EU en daarna verder wordt verwerkt waarbij de waarde hier wordt gegenereerd. Een dergelijke situatie is vergelijkbaar met de extractie van grondstoffen in het mondiale zuiden en de verwerking ervan in het mondiale noorden; dit kan leiden tot digitale kolonisatie of digitale landroof.

Rubriek 5: Handelssolidariteit

5.1    Wereldwijde gelijkheid is een Groen kernprincipe. In de context van handel betekent dit dat onze levensstijlen de levensstijlen van andere mensen met wie we de planeet delen niet schaden. Dit is het principe van wereldwijde solidariteit dat we moeten navolgen bij de ontwikkeling van ons handelsbeleid.

5.2    Handel heeft mogelijkheden gecreëerd voor de zogenaamde armere en minder ontwikkelde landen. Handel heeft zonder twijfel veel economieën geholpen met het uitbreiden van hun productiecapaciteit en het verbeteren van de levensstandaard van hun inwoners. Maar productief gewin gaat vaak ten koste van de duurzaamheid van levensonderhoud. Als zelfvoorzienende boeren hun land verlaten om tegen een laag loon in een fabriek te werken, hebben ze misschien net zoveel verloren als gewonnen, en zijn ze in ieder geval kwetsbaarder en afhankelijker dan voorheen. Aan de andere kant hebben ze toegang tot meer diensten, bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs, en wordt hun levensstijl uitgebreid. We moeten dus voorzichtig zijn met wie echt baat heeft bij handel.

5.3    Voor veel van de minder geïndustrialiseerde landen is het ook moeilijk om echt te profiteren van handel omdat de ‘ruilvoet’ voor hen ongunstig is. Dit betekent dat de geldwaarde van de dingen die ze kunnen exporteren minder stijgt dan de waarde van de dingen die ze moeten importeren. Vooral de landen die basisproducten exporteren moeten het volume van hun export steeds verhogen om hun niveau van welvaart te kunnen behouden. Het verhogen van productiviteit levert voor hen dus niets extra's op. Daarom moeten we alert zijn op wat handel nu echt voordelig maakt in de zin van het maximaliseren van menselijk welzijn met minimaal gebruik van grondstoffen.

5.4    De Groenen willen ervoor zorgen dat handel echt eerlijk is en zijn doel waarmaakt, namelijk het maximaliseren van welzijn. We hebben al Fair Trade, een vrijwillig systeem waarbij welvarende westerse klanten ervoor kiezen om hogere prijzen te betalen voor producten die geproduceerd zijn op een manier waarbij geen mensen in armere landen worden uitgebuit. Maar we moeten verder gaan dan dit soort vrijwillige programma's, naar een handelssysteem dat gebaseerd is op mondiale solidariteit. In de eerste plaats moeten hiervoor de regels van de WTO worden aangepast, en de manier waarop beslissingen worden genomen binnen de WTO. We moeten verder gaan dan de onderhandelende aanpak van de afgelopen jaren, en innovatieve benaderingen proberen die zijn afgestemd op de ontwikkeling van de wereldhandel in de 21e eeuw en het toegenomen belang van regelgevingskwesties, ten opzichte van tarieven.

Rubriek 6: Handelsnormen

6.1    Internationale handel blijft een onderdeel van de economische activiteiten, maar met gereduceerd volume en verbeteringen in kwaliteit en een onderliggende doelstelling van duurzaamheid. Om dit te bereiken moet de resterende handel gebaseerd zijn op net zo hoge maatschappelijke en milieunormen, en moeten productievereisten over de hele wereld worden toegepast voor bedrijven die een band hebben met Europese markten. De normen moeten uiteindelijk hetzelfde niveau bereiken, of de grondstoffen van een bedrijf nu van binnen of buiten de EU komen. Een systeem waar vereisten worden omzeild door de productie te verplaatsen naar landen met minder regulering, is niet duurzaam.

6.2    We hebben wetgeving nodig die vereist en mogelijk maakt dat toeleveringsketens worden gevolgd naar de oorsprong van de grondstoffen, en die bedrijven bij elke stap van de toeleveringsketen verplicht om zorgvuldigheidsonderzoek (due diligence) uit te voeren met betrekking tot sociale, milieu- en mensenrechten. Bedrijven weten al grotendeels dat hun toeleveringsketens vrij moeten zijn van schending van mensenrechten, milieumisdaden en schending van sociale rechten. Duurzaamheid is goed voor het bedrijf, en slechte standaarden kunnen tot ernstige reputatieschade leiden. Maar er is een gelijk speelveld voor bedrijven nodig om ervoor te zorgen dat bedrijven profiteren wanneer ze sociale en mensenrechten respecteren. Zonder duidelijke verplichtingen van een toezichthouder hebben bedrijven bovendien moeite met het behalen van volledige transparantie in hun leveringsketen. Transparantie in handel en toeleveringsketens is een manier om de implementatie en handhaving van arbeids- en milieuwetten te bevorderen in derdewereldlanden.

6.3     Een van de meest efficiënte manieren om bossen en biodiversiteit te beschermen en koolstofopslag te waarborgen, is om de land- en waterrechten van de inheemse bevolking en gemeenschap te respecteren. Het doel is om partnerlanden te betrekken bij verbeteringen, niet om de handel stop te zetten omdat ze de regels niet naleven. Daarom zijn er duidelijke aanwijzingen, eisen, verplichtingen, betrokkenheid en transparantie nodig om duurzame handel te bewerkstelligen.

6.4     Het blijft belangrijk om de technische ondersteuning en capaciteitsopbouw van de armste landen te vergroten. Dit zorgt er namelijk voor dat ze kunnen voldoen aan de hogere normen en draagt bij aan hun deelname in de wereldmarkt en aan het verhogen van de lokale productiestandaarden. De EU moet zijn steun aan de duurzame ontwikkeling van de zogenoemde minst ontwikkelde landen kracht bijzetten. Deze landen lopen het risico om nog verder te worden buitengesloten van internationale handel door mega-regionale overeenkomsten waarbij handelsnormen worden opgesteld in het belang van machtige landen en ondernemingen, en die de voorkeur geven aan import vanuit landen die wel aan de eisen voldoen.

6.5    Handelsbeleid moet gendergevoelig zijn, in samenhang met verplichtingen die voortvloeien uit grond- en mensenrechten, en met ontwikkelingsbeleid in lijn met het EU-streven naar ‘beleidssamenhang voor ontwikkeling’. Handelsbeleid moet milieu-, sociale en mensenrechten zowel veiligstellen als proactief bevorderen, met inbegrip van de handelsgerelateerde Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's) en de Richtlijnen inzake bedrijven en mensenrechten van de VN (UNGP) in alle verdragen. Het EU-beleid moet steun bieden aan de oprichting van een wettelijk bindend multilateraal herstelmechanisme voor slachtoffers van schending van mensenrechten gebaseerd op de UNGP, waarover momenteel wordt overlegd binnen de VN Mensenrechtenraad. Het is daarom ook noodzakelijk dat de EU beschermingsmechanismen voor investeerders afbouwt, en zijn inspanningen voor de ontwikkeling van een Multilateraal Investeringsgerecht stopzet, omdat dergelijke eenzijdige oplossingen voor investeerders de juridische bescherming in hun voordeel scheeftrekken.

12 moedige stappen voor het vergroenen van het EU-handelsbeleid

Als Groenen willen we ervoor zorgen dat internationale handel op positieve wijze bijdraagt aan mondiale solidariteit en ontwikkeling. Hierbij hebben we als uitgangspunt het belang ervan te verminderen en de kwaliteit voor het welzijn van mensen, dieren en het milieu te verbeteren. Dit kan bevorderd worden aan de hand van de volgende stappen in het kader van bilaterale handelsverdragen van de WTO of EU.

1.      Hoge normen stellen – maak Agenda 2030 en het Akkoord van Parijs de referentiepunten

De handelsverdragen van de EU moeten toonaangevend zijn wat betreft hogere sociale en milieunormen in mondiale handelsrelaties. Als grootste markt ter wereld heeft de EU de politieke macht om op te treden en een economisch belang om een gelijk speelveld te creëren om de negatieve sociale en milieueffecten van handel te verkleinen.

  • Het Akkoord van Parijs en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling moeten de referentiepunten worden voor alle handelsverdragen van de EU. Dit betekent dat speciale bepalingen in handelsverdragen die in strijd zijn met deze twee verdragen door de handelspartners kunnen worden ingetrokken tenzij de geschillenbeslechting van het handelsverdrag anders beslist. Hiervoor moeten inhoudelijke bepalingen worden opgenomen in de hoofdstukken inzake geschillenbeslechting van de bilaterale handelsverdragen van de EU.
  • De hoofdstukken over Duurzame ontwikkeling in EU-handelsverdragen moeten afdwingbaar worden gemaakt en worden uitgebreid met de doelen van Agenda 2030 die het meest verband houden met handel, namelijk Doel 5 (Gender), Doel 7 (Energie), Doel 8 (Fatsoenlijk werk), Doel 9 (Innovatie), Doel 12 (Verantwoorde consumptie en productie), Doel 13 (Klimaatactie) en Doel 17 (Partnerschap)
  • De EU moet een initiatief in de WTO promoten voor het reguleren van een specifieke mondiale toeleveringsketen, met als uitgangspunt het Akkoord van Parijs en de Agenda 2030. De WTO staat voor een keerpunt. Er is geen politieke overeenstemming meer over verdere liberalisatie van tarieven en dit is ook economisch minder relevant. Aan de andere kant zijn de WTO-leden niet klaar voor gewaagde regelgevingsinitiatieven. De Groenen stellen voor om de kloof te overbruggen met een sectorale aanpak van een gehele productieketen. De kledingsector zou een testcasus kunnen vormen, gezien het bestaan van verschillende vrijwillige initiatieven.
  • De EU moet eenzijdig de leiding nemen door meer wetgeving aan te nemen inzake verplichte zorgvuldigheid (due diligence), zoals al eerder op specifiek vlak gedaan is voor bepaalde conflictmineralen en hout. Dit wordt steeds haalbaarder omdat sommige lidstaten nationale maatregelen hebben aangenomen (bijv. de zorgplichtwet van Frankrijk). De heroverweging van de Verordening inzake bekendmaking van niet-financiële informatie biedt hiervoor een gelegenheid.


2.      Producten anders behandelen, op basis van koolstofvoetafdruk

De EU moet zijn handelsbeleid geheel laten aansluiten op zijn klimaatdoelstellingen; handel moet zelfs in dienst staan van het EU-klimaatbeleid. Daarom moet de EU doortastender zijn bij het maken van onderscheid tussen producten op basis van hun koolstofinhoud, aan de hand van hun verwerkings- en productiemethoden, zowel voor de interne markt als de externe relaties. Maatregelen met betrekking tot verwerkings- en productiemethoden zijn in principe compatibel met WTO-wetgeving, maar ze moeten zorgvuldig worden ontworpen en voldoen aan openbare beleidsdoelstellingen. Maatregelen voor externe verwerkings- en productiemethoden zijn essentieel om hoge milieustandaarden binnen de EU te waarborgen, omdat ze de verplaatsing van productie naar plekken met lagere standaarden helpen voorkomen. Dit is ook belangrijk om steun van het publiek te winnen voor ambitieuze klimaatdoelen.

  • Intern moet de EU meer wetgeving op basis van verwerkings- en productiemethoden aannemen, zoals de criteria voor duurzaamheid van biobrandstoffen en indirecte verandering in landgebruik van de Richtlijn hernieuwbare energie, of de Houtverordening. De Commissie moet bijvoorbeeld meer verplichte ecolabels invoeren (alsmede de haalbaarheid bepalen van een ecolabel voor koolstofvoetafdruk) of brandstoffen reguleren op basis van hoeveel broeikasgas er wordt uitgestoten bij de productie ervan. Het is essentieel om dergelijke verplichte EU-vereisten toe te passen op zowel importproducten als op producten uit de interne markt.
  • Bij onderhandelingen over vrijhandelsverdragen moet de EU het voor maatregelen voor verwerkings- en productiemethoden makkelijker maken om te voldoen aan het criterium “publieke beleidsdoelstelling”. De Commissie moet bepalingen afspreken op basis van Artikel XX van de GATT (Wereldovereenkomst voor Tarieven en Handel) zonder de gebruikelijke voorwaarde dat verwerkings- en productiemethoden “geen willekeurige of niet te verdedigen discriminatie mogen vormen”. De EU moet ook onmiddellijk streven naar een minder strenge test voor de publieke beleidsdoelstelling bij de Commissie Handel en Milieu van de WTO.


 De koolstofprijs aanpassen

Het huidige ‘beschermingsmechanisme’ voor de Europese Industrie, zoals vrijstellingen onder het EU-emissiehandelssysteem, moet grondig herzien worden omdat het niet in lijn is met het principe dat de vervuiler betaalt. De EU heeft een systeem nodig waarbij het mogelijk is om de EU-industrie volledig te laten betalen voor zijn CO2-uitstoot, zonder deze niet-concurrerend te maken. Tegelijkertijd moet het systeem het aantrekkelijk maken voor derde landen om een klimaatbeleid in te voeren dat net zo of nog ambitieuzer is dan de beleidslijnen van de EU. Dit kan worden gedaan met een mechanisme dat importprijzen opschroeft naar het niveau van de koolstofprijs van de EU. Een dergelijk mechanisme zou in lijn zijn met de WTO, omdat binnenlandse en geïmporteerde producten gelijk worden behandeld.

  • De EU moet onmiddellijk beginnen met het ontwerp van een mechanisme om de grensbelasting aan te passen voor import en export, en tegelijkertijd afrekenen met het systeem van vrijstellingen en indirecte kostenvergoeding binnen de EU. Wanneer een derde land een minder ambitieus klimaatbeleid heeft, moeten de verschillen die voortkomen uit deze ongelijkheid betaald worden bij de EU-grens. Omgekeerd kunnen EU-exporten onderhevig zijn aan importbelastingen van derde landen, of zelfs exportbelastingen van de EU, wanneer de koolstofprijs van de EU lager is dan die van derde landen. Een dergelijk grensaanpassingsmechanisme zal in lijn zijn met de WTO omdat binnenlandse en geïmporteerde producten gelijk worden behandeld.
  • Inkomsten die worden gegenereerd uit dergelijke belastingen moeten opnieuw worden geïnvesteerd in klimaatondersteunende maatregelen in ontwikkelingslanden.

 

3. Handelsverdragen afstemmen op het Klimaatakkoord van Parijs

Handelsverdragen moeten volledig in lijn zijn met het Akkoord van Parijs. Ze moeten de inspanningen voor vermindering van uitstoot van broeikasgassen versterken; maar ze mogen dergelijke inspanningen ook niet ondermijnen. Aanvullende handel kan geen rechtvaardiging zijn voor meer uitstoot van broeikasgassen, anders zou het Akkoord van Parijs in gevaar komen. Maar om te zorgen dat handelsverdragen volledig in lijn zijn met het klimaatbeleid, is het reguleren van transportuitstoot een belangrijke voorwaarde. Een andere belangrijke voorwaarde is dat toekomstige klimaatafspraken ook over handel gaan, aangezien dit niet was opgenomen in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC).

  • Het daadwerkelijke effect van handelsliberalisering op de uitstoot van broeikasgassen moet voortdurend in de gaten worden gehouden tijdens en na de implementatie van overeenkomsten. Als blijkt dat de uitstoot toeneemt vanwege de handelsuitbreiding, kunnen de overeenkomsten worden opgeschort. Een andere mogelijkheid is het invoeren van corrigerende maatregelen in de vorm van belastingen, met name voor de meest broeikasgas-intensieve producten.
  • Vrijhandelsverdragen bevatten veelal een hoofdstuk inzake Handel en Duurzame Ontwikkeling, waarin de partijen toezeggen om het Akkoord van Parijs effectief in te voeren. Er moet echter aan twee voorwaarden worden voldaan: ten eerste moet de invoering van het Akkoord van Parijs een verplichting zijn en niet slechts een toezegging naar beste vermogen. Ten tweede moeten dergelijke verbintenissen afdwingbaar zijn en moeten er sancties worden toegestaan. De Commissie moet deze aanpak onmiddellijk volgen voor alle recentelijk afgesloten of lopende onderhandelingen voor vrijhandel, zoals die met Japan, Australië, Nieuw-Zeeland, Indonesië, Mexico en Mercosur.
  • Het is cruciaal om zo snel mogelijk een overeenkomst te sluiten over het belasten van uitstoot van maritiem transport en luchtvaart, zodat emissieregulering alomvattend is.
  • De EU moet onmiddellijk beginnen te pleiten voor een uitbreiding van de UNFCCC om ook handel te omvatten. Dit zorgt ervoor dat handelsverdragen verplicht aansluiten op klimaatverplichtingen, in plaats van dat klimaat wordt beschouwd als een publieke doelstelling waarvan de wettelijke legitimiteit steeds moet worden gerechtvaardigd wanneer het de handel dreigt te beperken.

4.      De overgang naar klimaatvriendelijke technologieën versoepelen

Er is dringend behoefte aan snellere verspreiding van technologieën die klimaatverandering kunnen terugdringen, met name in ontwikkelingslanden. Daarom moet de EU zich inzetten voor een nieuw evenwicht in het wereldwijde systeem van intellectuele eigendomsrechten om de wettige overdracht van klimaatvriendelijke technologie te bevorderen.

  • De EU moet bij de WTO aandringen op een verklaring over “intellectuele eigendomsrechten en klimaatverandering”, vergelijkbaar met de Verklaring van Doha over de TRIPS-overeenkomst en de volksgezondheid van 2001. Hierin moet worden aangemoedigd tot technologieoverdracht en waar nodig het toepassen van verplichte licentiëring van belangrijke klimaattechnologie. Op de lange termijn moet de TRIPS-overeenkomst worden aangepast zodat WTO-leden bij patentbescherming een uitzondering kunnen maken voor belangrijke klimaattechnologieën.
  • De EU moet in zijn bilaterale handels- en investeringsverdragen aansturen op bepalingen voor vrijwillige licentiëring, om technologieoverdracht en het gebruik van patenten aan de hand van licenties onder redelijke voorwaarden mogelijk te maken. Dit kan in praktische zin leiden tot de oprichting van een door de VN beheerde patentenpool voor klimaatvriendelijke technologie.
  • Daarnaast moet de EU het principe van een “klimaatveto” instellen in zijn bilaterale vrijhandelsverdragen. Dit biedt de mogelijkheid voor maatregelen die intellectuele eigendomsrechten beperken of opschorten, en maakt de weg vrij voor lokale inhoudsvereisten in investerings- en inkoophoofdstukken, wanneer dit noodzakelijk is voor het bestrijden van klimaatverandering.


5.       Zorgen voor transparantie en participatie met betrekking tot wie de eigenaar is van klimaattechnologie

De overdracht van klimaatgerelateerde technologie moet verder worden aangemoedigd in bilaterale handels- en investeringsverdragen door middel van ondersteunende maatregelen die ervoor zorgen dat het MKB en tussenpersonen van mondiale toeleveringsketens betrokken zijn bij de ontwikkeling van netwerkgebaseerde kennisverwerving.

  • In lopende bilaterale handelsbesprekingen moet de EU aansturen op bepalingen voor transparantie, openbaarmaking en verspreiding van bestaande klimaatgerelateerde intellectuele eigendomsrechten, als noodzakelijke elementen om technologieoverdracht toe te staan.
  • Lopende bilaterale handelsbesprekingen van de EU moeten voorzien in garanties en uitzonderingen met betrekking tot de bescherming van niet openbaar gemaakte gegevens of handelsgeheimen, om het algemeen belang te beschermen. De hoofdstukken over intellectueel eigendom in handelsverdragen moeten in de regel gescheiden zijn van de hoofdstukken die bepalingen over handelsgeheimen bevatten.
  • Herzieningsclausules in handelsverdragen moeten de mogelijkheid bieden voor een voorafgaande hoorzitting, zodat derde partijen zich kunnen verzetten tegen een patent tijdens het onderzoeksproces, en niet pas nadat het patent is toegewezen en het monopolie is gevestigd.

6. Handelspartners belonen die ecologische omstandigheden, biodiversiteit en welzijn van dieren handhaven en verbeteren.    
De liberalisering van handel moet afhankelijk worden gesteld van de naleving en handhaving van duurzaamheidsbepalingen, bescherming van biodiversiteit en sterke regels voor het welzijn van dieren. Om dit te bereiken mogen bepalingen in handelsverdragen de inspanningen voor het verbeteren van dergelijke omstandigheden niet ondermijnen.

  • De liberalisering van handel moet afhankelijk worden gesteld van naleving en handhaving van alle duurzaamheidsbepalingen.
  • Handels- en investeringsverdragen moeten de mogelijkheid bieden om onderscheid te maken tussen hoe dier- en plantproducten worden geproduceerd, geoogst of gevangen. Dergelijke verdragen mogen de etikettering en traceerbaarheid van producten niet ontmoedigen.
  • Handelsbeleid moet aanmoedigen tot internationalisering en verbetering van de Europese normen voor het welzijn van dieren. Om de goede zeden te beschermen en te zorgen voor een gelijk speelveld, moet de EU niet schromen om liberalisering van handel in bepaalde producten afhankelijk te stellen van minimale normen voor dierenwelzijn, en zo bij te dragen aan de verbetering van dierenwelzijn in derde landen.
  • Schending van milieubescherming in EU-handelsverdragen moet onderworpen zijn aan dezelfde geschillenbeslechting als schending van commerciële clausules.

7. Gendergelijkheid centraal stellen bij handelsverdragen

Mannen en vrouwen worden op een verschillende manier beïnvloed door handelsverdragen vanwege structurele ongelijkheid tussen de geslachten. Vrouwen en mannen zijn verdeeld over verschillende sectoren van de economie, waarbij vrouwen meer onbetaalde zorgtaken op zich nemen en meer aanwezig zijn in de informele sector. Er is dringend behoefte aan een handelsbeleid dat traditionele genderrollen verandert in plaats van versterkt.

  • Voordat de onderhandelingen van handelsverdragen beginnen, moeten landspecifieke en sectorspecifieke genderbeoordelingen worden uitgevoerd. Deze genderbeoordelingen moeten duidelijke en meetbare indicatoren bevatten, zodat het effect van het handelsbeleid op geslachtsgelijkheid en de verbetering van de positie van vrouwen kan worden gemeten.
  • EU-handelsverdragen moeten een hoofdstuk over gender bevatten met bindende en afdwingbare bepalingen. Dit hoofdstuk moet aanmoedigen tot internationale inzet voor vrouwenrechten, geslachtsgelijkheid en gendermainstreaming op basis van het Actieprogramma van Peking, de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en het Akkoord van Parijs.

 

8. Sterke arbeidsvoorwaarden eisen om standaarden te verhogen  

Handelsverdragen die de standaarden in de EU verlagen zijn niet in het belang van Europa en moeten worden afgewezen. De EU moet aandringen op sterke sociale bepalingen voor de rechten van werknemers, fatsoenlijk werk en loon in internationale handels- en investeringsverdragen.  Economische gevolgen moeten als laatste middel mogelijk zijn in gevallen waar schending wordt aangetoond.

  • Doctrine van “Schone handen”: de rechten van investeerders worden alleen beschermd als ze in hun eigen bedrijven mensenrechten respecteren.
  • De EU moet als voorwaarde stellen dat derde landen worden gevraagd om bekrachtiging van de fundamentele normen van de IAO.
  • In geval van schending van arbeidsnormen, moeten de door de EU gesloten overeenkomsten in financiële sancties kunnen voorzien.
  • Het handels- en investeringsbeleid moet ondernemers belonen die duurzaam te werk gaan. Om een gelijk speelveld te creëren moeten arbitragebedingen in handelsverdragen niet langer de gevestigde belangen van vervuilende industrieën beschermen. Ze moeten ten minste een wederzijds karakter krijgen en burgers en staten in staat stellen om schadevergoedingen te eisen van bedrijven die het algemeen belang schaden.


9.   Zorgen dat verrekenprijzen geen belastingontduiking mogelijk maken

Handelsverdragen die door de EU worden aangegaan moeten de lat hoog leggen met betrekking tot eerlijke prijsstelling van handel. Door valse verrekenprijzen en belastingontduiking door multinationals wordt een vorm van internationale handel gestimuleerd die niets toevoegt aan het welzijn van mensen of het algemeen welzijn, maar wel zorgt voor onnodige handelsvolumes en CO2-uitstoot, en die kleinere spelers buitensluit.  

  • EU-handelsverdragen moeten strikte regels bevatten voor valse verrekenprijzen en belastingontduiking van beursgenoteerde bedrijven. Dit moet ook het vermijden van kosteneffectieve verplichtingen door bedrijven omvatten, zoals verantwoordelijkheid voor de levenscyclus van producten, waaronder afvalverwerking.
  • EU-handelsverdragen moeten het mogelijk maken om spelers verspreid over mondiale waardeketens en de uiteindelijke begunstigde partijen te identificeren. Zo wordt het eenvoudig om de belasting te traceren die betaald is door hoofdkantoren en dochterondernemingen.
  • De vormen van portfolio-investeringen die het gevoeligst zijn voor speculatie, bijvoorbeeld afgeleide producten met inbegrip van, maar niet beperkt tot, futures en opties, moeten onmiddellijk worden uitgesloten van het toepassingsgebied van alle EU-handelsverdragen waarover op dit moment wordt onderhandeld.

10.   Persoonsgegevens en openbare diensten beschermen door reguleren van handel in diensten
In technologische ontwikkelingen in de dienstensector schuilt een enorm potentieel om de behoefte aan materiële input los te koppelen van het effect op het welzijn van mensen. Dit is echter een lopende ontwikkeling waarvoor een voorzichtige aanpak geboden is in het handelsbeleid van de WTO en de EU. Op dit moment zou de EU richtlijnen voor het reguleren van handel in diensten moeten ontwikkelen, in plaats van algemene regels voor diensten op te stellen.

  • Openbare diensten moeten volledig worden uitgesloten van alle handelsverdragen die door de EU worden aangegaan.
  • De plurilaterale TISA-besprekingen (Trade in Services Agreement) moeten worden stilgelegd totdat er een grondige beoordeling is uitgevoerd van de effecten ervan op het klimaat en op genderrollen.
  • Bij de onderhandeling van handelsverdragen die betrekking hebben op vrije datastromen, zoals bij e-commerce, moet verzekerd worden dat het standpunt van de EU wat betreft dataprivacy volledig wordt gehandhaafd als een niet-onderhandelbare tekst. Bovendien moeten bepalingen over het lokaliseren van data brede uitzonderingen omvatten voor legitieme ontwikkelingsdoeleinden, en onderhevig zijn aan een herzieningsclausule.

11. Democratische controle verbeteren en publieke participatie en beoordeling van EU-handelsverdragen formaliseren

EU-handelsverdragen hebben in Europa veel invloed op sociale, economische en milieuontwikkeling, en vaak is deze invloed nog groter in de partnerlanden. Daarom is het van het grootste belang dat het handelsbeleid wordt ontwikkeld en uitgevoerd op een participatieve manier, zodat alle groepen een stem krijgen in plaats van slechts een paar lobbyisten van de industrie. Het handelsbeleid moet ook flexibel zijn, zodat waar nodig waarborgen en uitzonderingen mogelijk zijn.

  • Het is essentieel voor het democratisch toezicht dat het Europese Parlement vanaf het begin betrokken is bij handelsbesprekingen. Het Parlement moet formele rechten krijgen om te stemmen over het mandaat voor handelsverdragen, naast parlementaire controle tijdens het onderhandelingsproces en een parlementaire stemming over afgesloten handelsverdragen.
  • Nieuwe handelsverdragen van de EU moeten vrijwaringsmechanismen en tijdsgebonden uitzonderingen mogelijk maken, die onder nader te bepalen voorwaarden op gang gebracht kunnen worden door een parlementaire beslissing.
  • Alle stadia van een bilaterale handelsrelatie moeten gepaard gaan met openbaar beschikbare beoordelingen. Daarnaast moeten de beoordelingen aanzienlijk worden uitgebreid om ook de meting van de import en export van biosfeer te omvatten, en de verwezenlijking van de Agenda 2030-doelstellingen die het meest betrekking hebben op handel.
  • Als eerste stap moet de Europese Commissie op participatieve wijze beoordelingscriteria ontwikkelen voor de verwezenlijking van Doel 5 over de invloed van EU-handelsrelaties op geslachtsgelijkheid, Doel 9 over technologische innovatie, en Doel 13 over klimaatactie van de Agenda 2030.

12. Multilateralisme in EU-handelsverdragen bevorderen

Het is belangrijk dat de EU nadruk legt op een WTO-gebaseerd multilateralisme, omdat dit hevige kritiek krijgt van de VS en China. De EU moet aansturen op een eerlijk multilateraal kader voor handelsbesprekingen.

  • De EU treedt bij de WTO op als een enkele speler en wordt vertegenwoordigd door de Commissie in plaats van door de lidstaten. In het verleden was de EU een van de grootste gebruikers van het geschillenbeslechtingssysteem van de WTO. De EU moet een actieve rol spelen in de samenwerking met handelspartners die ook een multilaterale aanpak hebben. Er is intensievere samenwerking met deze partners nodig om weerstand te bieden tegen de inspanningen van degenen die de multilaterale handelsorde willen vernietigen.
  • Europa moet zich richten op multilaterale handelsverdragen in plaats van bilaterale verdragen die het multilaterale handelssysteem proberen te ondermijnen.
  • Het handelsbestuur van de EU moet worden hervormd, en interne onevenwichtigheid moet worden aangepakt om de externe geloofwaardigheid van de EU te versterken. Het versterken van Europa's sociale model kan protectionistische verleidingen afwenden.
  • Europa moet zijn verdediging tegen oneerlijke handelspraktijken aanscherpen.
  • De EU is 's werelds grootste investeerder en een grote ontvanger van directe buitenlandse investeringen van anderen (Foreign Direct Investment, FDI). FDI moet aangetrokken blijven worden, maar de EU moet zorgvuldig onderzoek doen naar het belang van veiligheid en openbare orde met betrekking tot inkomende FDI en acquisities, en dit ondersteunen met een pan-Europees controlemechanisme. Ook is het zaak om strategische technologieën te beschermen tegen overname door praktijken van marktmanipulatie.
GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?