Schriftelijke vraag van Kathalijne Buitenweg (GroenLinks) en Bart Staes (Groen!)
In antwoord op de schriftelijke vragen E-4427/07 en E-4428/07 gaf de Commissie aan dat ze uitvoerig van gedachte zou gaan wisselen met vogelbeschermers en de Spaanse autoriteiten om te kijken welke mogelijkheden de huidige voorschriften bieden voor het laten liggen van karkassen van landbouwhuisdieren. De Commissie gaf tevens aan dat ze in die gedachtewisseling zou kijken in welke zin de huidige voorschriften gewijzigd zouden kunnen worden.
Het laten liggen van dode wilde zoogdieren heeft in Nederland en ander Europese landen niet geleid tot gevaar voor de dier- en volksgezondheid. Dode dieren zijn in de natuur van groot belang voor de ontwikkeling van biodiversiteit en in het bijzonder voor de talrijke aaseters waaronder zeearend, gier, raaf en tal van insecten, maar ook voor tal van roofdieren.
1. Wat is het resultaat van de hierboven beschreven uitvoerige gedachtewisseling met vogelbeschermers en de Spaanse autoriteiten?
2. Is de Commissie van mening dat de huidige Gemeenschapswetgeving, in het bijzonder Richtlijn 79/409/EEG (1), een belemmering vormt voor het laten liggen van karkassen van grote grazers in Europese natuurgebieden zoals in de Nederlandse spoor-A-natuurgebieden?
3. Zo ja, is de Commissie voornemens om tot concrete wijzigingsvoorstellen te komen die het mogelijk maken om op ecologische gronden karkassen van grote grazers te laten liggen in gebieden waar dit geen gevaar oplevert voor de dier- en volksgezondheid?
4. Zo nee, wat gaat de Commissie doen om de overlevingskansen van aaseters van grote grazers te vergroten?
5. Is de Commissie voornemens om de in het wild levende runderen en paarden in natuurgebieden dezelfde status te geven als wilde diersoorten en daarvoor dezelfde wet- en regelgeving toe te passen?
6. In de lidstaten bestaat veel verwarring over de vraag welke regelgeving van toepassing is op het laten liggen van kadavers in Natuurgebieden, zowel in grootschalige „spoor A” gebieden als in de kleinere. Is hier nationale of Europese regelgeving op van toepassing?
(1)
PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.
***
ANTWOORD VAN COMMISSARIS VASSILIOU (op 23 april 2009)
Tijdens een ontmoeting met de bevoegde autoriteiten en met vogelbeschermers in Spanje heeft de Commissie de gelegenheid gehad van gedachten te wisselen over de praktische toepassing van de gezondheidsvoorschriften voor het vervoederen van niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten aan bepaalde, met uitsterven bedreigde, aasetende vogelsoorten. Daarbij werd ook een demonstratie gegeven van de praktische toepassing van de huidige voorschriften op een voederplaats in de regio Castilla y León, waar aan bepaalde giersoorten kadavers worden vervoederd.
Momenteel staat Verordening (EG) nr. 1774/2002(1) inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten voor het voederen van wilde dieren het gebruik toe van bepaald materiaal van dieren waaraan geen risico van overdraagbare spongiforme encefalopathie (TSE) verbonden is, mits dit geschiedt onder door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten vastgestelde en gecontroleerde voorwaarden. Daarnaast mogen hele kadavers van runderen, schapen en geiten aan bepaalde, met uitsterven bedreigde of beschermde, aasetende vogelsoorten worden vervoederd in de zes lidstaten waar die soorten in hun natuurlijke habitat leven. Dit mag alleen gebeuren onder de voorwaarden van Beschikking 2003/322/EG van de Commissie(2), die bedoeld zijn om de overdracht van ziektes te voorkomen.
Na de goedkeuring van het voorstel van de Commissie voor een herziene verordening inzake dierlijke bijproducten(3) bespreken de Raad en het Parlement thans de werkingssfeer van de toekomstige gezondheidsvoorschriften voor het vervoederen van dierlijke bijproducten aan bepaalde beschermde soorten. De door de geachte Parlementsleden aan de orde gestelde vragen zijn in dat verband ook besproken, met name een mogelijke uitbreiding van de vervoederingsvoorschriften tot beren en wolven, en de mogelijke toestemming voor rechtstreekse vervoedering van kadavers aan beschermde soorten die leven in gebieden met extensieve beweiding van landbouwhuisdieren.
De Commissie is bereid met de lidstaten en belanghebbenden besprekingen op gang te brengen over mogelijke maatregelen ter uitvoering van het nieuwe rechtskader zodra de wetgevers tot overeenstemming zijn gekomen. Die maatregelen zouden gebaseerd moeten zijn op een juist evenwicht tussen de bescherming van de dier- en volksgezondheid, en de bevordering van biodiversiteit. In dat verband valt ook te denken aan een uitbreiding van de vervoederingsvoorschriften voor dieren in hun natuurlijke habitat tot andere dieren, zoals dieren in natuurgebieden.
(1)
PB L 273 van 10.10.2002.
(2)
PB L 17 van 13.5.2003.
(3)
COM(2008)345 def.