Resolutie van het Europees Parlement over de Algemene
Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) in het kader van de WTO, met inbegrip van de culturele
verscheidenheid
Het Europees Parlement,
– gezien de Algemene
Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS),
– gelet op paragraaf 15 (diensten) van de
ministeriële verklaring van Doha van 14 november 2001,
– gezien de verzoeken van de Europese
Gemeenschap aan andere WTO-leden inzake een verdere liberalisering van de diensten,
– gezien
de verzoeken van andere WTO-leden aan de Europese Gemeenschap,
– gezien eerste conceptvoorstellen
die door de Europese Gemeenschap aan andere WTO-leden moeten worden voorgelegd,
– gelet op artikel
133, zoals gewijzigd door het Verdrag van Nice,
A. overwegende dat het delicate karakter van de
handel in diensten wordt erkend in artikel 133 van het Verdrag van Nice doordat de Gemeenschap en de lidstaten
een gedeelde bevoegdheid blijven houden voor handelsakkoorden betreffende culturele en audiovisuele diensten,
onderwijsdiensten alsmede sociale en volksgezondheidsdiensten,
B. overwegende dat openbare
dienstverlening een belangrijke factor in de economische, sociale en milieusamenhang en als een democratisch
instrument is,
C. overwegende dat de overheid en de openbare nationale, regionale en lokale
instellingen derhalve verantwoordelijkheid moeten blijven voor de openbare diensten (zoals onderwijs,
gezondheidszorg, openbaar vervoer, watervoorziening en afvalbeheer), zodat de sociale en milieunormen niet
kunnen worden betwist in het kader van de GATS,
D. overwegende dat de openbare diensten die niet
onder de GATS vallen, strikt gedefinieerd zijn in artikel 1, lid 3 als "diensten verleend in de uitoefening van
het overheidsgezag", hetgeen inhoudt "diensten die niet op een commerciële basis en ook niet in mededinging met
een of meer dienstverrichters worden verleend",
E. overwegende dat in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie wordt gesteld dat "de Unie de culturele, godsdienstige en taalkundige
verscheidenheid eerbiedigt" (artikel 22), en overwegende dat de noodzaak om deze waarden te behouden en te
beschermen zowel binnen als buiten de EU belangrijker moet zijn dan handel,
F. overwegende dat
in de Universele Verklaring van de UNESCO inzake culturele verscheidenheid wordt gewezen op "de specificiteit
van culturele goederen en diensten, die als dragers van identiteit, waarden en betekenis niet slechts mogen
worden behandeld als grondstoffen of consumentengoederen" (artikel 8) en gesteld wordt dat "de marktkrachten
alleen het behoud en de bevordering van de culturele verscheidenheid, die de sleutel vormt tot duurzame
menselijke ontwikkeling, niet kunnen waarborgen" (artikel 11),
G. overwegende dat eenmaal
aangegane GATS-verplichtingen heel moeilijk terug te draaien zijn en dat nieuwe voorstellen pas ter beoordeling
aan het publiek en het Parlement werden voorgelegd toen deze waren afgerond,
H. overwegende dat
de EU ervoor moet zorgen dat er een coherentie blijft bestaan tussen de eisen die zij stelt aan andere landen en
de voorzieningen die zij biedt aan haar eigen dienstverlenende sectoren zodat er niet met twee maten wordt
gemeten,
I. overwegende dat artikel IV, lid 3 van de GATS vereist dat "bijzondere aandacht
wordt geschonken aan de ernstige problemen van de minst ontwikkelde landen om akkoord te gaan met specifieke
verplichtingen met het oog op hun eigen economische situatie en hun ontwikkeling, handel en financiële
behoeften",
J. overwegende dat het WTO-onderhandelingsmandaat van de Commissie in 1999, nog
voor Seattle, door de Raad is gegeven, en thans moet worden herzien,
Transparantie
en democratische controle
1. stelt vast dat de Europese Unie niet over
grondwettelijke regelingen beschikt krachtens welke het Parlement de ontwerpvoorstellen van de Commissie grondig
kan controleren en beschouwt dit als een sprekend voorbeeld van het democratisch deficit in de Unie en een als
ernstige aanklacht tegen de interinstitutionele machtsstructuur;
2. wijst er met name in
verband met de afnemende bevoegdheden van de nationale parlementen op dit gebied op, dat het Parlement een
belangrijker rol moet spelen in de externe commerciële beleidsvorming, waaronder toezicht op onderhandelingen en
op het sluiten van internationale handelsovereenkomsten;
3. vindt het onredelijk dat de
Commissie nog altijd met de WTO onderhandelt op basis van een Raadsmandaat dat in 1999 is verstrekt en dat de
Raad, met name op het gebied van de handel in diensten, waar de gevolgen en complexiteiten van de GATS thans
veel duidelijker zijn, nieuwe instructies aan de Commissie moet geven; wenst nauw bij de formulering van dit
mandaat te worden betrokken;
4. erkent dat de Commissie zich bepaalde inspanningen heeft
getroost om algemene informatie over de GATS-onderhandelingen te verstrekken, maar is van mening dat dit
geenszins kan worden beschouwd als een gedetailleerde raadpleging van het Parlement; is ervan overtuigd dat de
democratische legitimiteit in dergelijke onderhandelingen een actieve en geïnformeerde deelneming van
parlementsleden op Europees en nationaal niveau vereist;
5. wijst erop dat de openbare
controle en de discussie over de GATS in de EU bijna volledig hebben plaatsgevonden op grond van uitgelekte
exemplaren van de documenten met eisen en aanbiedingen die door niet-gouvernementele organisaties beschikbaar
kwamen, waardoor dit proces in een zeer ironisch daglicht komt te staan;
Overheidsdiensten en openbare beleidsvorming
6. begrijpt volkomen dat
het publiek zich ernstige zorgen maakt over de zeer beperkte definitie van overheidsdiensten die zijn
uitgesloten van de GATS en verlangt derhalve een wijziging of een interpretatieve opheldering om de juridische
reikwijdte en de geldigheid van nationale wetten en regelgeving duidelijk te maken;
7. is van
mening dat in het nieuwe Commissiemandaat het recht van openbare autoriteiten en instellingen op nationaal,
regionaal en lokaal niveau met betrekking tot de regelingen voor overheidsdiensten (zoals onderwijs, openbare
gezondheidszorg, openbaar vervoer, watervoorziening en afvalbeheer) expliciet moet worden opgenomen zodat de
sociale en milieunormen niet kunnen worden betwist in het kader van de GATS;
8. wenst dat het
recht om regels vast te stellen op een nauwkeurige en precieze wijze wordt geformuleerd zodat het uiteindelijk
gaat om het algemeen belang en niet om de toepassing van handelscriteria, zoals noodzakelijkheidscriteria of de
minst beperkende handelsmaatregelen;
Gevolgen voor ontwikkelingslanden
9. dringt
er bij de EU op aan niet van de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen te eisen dat deze hun
diensten verder liberaliseren totdat de resultaten van onderzoeken naar de gevolgen van duurzaamheid beschikbaar
zijn waaruit blijkt dat de betrokken landen daarvan duidelijk profiteren;
10. erkent dat
sommige ontwikkelingslanden en minst ontwikkelde landen nauwelijks of helemaal niet in staat zijn om regelingen
te treffen voor de dienstensectoren die voorheen onder overheidstoezicht stonden of in overheidsbezit waren, en
verlangt derhalve dat de EU in geen geval aandringt op een verdere liberalisering van deze sectoren;
11. wijst er voorts op dat veel van de eisen van de EU, met name op het gebied van het toezicht op
investeringen, met zich mee zou brengen dat wettelijke beschermingsmaatregelen die door ontwikkelingslanden zijn
ingesteld, worden afgeschaft;
12. wijst er nadrukkelijk op dat bepaalde dienstensectoren, zoals de
watervoorziening en afvalverwerking in de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen een bijzondere
status hebben, omdat deze rechtstreekse en zeer grote gevolgen hebben op het dagelijks leven van de bevolking en
derhalve een speciale bescherming tegen uitbuiting vereisen;
13. stelt vast dat de Raad voor
handel in diensten van de WTO niet, zoals vereist is krachtens artikel XIX, punt 3 van het GATS "een beoordeling
van de handel in diensten in algemene termen en op een sectoriële basis onder verwijzing naar de doelstellingen
van deze overeenkomst" heeft ondernomen en is derhalve van mening dat deze beoordelingen moeten worden verricht
en voor de afronding van de huidige onderhandelingen moeten worden gepubliceerd;
Culturele verscheidenheid
14. onderstreept het belang van culturele
verscheidenheid en de noodzaak om nationale en regionale verscheidenheid te eerbiedigen en de aandacht te
vestigen op het gemeenschappelijk cultureel erfgoed; wijst erop dat elke lidstaat de juridische mogelijkheden
moet krijgen om alle noodzakelijke maatregelen te nemen op het gebied van het culturele en audiovisuele beleid
om de culturele verscheidenheid te bewaren en te bevorderen;
15. onderstreept dat culturele
goederen en diensten verschillen van andere goederen en diensten en anders behandeld moeten worden in
internationale handelsovereenkomsten, doordat deze niet worden onderworpen aan dezelfde regels die gelden voor
gestandaardiseerde massaconsumptiegoederen;
16. verzoekt de Commissie zich ervoor in te zetten
dat de Gemeenschap, de lidstaten en de regio's in staat blijven hun eigen beleid op de gebieden cultuur en
audiovisuele media te definiëren en uit te voeren, teneinde hun culturele verscheidenheid te kunnen bewaren;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de
Commissie, de lidstaten en de directeur-generaal van de WTO.