De Commissie heeft een
nieuwe mededeling goedgekeurd over "Het aandeel van hernieuwbare energie in de EU", waarin wordt nagegaan welke
vooruitgang de EU15 moeten boeken om tegen 2010 22% van hun elektriciteit op basis hernieuwbare energiebronnen
te produceren en, meer in het algemeen, om 12% van hun volledige energieverbruik op basis van hernieuwbare
bronnen te produceren. In 2001 bedroeg het aandeel van hernieuwbare energiebronnen 6%, tegenover 40% voor olie,
23% voor aardgas, 15% voor vaste brandstoffen en 16% voor kernenergie. Tot dusver hebben slechts enkele
lidstaten een aantrekkelijk kader voor hernieuwbare energiebronnen opgesteld. Gezien deze magere resultaten
spoort de Commissie de lidstaten aan passende maatregelen te nemen om de doelstelling van 2010 te
verwezenlijken. De Commissie stelt voor aanvullende concrete acties te ondernemen op nationaal en communautair
niveau.
"Deze mededeling komt op het juiste moment. Europa wordt immers geconfronteerd met
stijgende olieprijzen en moet maatregelen nemen om de uitstoot van broeikasgassen te beperken. Het is nog niet
te laat voor de lidstaten om hun beleid te wijzigen, zodat hernieuwbare energie eindelijk van de grond komt in
Europa", verklaarde vice-voorzitter Loyola de Palacio.
DRIE DOELEN
Met de vandaag goedgekeurde mededeling streeft de Commissie drie doelen na:
(1) zij
gaat na in hoeverre de EU15 vooruitgang heeft geboekt bij de verwezenlijking van de doelstelling om tegen 2010
22% van hun elektriciteit op basis van hernieuwbare energiebronnen produceren;
(2) zij beoordeelt de
haalbaarheid van de doelstelling om tegen 2010 12% van het totale energieverbruik op basis van hernieuwbare
bronnen te produceren;
(3) zij doet voorstellen voor concrete acties die de EU25 op nationaal en
communautair niveau dienen te nemen in het kader van de Wereldconferentie over duurzame energie, die in juni
2004 in Bonn zal worden gehouden.
Op basis hiervan wordt in de mededeling ook nagegaan welke
doelstellingen de Unie zich voor 2020 moet stellen. In de mededeling wordt ertoe opgeroepen het doel dat door
belanghebbenden en door het Europees Parlement voor 2020 is voorgesteld, namelijk een aandeel van 20% bereiken
in de EU25, grondig te analyseren. Deze analyse moet uiterlijk in 2005 worden uitgevoerd zodat in 2007 het debat
over het doel voor de periode na 2010 kan worden geopend.
BEOORDELING VAN DE
VOORUITGANG
Volgens de voorspellingen zal de EU15 met de huidige nationale
beleidsmaatregelen tegen 2010 slechts 18 à 19% van zijn totale energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen
halen, in plaats van de vooropgestelde 22%. Uit analyses blijkt dat slechts vier lidstaten (Duitsland,
Denemarken, Spanje en Finland) op de goede weg zijn om hun nationale doelstellingen te verwezenlijken. Deze
landen hebben een aantrekkelijk kader voor hernieuwbare energiebronnen opgesteld. Verscheidene andere lidstaten
hebben recentelijk echter nieuwe wetgeving goedgekeurd die hun in staat zou kunnen stellen hun nationale
doelstellingen te verwezenlijken.
Waarschijnlijk zal tegen 2010 dubbel zoveel windenergie
worden geproduceerd dan aanvankelijk was verwacht. Europa is wereldmarktleider op het vlak van technologie voor
windenergie, met een marktaandeel van 90%. In Denemarken bedroeg het aandeel van windenergie in 2002 14% en in
2003 bijna 16%. Windenergie heeft een sterke groei gekend tot 60 TWh in een jaar met gemiddelde windsterkte,
maar heeft nog steeds maar een aandeel van 2,4% in het totale elektriciteitsverbruik van de EU. Bovendien weegt
de sterke groei van windenergie niet op tegen de trage ontwikkeling van installaties om energie uit biomassa te
winnen. Uit analyses blijkt dat het beleidskader op dit gebied beter moet worden gecoördineerd. Om stabiele
groei mogelijk te maken is het van essentieel belang dat de toegang van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen
tot het elektriciteitsnet wordt verbeterd en dat administratieve belemmeringen uit de weg worden geruimd.
BEOORDELING VAN DE HAALBAARHEID
Om tegen 2010 12% van het
totale energieverbruik op basis van hernieuwbare bronnen te produceren, moeten niet alleen in de
elektriciteitssector, maar ook op het gebied van vervoer, verwarming en energie-efficiëntie maatregelen worden
genomen. Op deze gebieden zijn reeds verscheidene richtlijnen goedgekeurd, bijvoorbeeld wat de bevordering van
biobrandstoffen, de energieprestaties van gebouwen en de bevordering van warmtekrachtkoppeling betreft. Wanneer
deze richtlijnen strikt worden toegepast, zal in het beste geval een aandeel van 10% worden bereikt. Om de
vooropgestelde 12% te halen, zijn extra inspanningen in de sector verwarming noodzakelijk. In Duitsland,
Oostenrijk, Spanje, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden wordt het gebruik van biobrandstoffen
aangemoedigd via fiscale maatregelen, maar ook op dit gebied moeten nog meer inspanningen worden geleverd.
VOORSTELLEN VOOR CONCRETE ACTIES OP NATIONAAL EN COMMUNAUTAIR NIVEAU
De Europese Commissie is van mening dat de inspanningen weliswaar de goede richting uitgaan,
maar toch nog onvoldoende zijn. Er moeten betere ondersteuningsprogramma's worden ontwikkeld, met volledige
inachtneming van de regels van het Verdrag. Volgens ramingen is een investering van 10 tot 15 miljard euro per
jaar nodig om de doelstelling van 12% in de EU15 te halen. Deze investering kan door de overheidssector worden
gedragen, maar steun van de privé-sector is onontbeerlijk. Het succes van windenergie in drie lidstaten moet tot
de rest van de EU worden uitgebreid, met inbegrip van de groene certificaten, marktmechanismen,
belastingvrijstellingen enz.
Bovendien stelt de Commissie voor om de bevordering van
hernieuwbare energiebronnen volledig te integreren in de structuur- en cohesiefondsen en in de internationale
samenwerkingsprogramma's van de EU. De inspanningen op het vlak van onderzoek en ontwikkeling moeten worden
opgevoerd en het brede publiek moet sneller worden gewonnen voor onderzoek, technologische ontwikkeling en
demonstratie op het vlak van hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie in Europa.
Daarenboven zal de Commissie nieuwe concrete maatregelen nemen, met name een gecoördineerd plan om
energiewinning uit biomassa in de EU te bevorderen. Zij zal ook haar inspanningen ten gunste van biobrandstoffen
opvoeren, de mogelijkheden voor een EU-beleid inzake windmolenparken op zee evalueren en de benodigde
netwerkinfrastructuur versterken.
Met het oog op de Wereldconferentie over duurzame energie, die in juni 2004 in
Bonn plaatsvindt, bevestigt de Commissie dat energie, en met name hernieuwbare energie, een
van de belangrijkste middelen is om armoede te verlichten en duurzame ontwikkeling op lange termijn tot stand te
brengen.
Reactie Europese Groenen