In een dubbelinterview van begin januari 2004 in “De Tijd” verklaarden nationaal hormonenmagistraat Johan Sabbe en gedelegeerd bestuurder Piet Vanthemsche van het “Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV): “ Politici willen horen dat het probleem van hormonen in de veeteelt opgelost is. ” Welnu, de strijd tegen de hormonenmaffia – en meer in het algemeen in de strijd voor een gezonde en veilige voeding – is nog niet gestreden. Wat politici ook willen horen.
Opgepast, de laatste jaren zijn we met enorme stappen vooruit gegaan. Zeker in het hormonendossier, waarin ik vijftien jaar geleden – samen met toenmalig europarlementslid Jaak Vandemeulebroucke – begon te graven.
Vooreerst de vaststelling dat het gesjoemel in de vleesproductie beheerst en beheerd werd door een kleine kern van een twintigtal malafide, gewetensloze en niets ontziende vetmesters en dierenartsen. We beschreven hun handel en wandel en vermeldden hun initialen en woonplaats. Toen -net zoals nu- was er ook al sprake van “autostradedierenartsen”! Dit gedeelte van de persconferentie kreeg verreweg de meeste media aandacht. Nochtans waren de hoofdstukken twee en drie en de conclusies en aanbevelingen van de perstekst veel belangrijker.
Hoofdstuk twee bevatte een nauwkeurige analyse van de hormonenwet van 1985: een instrument dat op dat ogenblik geen serieus wapen was in de handen van magistraten, keurders en inspecteurs in hun vaak eenzame strijd tegen voornoemde sjoemelaars. Van de wet ging geen enkele afschrikking uit. De strafmaat beperkte zich tot gevangenisstraffen van acht dagen tot drie maanden en boetes van enkele duizenden franken.
Hoofdstuk drie analyseerde hoe de Belgische overheid de strijd tegen het geknoei met ons voedsel aanpakte. De aanpak lag verspreid over niet minder dan vijf ministeries: Landbouw, Volksgezondheid, Financiën, Binnenlandse Zaken en Justitie. Bijzonder erg was dat er tussen die verschillende ministeries geen of nauwelijks sprake was van een gecoördineerde aanpak. Waar er al overleg en coördinatie plaatsvonden, gebeurde dat op het initiatief van een alerte inspecteur of keurder hier, twee rijkswachters daar en twee of drie gedreven onderzoeksrechters ginder.
De boodschap van Jaak Vandemeulebroucke was klaar en duidelijk. België heeft nood aan een betere en strengere hormonenwet. Binnen het gerecht moet er een magistraat komen die de zaken coördineert. Er bestaat nood aan een multidisciplinaire Task-Force en de diensten die instaan voor de controle van ons voedsel moeten anders georganiseerd worden.
De strengere hormonenwet kwam er pas in 1994 na een hele reeks intimidaties en aanslagen op keurders van het Instituut voor Veterinaire Keuring. De nationale hormonenmagistraat en de multidisciplinaire hormonencel kwamen er op 17 maart 1995, enkele weken na de moord op Karel Van Noppen. En de reorganisatie van de inspectiediensten kwam slechts op gang na de PCB-crisis in de eerste helft van 1999.
Het heeft lang geduurd. En het blijft al bij al merkwaardig te moeten vaststellen dat de grote stappen vooruit steeds werden gezet naar aanleiding van heuse crisissen: intimidatie, aanslagen, een moord en een serieuze besmetting van de voedselketen. Maar het resultaat mag al bij al gezien worden. Ik ben het eens met Johan Sabbe en Piet Vanthemsche waar ze stellen dat er veel minder wordt gespoten dan tien jaar geleden. En ik steun ze tenvolle als ze aan mijn collega’s in Kamer en Senaat en aan de bevoegde ministers vragen dat er blijvend geïnvesteerd moet worden in deze strijd. Het afschrikkingeffect moet blijven. Dat kan inderdaad alleen door controles te blijven uitvoeren en aan preventie te doen.
Bovendien draait de hele problematiek al lang niet meer alleen rond de illegale toediening van geslachtshormonen , cortico's, beta-agonisten, antibiotica of ander ongewenst spul. Nieuwe cocktails en producten worden uitgetest, technieken worden verfijnd. En de "trial and error"-methode wordt volop toegepast. Overigens merken we al jaren dat de beperkte groep sjoemelaars hun activiteiten verplaatsen naar andere terreinen: het gebruik van illegale producten in de paardensport, in zogenaamde volkssporten als de vinkenzettingen en de duivensport, de doping in de sportwereld, zowel professioneel als recreatief, de vleesfraude, het onterecht opstrijken van Europese subsidies en de fraude met farmaceutica via internet en postzendingen. Sommigen zetten zeer vernuftige bedrijfsconstructies op waar je in de familieholding zowel immobiliënmaatschappijnen, labo's, apotheken als farmaceutische firma's aantreft. Er ligt dus nog flink wat werk op de plank. Ook in Europa trouwens.
Na de Europese verkiezingen in juni 1999 en het aantreden van de Commissie-Prodi was één ding overduidelijk. Ook de Europese wetgeving met betrekking tot voedsel was aan herziening toe. De consumenten hadden op grote schaal hun vertrouwen verloren door een opeenvolging van voedselcrises: het illegaal gebruik van hormonen in de veeteelt, de gekke koeienziekte, het misbruik van antibiotica, de dioxine/PCB-crisis in België, het onveilig gebruik van pesticiden bij de teelt van fruit en groenten.
David Byrne, Europees Commissaris voor Consumentenbescherming en Volksgezondheid, beschreef de situatie als volgt: “Onze voedselwetten zijn zoals een oud model van een wagen, door de jaren heen overal aangepast om zo gelijke tred te houden met de nieuwe tijden en nieuwe ontwikkelingen. Veiligheidsgordels voor de passagiers, airbags, een catalysator, nieuwe banden, een servostuur, een CD-speler. Na jaren van oplapwerk is dat oude model veranderd in een vreemd gedrocht, ver van zijn oorspronkelijke vorm en opzet.
Daar komt dan nog bij dat zijn betrouwbaarheid begint te wankelen. Door al die nieuwe gadgets is hij minder vlot bestuurbaar; hij weigert soms helemaal dienst. Het kan dan ook nauwelijks verwonderen dat de meeste mensen er niet meer mee willen rijden.
Ze hebben nood aan een compleet nieuw model. Modern, gestroomlijnd, efficiënt, goed ontworpen, met verschillende componenten die goed op elkaar zijn afgestemd en die samen zorgen voor een optimale werking.”
Het eerste werk van de EU-Commissaris was na te gaan waar het systeem gaten vertoonde en tegelijk om iedereen op te roepen met voorstellen op de proppen te komen om ze te dichten. Al in januari 2000 leidde dit tot een Actieplan Voedselveiligheid, gepubliceerd in het Witboek Voedselveiligheid van de Europese Commissie.
Voor de eerste keer verzamelde dit Witboek alle aspecten van voedselveiligheid in de hele voedselketen; van hygiëne tot dierenwelzijn, van productie tot consumptie, ...
Sinds toen is er een aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het verwezenlijken en toepassen van de meer dan 80 verschillende actieterreinen en wetgevingsvoorstellen die in het Witboek werden opgesomd. Het ging dan onder meer over: (vee)voeder, de gezondheid en het welzijn van dieren, de hygiëne, de aanwezigheid van vervuilende stoffen en residuen, de verpakking van voedsel, enz.
De eerste pijler van dit systeem was de oprichting van een Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EAVV).
De EAVV is de hoeksteen van de Europese voedselveiligheidspolitiek. Het laat zich leiden door wetenschappelijke bevindingen op welke het zijn beslissingen baseert. In het scheiden van het inschatten van risico’s aan de ene kant en het omgaan met risico’s aan de andere kant, is er een structuur gecreëerd die de consument waarborgt dat alle kwesties met betrekking tot voedselveiligheid op een adequate en doorzichtige manier worden aangepakt. Ze zal de wetenschappelijke basis van onze voedselveiligheidsbeleid versterken en coördineren en ze zal op Europees niveau een onafhankelijke, wetenschappelijke stem laten horen in deze materie. Het is ook belangrijk dat de EAVV aantoont dat ze in nauw contact staat en op een dynamische manier samenwerkt met de nationale agentschappen voor voedselveiligheid. Zo wordt het mogelijk om een 100% effectieve politiek van crisiscommunicatie en -aanpak te voeren.
De tweede belangrijke pijler van de Europese aanpak met betrekking tot een modern voedselveiligheidssysteem is de Europese levensmiddelenwet. Deze Verordening
zet de algemene lijnen uit van de principes en vereisten van een levensmiddelenwetgeving en schrijft de procedures voor die moeten worden toegepast inzake voedselveiligheid.
En belangrijk: voor de eerste keer in de geschiedenis worden deze principes ook toegepast op veevoeder. Dit is essentieel omdat veel van de problemen met voedingsproducten voor mensen hun oorsprong kennen in veevoeder (BSE, dioxines, groeihormonen, rioolslib, ...).
De levensmiddelenverordening gaat ervan uit dat de verantwoordelijkheid voor de levering van veilige voeding en voeder bij de producenten ligt. Onveilig voedsel en voeder moet van de markt worden gehaald. Voedingsproducten, veevoeder en ingrediënten ervan moeten traceerbaar zijn. Voedingsproducten moeten worden opgevolgd door een snel waarschuwingssysteem, een zgn. Rapid Alert System, dat in werking moet treden vanaf het moment dat er twijfel ontstaat over de veiligheid van voedsel. Het si van toepassing op alle voedsel dat in de EU wordt geproduceerd maar geldt ook voedsel en veevoeder dat vanuit derde landen de EU binnenkomt. Het verplicht de melding van elke directe of indirecte bedreiging van de volksgezondheid, de gezondheid van de dieren en de aantasting van het milieu.
De Commissie voorzag in het Witboek een heel gamma van voorstellen, sommige ervan zijn nog steeds in de wetgevende fase. Het gaat om zowat 80 Europese wetten, richtlijnen en verordeningen. Al deze initiatieven beslaan het hele spectrum van voedselgerelateerde onderwerpen zoals onder meer voedselhygiëne, voedingssupplementen en genetisch gemanipuleerde organismen.
Op het Europese niveau zijn de voorbij vierenhalf jaar bergen werk verzet. Europees Commissaris Byrne heeft gelijk waar hij stelt dat veel van de bouwstenen naar een modern, samenhangend Europees systeem van voedselveiligheid stilaan op hun plaats beginnen te vallen.
Wat me echter serieus zorgen baart is de correcte toepassing van al die regelgeving in alle lidstaten van de Europese Unie die nu nog 15 leden telt maar straks na 1 mei 2004 wordt uitgebreid tot de Unie van de 25.
Mijn zorg wordt bevestigd na lectuur van de belangwekkende BUFALAW-studie van 2001 die gerealiseerd werd door een goede samenwerking tussen de interdepartementale residucel en de Gentse universiteit. BUFALAW is de samentrekking van de begrippen BULL, FALCONE en LAW. BULL is de naam van de Europese congressen die zorgen voor een betere uitwisseling van informatie en een betere samenwerking tussen justitiële en politiediensten inzake hormonencriminaliteit. FALCONE is de naam van de Italiaanse rechter die in 1992 samen met zijn vrouw en drie lijfwachten werd opgeblazen door de Italiaanse maffia. Maar het is ook de naam van een Europese begrotingslijn die projecten en initiatieven ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit financiert. LAW geeft het doel van de studie aan: een vergelijkend onderzoek tot stand brengen van hoe de hormonenrichtlijnen 96/22 en 96/23 in de verschillende nationale wetgevingen zijn omgezet.
De BUFALAW-studie brengt vergelijkend materiaal samen over hoe 19 Europese landen, waaronder 13 EU-lidstaten en 6 kandidaat-lidstaten de strijd tegen het illegaal gebruik van hormonen in de praktijk omzetten. Formeel gezien hebben al die landen de Europese hormonenwetgeving netjes omgezet. Wie de studie er echter goed op na leest , merkt al gauw dat de verschillen enorm zijn. Sommige landen werken alleen met administratieve boetes. Anderen maken uitsluitend gebruik van het strafrecht. Nog anderen combineren de twee systemen. België, Frankrijk, Slovakije en Spanje voorzien in gevangenisstraffen die variëren tussen 1 maand en zes jaar. Polen en Zweden voorzien gevangenisstraffen tot maksimaal twee jaar en in Nederland en Finland riskeer je maximaal 1 jaar gevangenisstraf. Wat betreft de boetes spannen België en Spanje de kroon met een maximum tot 600.000 euro. Ierland en Polen vormen een middengroep met boetes tussen de 300.000 en de 180.000 euro, dit terwijl Frankrijk, Italië; Nederland, Portugal en Slovakije boetes voorzien die schommelen tussen de 152,4 euro en 76.224,51 euro. Maar ook de bevoegdheden van keurders, inspecteurs en politiemensen verschillen van land tot land. Het is bijvoorbeeld merkwaardig te kunnen vaststellen dat de administratieve inspectiediensten in Hongarije, Italië en Slovakije het recht hebben het privé-huis van de verdachte landbouwers te betreden. In Polen bijvoorbeeld vallen alle overtredingen van de hormonenwetgeving onder de strafwet. Vreemd dan te moeten lezen dat de Poolse politiediensten geen enkele bevoegdheid dragen in de strijd tegen het illegaal gebruik van groeibevorderaars.
De 227 bladzijden tellende studie bevat een schat aan gegevens die duidelijk maakt dat de Europese Commissie niet alleen formeel zal moeten nagaan of de hormonenrichtlijnen wel in nationale wetgeving zijn omgezet maar ook zal moeten toezien hoe de overheden van de 25 in de praktijk de strijd tegen illegale groeibevorderaars organiseren. Eén zaak staat vast: de 24 andere landen vinden vast veel inspiratie bij het "Belgische model".
De Europese Unie moet er bovendien voor zorgen dat de diverse nationale wetgevingen en maatregelen tegen het illegaal gebruik van groeibevorderaars beter op elkaar wordt afgestemd. In alle landen moeten er naar Belgisch voorbeeld multidisciplinaire cellen komen die zich toeleggen op een correcte naleving van de hormonenwetgeving. Ook de wetgeving rond de import en export moet Europees worden uitgebouwd. Alle kennis over netwerken en illegale stromen van farmaceutische producten die nu verspreid ligt over vele nationale instanties zou moet worden samengebracht in een "Multidisciplinair Europees Documentatie Centrum". Een soort “Central Intelligence Agency” (CIA) voor criminaliteit met farmaceutische producten. Dat centrum dat wellicht gehuisvest kan worden in de kantoren van het Voedsel- en Veterinair Bureau in Ierland moet een kruispuntbank worden met een flinke databank die alle voorradige gegevens en analyses bevat. Het zou moeten kunnen functioneren als een "snel waarschuwingssysteem" telkens nationale overheidsdiensten internationale netwerken op het spoor komen. Nu steeds duidelijker wordt dat gekende netwerken niet alleen actief zijn in de veeteelt maar ook in sportmiddens moeten ook de gegevens over malafidepraktijken in de sportwereld mee opgeslagen worden. Werk genoeg op de plank dus.
Tenslotte ook nog een woordje over voedselveiligheid en de komende uitbreiding . Formeel gezien is "Voedselveiligheid" een element van het uitbreidingsproces waarbij de EU vanaf het begin duidelijk heeft gemaakt dat zij geen situatie zal accepteren die zou kunnen leiden tot lagere voedselveiligheidsnormen of gevaren voor de consumenten. De nieuwe lidstaten erkennen dat het essentieel is dat zij voldoen aan alle bestaande wetten van de Unie op het gebied van voedselveiligheid.
Maar zelfs Willem Elsschot wist decennia geleden al dat er " tussen droom en daad heel wat wetten en praktische bezwaren in de weg staan ". Er wachten ons zonder enige twijfel moeilijke jaren. Denken we maar aan het voorkomen van BSE: alle nieuwe lidstaten erkennen dat BSE een reëel risico vormt, en nemen geleidelijk maatregelen om dat risico te beheersen. Zij hebben alle toegezegd dat zij op het moment van toetreding volledig aan de EU-wetgeving zullen voldoen. Dit omvat actieve BSE-bewaking, het verwijderen van specifiek risicomateriaal bij het slachten, het verbod van bepaalde typen diervoeders, en het invoeren van systemen voor de identificatie van runderen en producten van runderen. Alle landen passen een minimumverbod op het vervoederen van vlees- en beendermeel (MBM) aan herkauwers toe, maar niet alle hebben het totale voederverbod ten uitvoer gelegd, en andere landen gebruiken MBM nog steeds als voer voor varkens en pluimvee – iets wat in de EU verboden is.
Het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) van de Commissie dat in Ierland gevestigd is, speelt een belangrijke rol bij de controle van de mate van naleving van de wetgeving inzake voedselhygiëne en van de veterinaire en fytosanitaire wetgeving in de nieuwe lidstaten. Bezoeken aan de kandidaatlanden, waarmee in 2001 is begonnen, waren de voornaamste prioriteit van het Bureau in 2002 en 2003 en zullen intensief worden voortgezet tot de toetreding. Daarna zal het VVB inspectiebezoeken verrichten op dezelfde voet als in de “oude” lidstaten. Het doel van deze inspecties is na te gaan hoe de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving en van hun eigen toezeggingen in de nieuwe lidstaten vordert. Dat het de Commissie menens is blijkt uit de vaststelling dat het VVB in 2003 40% van haar begroting aan dit inspectieprogramma besteedde. Daartegenover staat dat het VVB een bijzonder kleine eenheid binnen de Commissie is. Het telt nauwelijks 163 personeelsleden waarvan er maar 81 echte inspecties uitvoeren.
Gelukkig staat er en serieuze stok achter de deur: zowel de levensmiddelenverordening als het toetredingsverdrag voorzien in de mogelijkheid bij overtredingen van de levensmiddelenwetgeving tegen het land dat in de fout gaat vrijwaringsmaatregelen te treffen die de handel in levensmiddelen of veevoeder vanuit dat land kunnen stopzetten.
Waakzaamheid is hoe dan ook geboden. De Unie kan daarvoor rekenen op een sterk Europees Parlement en op de leden van de parlementaire commissie "Milieu, Volksgezondheid en Consumentenbelangen" waar de Europese Commissie quasi maandelijks ondervraagd wordt over de voedselwetgeving. Het zijn trouwens ook de leden van deze commissie die ervoor gezorgd hebben dat de 84 maatregelen die voorgesteld werden in het Witboek voedselveiligheid van de Europese Commissie binnen de gestelde termijnen als Europese wetgeving zullen gelden in het Europa van de 25.
Het is dus tijd om, naar de metafoor van Byrne, de oude opgelapte wagen vaarwel te zeggen. Tijd om het nieuwe model te gaan besturen. Modern, veilig en betrouwbaar, klaar voor de verrassingen die de reis voor ons in petto heeft. De ogen wijd open. Steeds alert voor op til zijnde of op ons afstormende nieuwe voedselcrisissen. Klaar ook om het Testament van Karel Van Noppen nooit te vergeten en iedere dag weer vol verwondering en met een stevige inzet te zorgen voor veiliger voedsel. Ik weet dat iedereen die hier vandaag aanwezig is in de zaal voor deze zaak het beste van zichzelf wil geven. Laat het een duidelijk eerbetoon zijn aan Karel Van Noppen.