Niemand kan er nog om heen: klimaatbeleid staat en blijft op de agenda. In de Belgische, maar ook Europese politiek. Naarmate klimaatverandering meer aandacht krijgt, duiken er ook steeds meer foute aannames op in het politieke en publieke debat.
Jean-Pascal van Ypersele, de Belgische klimatoloog, zei in een recent interview het volgende: ‘De twijfelzaaiers zijn erg actief, nu het debat oplaait. Eerst ontkenden ze de opwarming, daarna dat de mens verantwoordelijk is. Dat lukt niet meer. Nu willen ze mensen doen geloven dat de alternatieven niets voorstellen en te veel kosten, en dat wachten op een wonder de enige optie is. In de VS geven die lobby’s jaarlijks één miljard dollar aan twijfelcampagnes en dat sijpelt hier ook door.’
In deze klimaat mythbuster weerleggen Petra De Sutter, Bart Staes en Sara Matthieu (de Europese top-kandidaten voor Groen) in samenwerking met Bas Eickhout (Groen Links lijsttrekker Europa én klimaatwetenschapper), de twaalf meest gebruikte excuses om onder een afdoende, en ‘Parijs-proof’ klimaatbeleid uit te komen.
Van “het-heeft-geen-zin-want-kijk-naar-China” tot “dit-kost-onze-economie-miljarden-euro”, van gele hesjes tot vertrekkende multinationals en van kernenergie tot “klimaat-hysterie”: alles komt aan bod.
België heeft als doelstelling om in 2030 zo’n 35 procent minder broeikasgassen uit te stoten. Nederland doet met 49 procent minder ten opzichte van 1990 al beter. De reductie van de andere emissies, de zogenaamde niet-ETS sectoren (gebouwen, transport, landbouw en kleinere industriële installaties) vallen onder de doelstellingen per land. België engageerde zich om haar broeikasgasemissiereducties in de niet-ETS sectoren in 2030 terug te dringen met 35% (tov. 2005). Hoe baanbrekend is dat nu? Laten we eerst eens naar wat andere landen kijken:
En waar staan wij? Bepaald niet vooraan, zoals sommigen beweren. Wij behoren juist tot de Europese achterhoede wat betreft energieconsumptie. Helemaal als je kijkt naar het aandeel duurzame energie: van de 28 EU-landen bengelt België onderaan en doen alleen Malta, Nederland en Luxemburg het op dat gebied nog iets slechter dan ons land. Uit het recente Europese semesterrapport bleek opnieuw dat België zowel haar doelstellingen voor 2020 als 2030 dreigt te missen. Zonder bijsturing klokken we in 2020 af op een reductie van 12 procent (tov. 2005). Met het huidig beleid stevenen we af op een reductie van 14 procent in 2030, terwijl de doelstelling op -35 procent ligt (tov. 2005).
Populair: “China stoot evenveel uit als Europa en Amerika samen, dus wat heeft een Belgische inspanning voor zin als ons land maar verantwoordelijk is voor 0,2 procent van de wereldwijde uitstoot? En Nederland voorkomt maar 0,0003 graden van de opwarming, dus waarom zouden we überhaupt iets doen?” Pfft, waar beginnen we met debunken?
Allereerst gaat het niet alleen om procenten, maar ook om verantwoordelijkheid.
Maar ambitieus klimaatbeleid gaat niet alleen over afbouwen van de uitstoot, het gaat ook om een domino-effect: strikt klimaatbeleid leidt tot een zoektocht naar oplossingen en innovatie. Door bij te dragen aan ontwikkeling wordt het makkelijker en goedkoper voor andere landen om ook ambitieus klimaatbeleid te gaan voeren.
Een mooi voorbeeld hiervan is de Duitse Energiewende: de hele wereld profiteert nu van de dalende prijs voor zonne-energie dankzij het Duitse nationale beleid.
Verder zorgt goed Belgisch klimaatbeleid er ook voor dat België, en de Belgische industrie, uit eigenbelang ook in Europa meer gaat aandringen op ambitieuzer klimaatbeleid.
Sommigen politici zeggen dat we eerst het Europese klimaatbeleid moeten aanscherpen, voordat we in België extra stappen gaan zetten.
Maar dat is niet hoe het echt werkt in Brussel. Er zijn voorbeelden nodig die laten zien dat ambitieuzer klimaatbeleid heel goed mogelijk is. Deze landen kunnen de druk dan opvoeren zodat de Europese Unie als geheel ook vooruit gaat.
Wat nog belangrijker is, is dat beter klimaatbeleid in een paar landen ook eindelijk de machtige Europese bedrijfslobby kan splijten.. Neem bijvoorbeeld het zeer invloedrijke en conservatieve BusinessEurope, dat de gevestigde Europese industrie in Brussel vertegenwoordigt: zij zwakken met hun druk al jaren de Europese klimaatambities af. Vanuit België is het VBO lid van deze lobbygroep.
Maar zodra de industrie in België te maken krijgt met strenger beleid, zullen zij er juist voor gaan pleiten dat het in de rest van Europa ook anders moet. Want zonder een progressieve lobby vanuit een deel van het bedrijfsleven is de kans op zo'n aanscherping in Brussel heel klein.
Strenger Belgisch klimaatbeleid zorgt er dus voor dat de Europese industrielobby minder makkelijk kan tegenstribbelen.
Al zouden we veel meer doen dan de rest van wereld, laten we er dan even bij stilstaan dat het beleid van de Europese Unie de opwarming van de aarde niet eens binnen de perken houdt.
De Europese doelstelling voor 2030 staat op min 40 procent CO2-uitstoot. Maar om het Parijsakkoord te halen zou dat minstens 55 procent moeten zijn volgens het Nederlandse Planbureau voor de Leefomgeving. Als we bij die 40 procent blijven, draagt het Europese beleid eraan bij dat de wereld 3,2 graden opwarmt aan het einde van deze eeuw. Dat klinkt ver af maar vergeet niet dat kinderen die vandaag geboren worden, die tijd als oudjes mee kunnen maken.
“Maar al doen we niet genoeg, we doen al meer dan de rest,” roepen sommige boze tongen dan. Volgens hen moeten we eerst maar eens wachten totdat andere landen bijschakelen. Maar los van het feit dat de EU als een van de sterkste economieën ter wereld en met een grote historische verantwoordelijkheid ook veel sneller hoort te gaan dan de rest van de wereld, klopt het ook gewoon niet.
Op de website Climate Action Tracker analyseren en vergelijken wetenschappers klimaatbeleid en prestaties, en wat is daarop te zien? De EU is hooguit een middenmoter die iets bovengemiddeld presteert. Onze inspanningen zijn te vergelijken met bijvoorbeeld die van India.
Dit excuus is een favoriet van sommige grote bedrijven: ze roepen al jaren dat Europees klimaatbeleid ze wegjaagt uit Europa, of dat het op z’n minst tot flink jobverlies zal leiden. Daardoor zijn de grootste vervuilers bijna volledig uit de wind gehouden.
Maar een studie in opdracht van de Europese Commissie laat zien dat het ‘weglekken’ van CO2-uitstoot uit Europa niet plaatsvindt. In andere woorden: bedrijven verhuizen zichzelf of hun productieproces helemaal niet. En dat is niet gek, want tot nu toe verdiende de industrie zelfs aan het huidige klimaatbeleid. Ze kregen namelijk teveel uitstootrechten cadeau en verkochten die dan door. Daar hoor je weinig over in het Belgische klimaatdebat.
Nu strikter klimaatbeleid in Nederland door de regering Rutte is vastgelegd en in België ook steeds dichterbij komt, hoor je het dreigement dat bedrijven wegtrekken steeds vaker. Maar voor bedrijven zijn veel meer factoren dan alleen een prijs op CO2-uitstoot van belang. Denk aan scholing, beschikbare infrastructuur, gemaakte investeringen, het politieke klimaat, en meer.
Een bedrijf vertrekt niet zo snel (zoals gigant Unilever recent ook bewees). Kortom: dit excuus moet je met een grote korrel zout nemen. Maar natuurlijk is het niet zo dat bedrijven helemaal geen gevolgen van eerlijk klimaatbeleid zullen ondervinden.
Als klimaatbeleid op een eerlijke manier wordt doorgevoerd, en bedrijven ook echt gaan meedelen in de kosten, zullen ze er wel degelijk wat van merken. Een goed voorbeeld van een eerlijke bijdrage van de industrie is het invoeren van een CO2-belasting in Nederland. Wanneer die bijdrage wordt geleverd, kan een eerlijk deel van de inkomsten ook weer terug naar de industrie. Die kan het dan gebruiken voor duurzame innovatie, en zo kunnen nadelige effecten gecompenseerd worden. Ook is er nog veel te winnen met slim beleid om oneerlijke concurrentie aan te pakken.
Tot slot is het ook belangrijk om te onthouden dat ambitieus beleid ook leidt tot een sterkere concurrentiepositie van Belgische of Nederlandse bedrijven op de lange termijn. De rest van de wereld zal de omslag ook gaan maken en op dat moment zal een koppositie lonen.
Denk aan de export van Vlaamse offshore-windtechnologie. Een ander mooi voorbeeld is Denemarken. Dankzij radicaal beleid op energiegebied levert de export van technologie rond bijvoorbeeld windenergie hen jaarlijks miljarden op. Een ander goed voorbeeld is de Europese koelmiddelenindustrie, die dankzij scherp EU-beleid op superbroeikasgassen een wereldwijde technologische koppositie aan het pakken is.
Dat hangt maar net af van het soort product of dienst die je gebruikt. Bij vervuilende producten zal de prijs inderdaad stijgen. Maar schone producten zullen niet duurder worden. Sterker nog, grote kans dat de prijs van schone producten daalt, zodra de vraag toeneemt en er meer aanbod komt. Bovendien betalen we nu ook al voor de kosten van CO2-uitstoot en bijbehorende vervuiling door bedrijven, alleen dan op een verborgen en oneerlijke manier. Denk aan luchtvervuiling en de kosten voor gezondheidszorg.
Dus ja, als er goed klimaatbeleid wordt gemaakt, zullen de prijzen voor vervuilende producten en diensten soms stijgen. Maar dat is juist de bedoeling, want dan maken duurzame alternatieven meer kans.
Neem bijvoorbeeld het enorme prijsverschil tussen vliegtuig en trein. Het is meestal ongelofelijk veel goedkoper om met het vliegtuig naar het buitenland te gaan dan met de trein, zelfs als de afstand relatief kort is. Dat komt omdat een vliegtuig momenteel niet betaalt voor de vervuiling die het aanricht, terwijl een trein dat wel doet. Zo hoeven vliegtuigmaatschappijen bijvoorbeeld geen kerosinebelasting af te dragen en krijgen ze bijna alle uitstootrechten onder het Europese emissiehandelssysteem gratis. Vandaar dat een vervuilend vliegticket veel goedkoper is dan een veel schoner treinticket. Zo blijven we geneigd het vliegtuig te pakken, en gebeurt er veel te weinig om treinverbindingen te verbeteren.
Verder zorgt goed klimaatbeleid ervoor dat de vervuiler betaalt voor de kosten van de aangerichte schade, in plaats van de belastingbetaler. De gevolgen van milieuvervuiling en klimaatverandering kosten de samenleving immers fiks geld (bijvoorbeeld in de vorm van meer ziekenhuisopnames of het versterken van kustbescherming). Wordt voor die kosten niet betaald tijdens het consumeren van een vervuilend product of dienst, dan betaalt uiteindelijk de volledige samenleving ervoor. Het is dus niet zo dat de kosten van vervuiling nu niet doorgerekend worden, het gebeurt nu echter op een manier die minder opvallend en niet eerlijk is.
Dat hangt af van de politici die aan de macht zijn. In de Europese Unie is klimaatbeleid momenteel niet eerlijk en dat komt bijvoorbeeld doordat de industrie vrijwel alle emissierechten gratis krijgt. In Nederland is het daarbovenop nog eens schever verdeeld door een onrechtvaardige energiebelasting.
Hierdoor betalen burgers en kleine bedrijven relatief veel belasting in verhouding tot de veroorzaakte milieuschade, en grootverbruikers erg weinig. In het excuus 5 zijn we uitgebreid ingegaan op het feit dat het heel goed mogelijk is om daar verandering in te brengen, helemaal als er slimme industriepolitiek wordt gevoerd.
Maar klimaatbeleid moet ook niet alleen in een vacuüm bekeken worden. Het is het hele beleid van een land dat telt. Dit illustreren de protesten van de gilets jaunes (gele hesjes) in Frankrijk, die op gang kwamen na een aangekondigde verhoging van de dieselaccijns. Dat werd al snel geïnterpreteerd als een protest tegen (oneerlijk) klimaatbeleid. Maar de werkelijkheid is ingewikkelder. Het was een veel breder protest tegen de algemene beleidsrichting van de Franse president Emmanuel Macron vol met 'cadeaus voor de rijken' zoals afschaffing van de vermogensbelasting en het verlagen van de werkgeverslasten. De lastenverhoging ten gevolge van de klimaatmaatregel op diesel, was de druppel die de emmer deed overlopen.
Ook in België en Nederland zullen de (nieuwe) regeringen moeten laten zien veel meer aan de kant van de ‘gewone burger’ te staan. Een simpel voorbeeld is het aanpakken van belastingontwijking en stoppen van belastingdeals. Extra opbrengsten kunnen vervolgens bijvoorbeeld voor verlaging van de loonbelasting gebruikt worden. Zo’n progressief beleid maakt vervolgens ook klimaatmaatregelen die tot hogere lasten leiden acceptabeler. Klimaatbeleid kan niet zonder sociaal beleid, dat is evident.
"Het Nederlandse klimaatbeleid gaat duizend miljard euro kosten!” Die kosten bleken ‘iets’ te hoog ingeschat volgens zowel de factcheckers van NRC als de Volkskrant. Ook in België nemen politici dit soort uit de lucht gegrepen cijfers graag over om mensen angst voor klimaatbeleid aan te jagen.
Hoe dan ook, klimaatmaatregelen zijn niet gratis. Maar het is echter altijd belangrijk om te beseffen dat het om bedragen gaat die over vele jaren worden uitgesmeerd. Daarbij, als je alleen naar de kosten wijst, mis je de andere helft van het verhaal: klimaatbeleid levert ook iets op. En wat zullen de kosten wel niet zijn als we helemaal niks ondernemen?
De Europese Commissie heeft onlangs een kosten-batenanalyse gemaakt voor het CO2-neutraal maken van de energiesector voor 2050. De kosten zullen jaarlijks neerkomen op zo’n 0,8 procent van het Europese bruto binnenlands product (BBP). Het voordeel daarentegen loopt op tot een groei van zo een twee procent van het Europese BBP over een spanne van dertig jaar. Dit komt onder andere door het creëren van rond de miljoen extra banen. En niet alleen de Europese Commissie kwam hierop uit. OESO komt uit op bijna 2,5 procent groei als er beleid ingevoerd wordt om onder de twee graden opwarming te blijven.
Natuurlijk moeten we bij zulke cijfers een flinke slag om de arm houden. Het is moeilijk om te voorspellen wat ambitieus klimaatbeleid ons allemaal gaat kosten en opbrengen. Uiteraard moeten we er goed bij stilstaan. Maar we mogen nooit het alternatief uit het oog verliezen.
Geen of te weinig klimaatactie zal de economie sowieso ernstige schade berokkenen. Daartegenover staat de keuze om klimaatbeleid te voeren dat bijdraagt aan schone lucht, interessante nieuwe en groene banen, lagere energierekeningen op de langere termijn, en tegelijkertijd vervullen we onze plicht tegenover toekomstige generaties. Voor ons is dat geen moeilijke afweging.
Het laatste rapport van de internationale klimaatpanel van de VN (het IPCC) stelt dat de gehele wereld nog 570 gigaton aan CO2 kan uitstoten als we nog een ‘aannemelijke kans’ (dat is 66 procent) willen hebben om de opwarming van de aarde tot anderhalve graden te beperken. In 2017 werd er in totaal 51 gigaton aan CO2 uitgestoten (in dit soort cijfers worden alle broeikasgassen omgerekend naar CO2). In het kort: met de huidige uitstoot hebben we nog maar twaalf jaar voordat een temperatuurstijging van anderhalve graden onherroepelijk is.
Als we de opwarming van de aarde maar tot twee graden willen beperken, is er wat langer de tijd. Dan kunnen we nog 1320 gigaton aan CO2 uitstoten, oftewel nog 26 jaar van de huidige uitstoot. Ook al klinkt dat lang, eigenlijk is het maar kort dag. En daarbij:
Het CO2-budget laat zien dat het grote probleem met onze CO2-uitstoot is dat het zich in de atmosfeer verzamelt. Dat is precies de reden waarom het zo belangrijk is om per direct maatregelen te nemen. Hoe sneller we onze uitstoot terugdringen, hoe langer we hebben voordat we het CO2-budget opmaken, en hoe meer tijd we dus hebben voordat we aan een onomkeerbare opwarming van anderhalf, twee, of zelfs meer graden zitten.
“Kunnen we niet beter wachten totdat er betere technologieën zijn dan we nu hebben?” Als we dan net zo lang moeten wachten als op de thoriumreactor, dan toch maar beter niet. Daar wordt namelijk al dertig jaar lang van beloofd dat die over dertig jaar klaar is. Het zelfde verhaal bij het miljarden verslindende kernfusie-project ITER dat volgens de betrokken onderzoekers voor het jaar 2050 niet één kilowattuur elektriciteit zal produceren.
Het probleem is dat we geen tijd hebben om nog veel langer te wachten. Daarbij hebben we al prachtige, concrete oplossingen waarmee we de CO2-besparing kunnen halen die nodig zijn: energie uit zon en wind bijvoorbeeld.
Een andere misvatting is dat er veel meer rekening gehouden moet worden met het feit dat we in de toekomst onze uitstoot gewoon ongedaan kunnen maken door CO2 uit de lucht te halen. Vrijwel alle scenario's van het VN-klimaatpanel IPCC voor het terugdringen van de CO2-uitstoot, gaan nu al uit van deze zogeheten 'negatieve uitstoot'.
Kortom, we gaan ons CO2-budget hoogstwaarschijnlijk sowieso al overschrijden en zullen CO2 uit de lucht moeten zuigen en ondergronds moeten opslaan, om toch de doelstelling uit het Parijsakkoord te halen. Dus nog meer vertrouwen op deze techniek is heel riskant. De techniek is nog volop in ontwikkeling en we kennen de mogelijke nadelige bijeffecten nog niet goed genoeg.
Een techniek voor negatieve uitstoot die we al wel hebben, is het zogeheten BECCS. Dat komt neer op het volgende: bomen worden verbrand voor energieopwekking en de CO2 wordt vervolgens afgevangen en opgeslagen. De nieuw geplante bomen nemen vervolgens weer CO2 op, en zo neemt de netto CO2-balans in de atmosfeer dus af. Grootschalige toepassing van deze techniek brengt echter grote nadelen met zich mee. Het heeft veel ruimte nodig en zorgt voor een verdere afname van biodiversiteit.
Nog een reden dus om zo snel mogelijk extra klimaatmaatregelen te nemen, zodat we in de toekomst zo min mogelijk op dit soort technieken hoeven te leunen.
Zonder kernenergie gaan we de klimaatdoelen niet halen. Dat is een bewering die regelmatig langskomt. En het is inderdaad waar dat ook in de scenario’s van het VN-klimaatpanel IPCC, kernenergie een rol speelt. De beleidsvraag die voor ons relevant is, is echter of België, Nederland en de Europese Unie op kernenergie moeten inzetten. Los van alle terechte argumenten rondom nucleair afval en veiligheid, is het daarbij vooral ook interessant om naar het economische plaatje te kijken.
De bouw van de nucleaire reactor Hinkley Point C in het Verenigd Koninkrijk vormt een goed voorbeeld. De Britse overheid belooft de exploitant een veel hogere energieprijs dan de werkelijke marktprijs. Dat betekent dat de overheid straks naar schatting tot 30 miljard pond subsidie kan gaan betalen.
Andere nucleaire projecten, zoals in Finland, lopen eveneens financieel volledig uit de hand. Dat komt omdat de kosten van nucleaire energie, onder andere door toedoen van de strikte veiligheidseisen, eerder stijgen dan dalen.
Dat terwijl duurzame energie steeds vaker zonder subsidie geleverd wordt, en dat geldt zelfs ook voor wind op zee. De enorme prijsdaling van duurzame energie, en ook van de opslag ervan, zal daarentegen blijven doorzetten.
De EU zit vol met gebieden waar enorme hoeveelheden duurzame energie opgewekt kunnen worden. Voor de lage landen is dat de Noordzee. Het is alleen al puur economisch gezien, veel logischer om daarop in te zetten. En dat is daarom ook de keuze die Nederlandse energiebedrijven nu al maken.
Dat is niet waar. We hebben de technologie om de opwarming van de aarde tot anderhalve graden te beperken. Wat nu vooral nodig is, is dat we het snel gaan inzetten. Dat is de belangrijkste boodschap uit het laatste rapport van het VN-klimaatpanel IPCC. Kortom, we hebben de kennis, het is nu enkel nog een kwestie van ontbrekende politieke wil. Aan de slag dus!
Zucht, moeten we het hier serieus nog altijd over hebben?
Voor de keiharde klimaatontkenner is het waarschijnlijk geen remedie, maar voor mensen die geïnteresseerd zijn in de bevindingen van de klimaatwetenschap en hoe daartoe gekomen wordt, zijn hier een paar mooie websites:
Climate Action Network Europe is een Europese koepel actief op vlak van klimaatverandering