AA
(15/12/05) Kyoto is gered. Nu boter bij de vis

De onderhandelingen in Montréal over het klimaatverdrag en de opvolger van het Protocol van Kyoto zijn een bescheiden succes geworden. Kyoto blijft bestaan en er komen gesprekken over de opvolger ervan, nadat het Protocol in 2012 afloopt. Dat op zich is bijzonder goed nieuws. De energierevolutie komt langzaam op gang. Maar over de vorm van dat nieuwe klimaatprotocol en wanneer het zal opgesteld worden, bestaat nog geen duidelijkheid. Om de Verenigde Staten, de grootste vervuiler van onze planeet, verder te 'stimuleren' zich te engageren in de wereldwijde strijd tegen de klimaatverandering zijn drastische oplossingen noodzakelijk. En dat hoeft niet eens zo moeilijk te zijn, zegt Bart Staes. Laat zien dat het de EU menens is met de klimaatpolitiek. Gebruik handelsmaatregelen tegen de grote uitstoters van CO2 en ze zullen wel moeten bijdraaien.

In Montréal is geschiedenis geschreven. Terwijl alle waarnemers verveeld zaten te wachten op een zoveelste mislukking van internationale onderhandelingen, zijn ze matig tevreden naar huis teruggekeerd. De wereldgemeenschap, een schuchtere Verenigde Staten incluis, heeft bevestigd dat de strijd tegen de klimaatverandering in een hogere versnelling moet gezet worden. Dat klinkt wat sneu en beperkt, maar het is van cruciaal belang. Kyoto is gered. En dat is wereldnieuws.

De vraag is nu: hoe kunnen we dat succes in Montréal verzilveren en ervoor zorgen dat de wereldgemeenschap haar beloftes ook nakomt? De EU is, hoewel het best wat sneller mag, op weg om de doelstellingen te behalen die ze zichzelf in Kyoto heeft opgelegd. Maar hoe kunnen we de grote vervuilers uit de geïndustrialiseerde wereld engageren soortgelijke inspanningen te doen? Volgens mij kunnen ambitieuze klimaatdoelstellingen voornamelijk bereikt kunnen worden via droge economische maatregelen.

Dat is trouwens de strategie die de Europese Unie heeft gekozen. In de EU is een systeem op poten gezet waarin alle grote industriële installaties verplicht worden om deel te nemen aan een systeem van verhandelbare CO2-emissierechten. Elk bedrijf moet jaarlijks een hoeveelheid emissierechten inleveren. Die hoeveelheid stemt overeen met de hoeveelheid uitgestoten CO2-emissies uit dat jaar. Deze emissierechten hebben een prijs (de huidige marktprijs bedraagt ongeveer 20 EUR per ton CO2).

Bij het opzetten van deze emissierechtenhandel hebben bedrijven uitstootplafonds gekregen -- een vastgelegde hoeveelheid broeikasgassen die ze jaarlijks mogen produceren. Bedrijven die dankzij energiebesparende maatregelen onder hun plafond blijven, mogen de overschot verkopen op de markt. Bedrijven die het opgelegde plafond overstijgen, moeten de nodige rechten aankopen op de markt. En, het belangrijkst van al, de Europese emissiehandel werkt. De Europese industrie levert reële inspanningen om hun impact op het klimaat in te perken.

Om die economische maatregelen ook te laten werken voor bedrijven buiten de EU, moet er vóór 2008 een concreet initiatief door de EU genomen worden. De meest voor de hand liggende keuze is het instellen van invoertarieven op goederen uit landen die weigeren Kyoto te ondertekenen.

Waarom voor 2008? Dat is nodig zodat de WTO nog voor 2012 een uitspraak kan doen, vooraleer het huidige Protocol afloopt. Als deze uitspraak in het voordeel van de EU uitdraait, dan staat er Europa niets in de weg om verder te gaan met Kyoto en de klimaatweigeraars te belasten. Deze belasting zal door de toenemende CO2-besparingen en daarmee samenhangende stijgende prijs van emissierechten steeds zwaarder worden. Uiteindelijk zullen de niet Kyoto-landen geen andere keuze hebben dan zich ook achter het Protocol en haar opvolger te scharen.

Dankzij het systeem van de verhandelbare emissierechten is het nu gemakkelijker om de tarieven en producten waarvoor de tarieven gelden vast te leggen. Bepaalde industriële sectoren in de Unie zullen een netto koper van emissierechten zijn. Dit betekent een last en bijgevolg een mogelijke concurrentieverstoring met de geïndustrialiseerde landen die geen reductiedoelstellingen hebben.

Als je voor deze sectoren die rechten vermenigvuldigt met de kostprijs van een ton CO2, dan heb je de het bedrag dat de Europese industrie voor Kyoto moet neertellen. Het totale invoertarief dat wordt geheven, moet dan gelijk zijn aan dit bedrag. Het spreekt voor zich dat enkel producten uit sectoren die onder emissiehandel vallen, onder dit regime terechtkomen.

Bovendien zou de Europese economie, die zijn verantwoordelijkheid opneemt, daar zeker wel bij varen. De opbrengsten van zulke invoertarieven moeten dan ook gebruikt kunnen worden om de sectoren die omwille van Kyoto aan concurrentiekracht verliezen, te financieren op vlak van rationeel energiebeleid, overschakelen naar groene productiemethoden, hernieuwbare energie en een verlaging van de lasten op arbeid.

In Montréal is het duidelijk geworden dat Kyoto springlevend is, en dat de Verenigde Naties resoluut kiezen voor een ambitieus klimaatbeleid. Maar na de onderhandelingen is het nu tijd om boter bij de vis te vragen. De Europese Unie, als het even kan met de Belgische regeringen op kop, moet nu werk maken van het systeem van invoertarieven. Hoe sneller dat in voege is, hoe sneller de EU de wereld duidelijk maakt dat de strijd tegen de klimaatverandering meer is dan hete lucht en statements op conferenties.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?