AA
Leugen 4

Syngenta zegt :

"In het rapport van de EFSA is geen rekening gehouden met de grootschalige wetenschappelijke studies die voorafgingen aan de lancering van neonicotinoïden, en vele jaren van uitgebreide monitoring in het veld, die de veiligheid van deze vitale technologie bewijst."

Ons antwoord

De EFSA verklaarde duidelijk dat ze alle bestaande studies in dit domein heeft geëvalueerd. In de lente van 2012 werd nieuw wetenschappelijk bewijs voor de subletale effecten van neonicotinoïden op bijen gepubliceerd (Mickaël Henry et al.[11]; Penelope R.Whitehorn et al.[12]; Schneider C. et al.[13]). Na de publicatie in maart 2012 van de resultaten van een Franse studie naar de subletale effecten van neonicotinoïden op bijen, trok Frankrijk in juni 2012 de vergunning in voor het Syngenta-product Cruiser OSR (dat thiametoxam bevat) voor de zaaizaadbehandeling van koolzaad. De Franse overheid vroeg tevens aan de Europese Commissie om gepaste maatregelen te treffen op Europees niveau. En dat deed de EC, ook mede onder druk van een resolutie door het Europees Parlement in november 2011 goedgekeurd.

In haar communicatie van 29 januari 2013 schrijft de EC dat volgens de nieuwe wetenschappelijke studies naar de toxiciteit van neonicotinoïden in de lente van 2012, DG SANCO (in overeenstemming met Artikel 21 van de Pesticideverordering, EC Nr. 1107/2009) de EFSA vroeg om eerst deze nieuwe informatie te evalueren. Tevens werd EFSA gevraagd om na te gaan of de in deze wetenschappelijke artikels gerapporteerde doses vergelijkbaar waren met die in de velden waar zaden werden gezaaid die waren behandeld met neonicotinoïden. Ten tweede vroeg de EC de EFSA om de risico-evaluatie van neonicotinoïden te herzien voor wat betreft hun impact op bijen.

In een eerste stap publiceerde de EFSA op 1 juni 2012 een verklaring waarin ze duidelijk maakte dat verdere gegevens noodzakelijk waren om definitieve conclusies te kunnen trekken over de subletale effecten van deze chemicaliën. Daarnaast gaf de EFSA toen al duidelijk aan dat de bij honingbijen en hommels vastgestelde subletale effecten van imidacloprid, thiametoxam en clothianidin waarschijnlijk niet voorkomen bij acetamiprid en thiacloprid, omdat die minder toxisch zijn.
Na de eerste EFSA-verklaring in 2012, kwam het DG SANCO met de EFSA overeen om prioriteit te verlenen aan de herziening van de risico-evaluatie voor bijen verbonden aan de 3 meest toxische neonicotinoïden (imidacloprid, thiametoxam en clothianidin), in het bijzonder wanneer die worden gebruikt als zaadbehandeling en in de vorm van korrels. EFSA zou vooral aandacht hebben voor de problemen in verband met de aanwezigheid van de pesticiden in stof, residuen in stuifmeel en nectar en via guttatie.

Dit bijkomende onderzoek betekende niet dat er geen risico is voor bijen, alleen dat er meer onderzoek nodig is om de ontbrekende kennis aan te vullen. Na evaluatie van vrijwel alle bestaande wetenschappelijke studies adviseerde de EFSA in januari 2013 dat de drie 'hoogtoxische' actieve stoffen in kwestie zouden worden onderworpen aan een veel strengere beoordeling door de regelgevende instanties.
Mason et all. toonden aan dat een aantal van "de EFSA-conclusies met betrekking tot het onderzoek naar de effecten op bijen en hommels, onderzoekers van bepaalde studies waren uitgegaan van concentraties pesticiden die te hoog waren om 'veldrealistisch' te zijn en dat de experimenten daarom zouden moeten worden herhaald. Maar de EFSA-wetenschappers hebben in hun berekeningen echter geen rekening gehouden met bewijs voor pesticideresiduen in de bodem en in water." EFSA zelf is dus eerder te voorzichtig als het gaat om de toxiciteit dan te voortvarend.

Mason et al. schrijven: "Imidacloprid is stabiel in water, niet gemakkelijk biologisch afbreekbaar en kan zich opstapelen in de bodem en sedimenten, waar het enkele maanden aanwezig blijft (halfwaardetijd van 191 dagen). De gegevens over clothianidin, op basis van laboratoriumonderzoek en veldstudies, zijn vergelijkbaar en tonen aan dat deze verbinding persistenter (halfwaardetijd van meer dan 500 dagen) en mobieler is, stabiel voor hydrolyse en dat het in het grondwater kan lekken en kan worden getransporteerd naar het oppervlaktewater. Imidacloprid en clothianidin zijn zeer toxisch voor ongewervelde waterdieren.[1]"

In hun recente studie 'Multiple Routes of Pesticide Exposure for Honey Bees Living Near Agricultural Fields' [14], schrijven Krupke et all. dat "populaties van honingbijen en andere bestuivers de voorbije jaren overal ter wereld achteruitgegaan zijn. Er zijn uiteenlopende stressfactoren aangewezen als mogelijke oorzaak, waaronder pesticiden die in de landbouw worden gebruikt. Insecticiden op basis van neonicotinoïden, die op grote schaal worden gebruikt en uiterst giftig zijn voor honingbijen, werden aangetroffen in eerdere analyses van stuifmeel en honingraatmateriaal van honingbijen. De manieren waarop bijen worden blootgesteld zijn echter nog grotendeels onbekend."

De onderzoekers analyseerden stalen van honingbijen, stuifmeel dat was opgeslagen in de bijenkorf en verschillende potentiële blootstellingsroutes geassocieerd met aanplantingen van met neonicotinoïde behandelde mais. Deze resultaten tonen aan dat bijen op verschillende manieren worden blootgesteld aan deze stoffen en verschillende andere in de landbouw gebruikte pesticiden tijdens de fourageerperiode. In de lente werden extreem hoge concentraties clothianidin en thiamethoxam aangetroffen in en op plantmachines, dat daar 'vastkoekt' tijdens het zaaien van behandeld maiszaad. Krupke et all schrijven: "We vonden ook neonicotinoïden in de bodem van elk veld waar we stalen namen, ook niet-aangeplante velden. Planten die bezoek krijgen van fouragerende bijen (paardenbloemen) in de buurt van deze velden, bleken ook neonicotinoïden te bevatten. Dit geeft aan dat er ook afzetting van neonicotinoïden plaatsvindt op de bloemen, opname door het wortelstelsel, of beide.
Dode bijen die werden verzameld in de buurt van bijenkorfingangen tijdens de staalnameperiode in de lente bleken ook clothianidin te bevatten; of de blootstelling oraal (door stuifmeelconsumptie) of via contact (bodem, stof uit de plantmachine) plaatsvond, is onduidelijk. (...) Deze bevindingen verduidelijken enkele van de mechanismen waardoor honingbijen mogelijk worden blootgesteld aan landbouwpesticiden tijdens het groeiseizoen. Deze resultaten hebben implicaties voor een brede waaier van grootschalige, jaarlijkse teeltsystemen die gebruikmaken van zaadbehandelingen met neonicotinoïden."

_________________

[1] Rosemary Mason R., Tennekes H., Sánchez-Bayo F., Jepsen P.U. (in press) Immune Suppression by Neonicotinoid Insecticides at the Root of Global Wildlife Declines

[11] A Common Pesticide Decreases Foraging Success and Survival in Honey Bees. Mickaël Henry et al., http://www.sciencemag.org/content/early/2012/03/28/science.1215025.full.pdf Science 1215025. Published online 29 March 2012.

[12] Neonicotinoid Pesticide Reduces Bumble Bee Colony Growth and Queen. Production. Science, Penelope R. Whitehorn et al., http://www.sciencemag.org/content/early/2012/03/28/science.1215025.full.pdf. Science 1215025. Published online 29 March 2012.

[13] Schneider C. W., Tautz J., Grünewald B., Fuchs S. (2012). RFID tracking of sublethal effects of two neonicotinoid insecticides on the foraging behavior of Apis mellifera. PLoS ONE 7, e30023.

[14] Krupke CH, Hunt GJ, Eitzer BD, et al. Multiple routes of exposure for honey bees living near agricultural fields. PLoS One 2012; 7(1):e29268.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?