Syngenta zegt
"Er is geen direct verband tussen het gebruik van neonicotinoïden en een slechte gezondheid bij bijen; er kan wel een verband worden gelegd tussen de bijensterfte en de aanwezigheid van de Varroa-mijt."
Ons antwoord
Zoals reeds gezegd, erkennen de Europese Groenen volledig dat het gebruik van neonicotinoïden niet de enige factor in de bijensterfte is. Dat staat ook in hun resolutie (A7-0359/2011) van november 2011 in het Europees Parlement. Het gebruik van neonicotinoïden bannen, enkel op gewassen die aantrekkelijk zijn voor bijen, zou echter al een stap in de goede richting zijn.
Maar laten we het houden bij de EFSA-bevindingen, de meest 'neutrale bron' voor beleidsmakers. De EFSA testte 3 van 7 neonicotinoïden op de Europese markt (er bestaan ook een systemische pesticide, Fipronil, dat op een vergelijkbare manier werkt, en andere pesticiden op basis van neonicotinoïden van de nieuwe generatie zoals Sulfoxaflor, waarvoor een Europese registratieaanvraag is ingediend).
Voor clothianidin concludeert de EFSA dat er een hoog acuut risico en een hoog chronisch risico voor honingbijen is als gevolg van residuen in nectar en stuifmeel, en een hoog risico bij gebruik op koolzaad. Er is ook een hoog acuut risico voor bijen als gevolg van stofdrift door gebruik van het product voor zaadbehandeling op mais, koolzaad en granen.
Voor thiamethoxam van Syngenta, identificeert de EFSA een hoog acuut risico voor honingbijen via stofdrift door gebruik op granen, katoen, koolzaad, mais en zonnebloemen en een hoog acuut risico voor blootstelling via guttatie op mais. Guttatie bestaat uit druppels xyleemsap op de toppen of uiteinden van bladeren van bepaalde vasculaire planten, zoals grassen. Dit mag niet worden verward met dauw, die condenseert van de atmosfeer op het oppervlak van de plant, waarvan non-target insecten soms drinken.
Voor imidacloprid van Bayer is er volgens de EFSA een hoog acuut risico voor honingbijen via stofdrift na gebruik op granen, katoen, mais en koolzaad; er werd ook een hoog acuut risico geïdentificeerd voor blootstelling via residuen in nectar en/of stuifmeel bij gebruik op katoen, koolzaad en zonnebloemen.
Maar het gaat veel verder dan de zeer voorzichtige conclusies van de EFSA. Steeds meer wetenschappelijk bewijs [1] toont aan dat er zelfs een verband zou kunnen zijn tussen ziekten en insecticiden die aanleiding geven tot Colony Collapse Disorder en de dood van bestuivers en andere dieren. Mason et all. publiceerden in oktober 2012 de alarmerende resultaten van hun studie 'Immune Suppression by Neonicotinoid Insecticides at the Root of Global Wildlife Declines' (Journal of Environmental Immunology and Toxicology). De samenvatting is vrij duidelijk: "Uitbraken van infectieziekten bij honingbijen, vissen, amfibieën, vleermuizen en vogels in de voorbije twee decennia vielen samen met het toenemende gebruik van systemische insecticiden, meer in het bijzonder neonicotinoïden en Fipronil.
Men vermoedt een link tussen insecticiden en dit soort ziekten . Ten eerste begon de uitbraak van deze ziekten in landen en regio's waar voor het eerst systemische insecticiden werden gebruikt: later verspreidden ze zich naar andere landen. Ten tweede leverde recent bewijs van immunosuppressie bij bijen en vissen veroorzaakt door neonicotinoïden, een belangrijke sleutel voor het inzicht in de subletale impact van deze insecticiden, niet enkel op deze organismen, maar waarschijnlijk ook op andere dieren door opkomende infectieziekten. Terwijl dit gebeurt, negeren de milieuautoriteiten in ontwikkelde landen de oproepen van bijenhouders (die zwaar zijn getroffen) en nemen ze neonicotinoïden niet op in hun gebruikelijke controleschema's. Ook wetenschappers die op zoek gaan naar antwoorden op het bijenprobleem zijn zich niet bewust van de nieuwe dreiging die systemische insecticiden hebben geïntroduceerd in diverse ecosystemen (zowel op het land als in het water)."
Subletaal betekent onvoldoende om de onmiddellijke dood te veroorzaken. Laaggedoseerde, subletale blootstelling aan sommige stoffen kan negatieve effecten hebben. Poeder voor coating van zaden of stof van residuen op door bijen bewerkt bijenkorfmateriaal kunnen een subletale impact hebben. Chronische blootstelling van honingbijen aan subletale doses neonicotinoïden kan ook aanleiding geven tot ernstige effecten, waaronder uiteenlopende gedragsstoornissen bij bijen, zoals vlieg- en navigatieproblemen, aantasting van het geheugen en het leervermogen, een verminderd fourageervermogen, een lager kweeksucces en een verminderde resistentie tegen ziekten.
Het is ook een feit dat ijverige of 'goede' bijenhouders die regelmatig behandelen tegen de Varroa-mijt hun kolonies nog steeds zien instorten. Het kan dus niet enkel aan de parasiet liggen. De Varroa-mijt is een parasiet en parasieten doden hun gastheer niet zo massaal (dat is een biologisch feit). De industrie legt de schuld vaak bij 'slechte' bijenhouders, en beschuldigt hen ervan hun job niet goed te doen - een oneerlijke beschuldiging die de bijenhouders verwerpen. Mortaliteit heeft vaak vele oorzaken of stressfactoren, maar als de veerkracht, het herstelvermogen of de immuniteit van de individuele bijen of de kolonie achteruitgaan door subletale effecten van giftige pesticiden, hebben ze minder kans om die stressfactoren zoals te weinig bloemen en een geringe beschikbaarheid van voedsel, ziekten en parasieten, te overleven. Eén realistische hypothese is dat als het zenuwstelsel van de bijen niet langer goed werkt als gevolg van subletale doses van neonicotinoïden, ze hun normale verzorgende en poetsgedrag waarmee ze de Varroa-parasiet kunnen verjagen, niet langer kunnen tentoonspreiden. Bayer Cropscience maakt overigens zélf reclame voor dit mechanisme, waarbij subletale doses van imidacloprid ervoor zorgen dat termieten, stoppen met zorgen en poetsen en dodelijk worden geïnfecteerd met pathogenen. Als het bij termieten zo verloopt, dan niet bij bijen?
[1] Rosemary Mason R., Tennekes H., Sánchez-Bayo F., Jepsen P.U. (in press) Immune Suppression by Neonicotinoid Insecticides at the Root of Global Wildlife Declines