“Het vandaag voorgestelde jaarverslag van de Europese Rekenkamer biedt ruimte voor optimisme over de uitgaven van Europees belastinggeld in 2017. Maar tegelijkertijd doemen er grote, zware donderwolken op aan de Europese horizon,” aldus Europees parlementslid Bart Staes (Groen), die vandaag debatteerde met de Rekenkamer over het rapport in de commissie begrotingscontrole.
In 2017 gaf de EU in totaal €137.4 miljard uit. Dat is 2% van de uitgaven van alle lidstaten samen en slechts 0,9% van het totale BNP van de 28 lidstaten. Staes: “Het goede nieuws is dat de foutenmarges bij de uitgaven blijven dalen. Bedroegen ze vorig jaar 2.4%, dan was dat in 2016 nog 3.1% en in 2015 nog 3.8%. Bij de directe betalingen zoals de inkomenssteun aan boeren en boerinnen, werden geen onregelmatigheden gevonden. De Rekenkamer geeft voor het tweede jaar op rij dan ook een (gedeeltelijke) betrouwbaarheidsverklaring. Vorig jaar gebeurde dat voor de eerste keer sinds 1994."
De Rekenkamer stuurde 13 dossiers naar de antifraudedienst OLAF voor onderzoek wegens fraude op basis van 703 onderzochte verrichtingen. Staes: “Het Rekenkamerverslag geeft geen schatting van het werkelijke fraudepercentage. Fraude is bewuste misleiding om een voordeel te verkrijgen. Het foutenpercentage van 3,1 % is dus géén graadmeter voor fraude, noch voor ondoelmatigheid of verspilling. Het betreft wél een schatting van het geld dat niet uitbetaald had mogen worden, omdat het niet gebeurde in overeenstemming met de toepasselijke wet- en regelgeving.”
Het klinkt allemaal erg verheugend, maar er zijn wat politieke angels, aldus Staes: “Dit is het zoveelste jaar op rij dat de Rekenkamer zegt dat de lidstaten en de Commissie op de hoogte waren of op de hoogte hadden kunnen zijn van verkeerdelijk uitbetaald geld. Er is dus dringend nood aan responsabilisering van de lidstaten en de Europese Commissie. Voor de begrotingspost "Groei en werkgelegenheid" is het foutenpercentage nu 4,2%. Als de lidstaten de voorhanden liggende info hadden gebruikt, quod non, zou het foutenpercentage gedaald zijn naar 2,7%. Voor 'Natuurlijke hulpbronnen" is het foutenpercentage nu 2,7%. Bij juist gebruikte informatie zou het gedaald zijn tot onder de 2 procent. Voor het Europees Ontwikkelingsfonds (15,7 miljard euro) is het foutenpercentage 4,5%. Indien de Commissie al de info gebruikt had die ze had of had kunnen weten zou het foutenpercentage gedaald zijn tot 2,8%.”
Staes wijst er op dat er ook nog steeds te weinig wordt gekeken naar de resultaten en alleen maar naar welke projecten er met EU-gelden worden gefinancierd. “Er worden bijvoorbeeld nutteloze rotondes gebouwd, enkele omdat die waarschijnlijk goed geld opleveren voor met regimes bevriende bouwbedrijven. Of er werd 100 miljoen uitgegeven aan salarissen voor Afrikaanse ambtenaren in het kader van the African Peace and Security Architecture, zonder duidelijk voorop gestelde doelen en een visie.”
Donderwolk
De grote politieke donderwolk die zich aandient, is die van het record bedrag van 267,3 miljard euro (twee EU-jaar begrotingen) aan toegezegde Europese investeringsfondsen, die nog niet zijn uitgegeven. Met name de nieuwe lidstaten die in 2004 bij de EU kwamen vinden geen of willen geen zinvolle projecten vinden die via de EU investeringsfondsen gefinancierd kunnen worden. Soms vinden ze de Europese regels te ingewikkeld (1). Dit zijn administratieve problemen, die politieke problemen kunnen worden, in de vorm van oplopende spanningen tussen enerzijds de netto-betalers en anderzijds die landen die niet het geld gaan krijgen waar ze wél recht op hebben. Als immers de nieuwe lidstaten plots volgend jaar massaal veel geld gaan opvragen, zou het wel eens kunnen dat er niet meer genoeg in kas zit. Het punt is dat de nieuwe lidstaten uitblinken in het niet uitgeven van toegezegde EU-fondsen door wanbestuur.
Staes: “Tel daarbij de toenemende problemen rond hoe het geld wordt uitgegeven in landen als Hongarije en de Tsjechische republiek en je ziet van ver aankomen dat men de zwarte piet weer in Brussel zal zoeken. De inertie en onverantwoordelijkheid van Europese regeringen leidt zo op twee manieren tot het langzaam eroderen van de EU en haar imago. Politici in nieuwe lidstaten zijn laks in hoe de gelden worden uitgegeven en dat straalt negatief af op de hele EU. Tegelijk versterkt het net de euro-sceptische politiek golf aangevoerd door de Hongaarse premier Orban.”
Staes: “Dit dreigt een majeur politiek probleem te worden zoals het Nederlands lid van de Rekenkamer Alex Brenninkmeijer vandaag in de Volkskrant aangeeft. Het niet uitgeven van Europese investeringsfondsen zal immers gebruikt worden in de politieke debatten rond de nieuwe Europese meerjarenbegroting (2021-2027). Netto betalers als Finland en Nederland, en bij ons de N-VA vinden dat de EU met minder geld moet toekomen en zullen aangeven dat dat het nu al niet lukt om voldoende projecten te vinden om EU-gelden te besteden.”
Staes: “De Europese Commissie moet onderzoeken wat de redenen zijn van de achterstanden en ze moet die oefening niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief maken. En zeker in verband met de duidelijke aanwijzingen van gesjoemel van politici als Orban in Hongarije en eerste minister Babis van de Tsjechische republiek.”
1) As we kijken naar de tabel van de niet afgewikkelde vastleggingen als percentage van de overheidsuitgaven 2017 land per land, dan zien we dat het vooral de landen zijn die in 2004 en 2007 toetraden die percentages halen boven de 10 procent: Polen 17,29, Roemenië 19,02, Tsjechische republiek 13,18, Hongarije 16,59, Slowakije 17,95, Kroatië 21,37, Bulgarije 21, 82, Litouwen 21,09, Letland 20,54, Estland 15,65%.