AA
Sociale minimumnormen in de hele Europese Unie en kandidaat-lidstaten (Schriftelijke vraag E-1765/05)

Eind april werd aangekondigd dat een fabrikant van ruitenwissers in Vlaanderen honderden jobs zal schrappen omdat hij een deel van de productie overhevelt naar Roemenië.

1. Erkent de Commissie dat veel ondernemingen de 15 oude EU-lidstaten verlaten omdat de loonkosten in de nieuwe en kandidaat-lidstaten veel lager liggen?

2. Erkent de Commissie dat werknemers in de nieuwe en kandidaat-lidstaten minder sociale rechten hebben?

3. Erkent de Commissie dat het sociaal overlegmodel in deze staten nauwelijks ontwikkeld is?

4. Erkent de Commissie dat bijgevolg de sociale verworvenheden van de werknemers in de oude EU-15 zwaar onder druk komen te staan?

5. Hoe zal de Commissie een beleid voeren gericht op het versterken van de sociale bescherming van de werknemers in de tien nieuwe EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten?

6. Hoe zal de Commissie een beleid voeren gericht op het bevorderen van een model van sociaal overleg dat voldoet aan de Europese sociale grondrechten en aan de basisconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie, met name: (a) vrijheid van vakvereniging; (b) verbod op dwangarbeid en kinderarbeid; (c) geen discriminatie van werknemers; (d) aanvaardbare lonen; (e) veilige arbeidsomstandigheden; (f) geen buitensporige werkuren?

7. Hoe zal de Commissie in de tien nieuwe EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten de organisatie van sociale verkiezingen bepleiten?

8. Hoe zal de Commissie er bij de tien nieuwe EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten op aandringen dat er ruimte moet ontstaan voor een maatschappelijk middenveld dat een vertaling kan geven aan de sociaal-economische en ecologische bekommernissen van de mensen?

9. Zal de Commissie er meer in het algemeen voor pleiten dat bij de aanbesteding van overheidsopdrachten de meedingende bedrijven - zowel in hun vestigingen binnen als buiten de EU - de minimumnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie respecteren?

***

ANTWOORD VAN COMMISSARIS SPIDLA (13 juli 2005)

Voor de problematiek rond bedrijfsherstructureringen verwijst de Commissie het geachte Parlementslid naar de mededeling van de Commissie ‘Herstructureringen en werkgelegenheid’ van 31 maart 2005 (meer info).

1. De verplaatsing van bedrijven is altijd een probleem geweest en dit is er met de uitgebreide Europese Unie (EU) alleen maar groter op geworden. In het geval van de laatste uitbreiding van de EU hebben handels- en factorbewegingen mogelijk gevolgen voor aan de nieuwe lidstaten grenzende regio’s en voor specifieke sectoren die meer onderhevig zijn aan invoerpenetratie vanuit die landen. In het algemeen, zo leert de ervaring, zijn in voorgaande perioden van grotere economische integratie vóór en tijdens een uitbreiding van de Gemeenschap de verwachte negatieve gevolgen voor de werkgelegenheid en de lonen uitgebleven. Daar komt bij dat, hoewel loondifferentiatie een van de redenen voor verplaatsing is, de internationale loonkostenverschillen niet de voornaamste zorg zijn, te meer daar zij ook onderliggende verschillen in productiviteit weerspiegelen.

2. De opneming van het acquis communautaire, dat een groot deel van de sociale rechten bestrijkt, is een voorwaarde voor het lidmaatschap van de Europese Unie. Op termijn draagt de omzetting van de wetgeving in intern recht in hoge mate bij tot de convergentie van de sociale rechten tussen de Europese landen.

3. De sociaal-overlegmodellen in de EU vertonen grote verschillen en het sociaal overleg zelf kan uiteenlopende vormen aannemen, zoals daar zijn: de bilaterale sociale dialoog op verschillende niveaus (landelijk, per bedrijfstak, binnen de onderneming), tripartiet overleg met de overheid en rechtstreekse werknemersparticipatie in ondernemingen.

In de nieuwe lidstaten is de bilaterale sociale dialoog een relatief nieuw verschijnsel. De Commissie en de Europese sociale partners hebben aanzienlijke inspanningen geleverd om deze dialoog verder te ontwikkelen, maar dit proces vergt tijd.

Daarentegen kennen de nieuwe lidstaten een langere traditie met tripartiet overleg, en tripartiete structuren hebben het overgangsproces ondersteund. De laatste jaren hebben deze tripartiete organen hun activiteiten niet alleen uitgebreid tot de lonen (waaronder de invoering van een wettelijk minimumloon in alle EU-10), de sociale bescherming en de werkgelegenheid, maar ook tot onderwerpen als immigratie, toetreding tot de EU en ILO-aangelegenheden.

Daarnaast verplicht de tenuitvoerlegging van alle communautaire richtlijnen inzake veiligheid en gezondheid de nieuwe lidstaten tot de instelling van comités voor de veiligheid en gezondheid, die in deze landen een dialoogcultuur moeten helpen bevorderen. Zo moet ook de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap ervoor helpen zorgen dat de sociale dialoog binnen ondernemingen aan meer werknemers ten goede komt.

Ten slotte zullen de werknemers van ondernemingen die deel uitmaken van multinationals, als gevolg van het lidmaatschap profiteren van de aanwezigheid van Europese ondernemingsraden (EOR), waarin transnationale vraagstukken aan de orde komen. Alle nieuwe lidstaten hebben Richtlijn 94/45/EG in intern recht omgezet. Van de 547 ondernemingen of concerns met een vestiging in een van de nieuwe lidstaten die binnen de werkingssfeer van de richtlijn vallen, hebben er 323 een EOR ingesteld, waarvan 30 % al voor de uitbreiding leden of waarnemers uit de nieuwe lidstaten omvatte.

4. Het verschijnsel van de verplaatsing van ondernemingen, waarbij het trouwens niet alleen gaat om verplaatsingen naar de nieuwe lidstaten maar dat gezien moet worden in de bredere context van de mondialisering van de economie, vormt een ernstig probleem, dat grotere inspanningen vergt op het gebied van het anticiperen op en het managen van veranderingen. Veranderingsmanagement, dat alle lidstaten en de kandidaat-lidstaten aangaat, ook al kan dit verschillende vormen aannemen, zal gemakkelijker worden als de lidstaten beschikken over een minimumpakket aan sociale rechten dat de sociale kosten kan verlichten. De communautaire wetgeving heeft op een groot aantal terreinen – veiligheid en gezondheid op het werk, discriminatiebestrijding, ontslag, informatie en raadpleging, arbeidstijd, uitzendarbeid en deeltijdarbeid – aan de ontwikkeling van dit pakket bijgedragen en zal dat ook in de toekomst blijven doen. Voorts zal de Commissie in het kader van een groenboek over de ontwikkeling van het arbeidsrecht de ontwikkeling van de werkorganisatiemodellen en de rol van het arbeidsrecht bestuderen om een doeltreffende bescherming van de werknemers te garanderen zonder ontwikkelingen die groei en nieuwe banen kunnen creëren, in de weg te staan.

5. De organisatie en financiering van de sociale bescherming is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van elke lidstaat afzonderlijk en zij hechten hier sterk aan.

Niettemin hebben de Commissie en de lidstaten in de jaren negentig een proces op gang gebracht waarin men zich op vrijwillige basis bezint over de gemeenschappelijke uitdagingen op dit gebied, bijvoorbeeld met betrekking tot de veranderingen in de samenleving en de werkorganisatie, de aanhoudende sociale uitsluiting en werkloosheid, en de vergrijzing. Het Comité voor sociale bescherming werd in 2000 in het leven geroepen om als forum voor deze gedachtewisselingen te fungeren (het werd vervolgens officieel ingesteld bij het Verdrag van Nice). De Europese Raad van Lissabon in maart 2000 riep op tot gezamenlijke actie door middel van de open coördinatiemethode om twee problemen aan te pakken: de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en de instandhouding van adequate en houdbare pensioenstelsels. Vrij snel daarna werden daaraan gezondheid en langdurige zorg toegevoegd. Vanaf 2005 worden deze werkzaamheden samengevat in een jaarlijks gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over sociale bescherming en sociale integratie.

Het doel is de lidstaten te steunen bij het ontwerpen van strategieën en het verbeteren van hun stelsels van sociale bescherming. De Wereldhandelsorganisatie (WTO) vergemakkelijkt de uitwisseling van ervaringen tussen de lidstaten, zodat zij van elkaar kunnen leren, en verplicht hen bij het ontwerpen van nationale strategieën onder andere ook de sociale partners en de niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) te betrekken. Het doel is: betere beleidsvorming.

De EU10-landen hebben voor hun toetreding als waarnemers deelgenomen aan de vergaderingen van het Comité voor sociale bescherming en zijn thans volwaardige deelnemers aan de open coördinatiemethode. Zomer 2004 hebben zij hun eerste nationale actieplannen voor sociale integratie ingediend. Hun eerste nationale strategieverslagen voor adequate en houdbare pensioenstelsels zullen zij binnenkort indienen. Bulgarije en Roemenië zijn onlangs als lid met waarnemersstatus toegetreden tot het Comité voor sociale bescherming.

6. De Commissie ondersteunt de ratificering en daadwerkelijke toepassing van de fundamentele arbeidsnormen van de ILO en staat ook achter de bevordering, zowel binnen als buiten de EU, van fatsoenlijk werk voor iedereen, zoals omschreven door de ILO en de Wereldcommissie voor de sociale dimensie van de mondialisering.

De Commissie wijst erop dat alle 25 lidstaten de acht ILO-verdragen inzake fundamentele arbeidsnormen hebben geratificeerd of de ratificatie bijna hebben afgerond. De ILO kon op haar regionale Europese bijeenkomst in februari 2004 in Boedapest melden dat de EU-25 de eerste regio ter wereld is waar de volledige ratificatie van de fundamentele arbeidsnormen bijna is voltooid. Daarnaast zij erop gewezen dat alle 25 lidstaten op een groot aantal punten gebonden zijn door strengere regels dan de fundamentele arbeidsnormen van de ILO, zoals Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk en Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep. De bevordering van de sociale dialoog is ook een onderdeel van het acquis communautaire. Andere belangrijke EG-richtlijnen behelzen minimumvoorschriften voor veilige arbeidsomstandigheden, arbeidsrecht, werknemersparticipatie en bepalingen inzake de arbeidstijd die dikwijls verder gaan dan de ILO-normen.

7. Richtlijn 2002/14/EG tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap, bepaalt dat de werknemers het recht hebben via hun vertegenwoordigers geïnformeerd en geraadpleegd te worden. Bedoeld zijn hier de vertegenwoordigers volgens de nationale wetgeving en/of praktijk, dat wil zeggen enkele vertegenwoordiging via de vakbonden, dubbele vertegenwoordiging via de vakbonden en gekozen organen (ondernemingsraden) of een systeem daartussenin. De werknemersvertegenwoordigers moeten onafhankelijk zijn van de werkgever en voldoende bescherming en waarborgen genieten om hun functie te kunnen uitoefenen.

8. De Commissie erkent de bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de bevordering van een billijke en op integratie gerichte samenleving in de tien nieuwe lidstaten en de kandidaat-lidstaten. Daarom moedigt zij de samenwerking tussen de nationale overheden en de ngo’s aan in aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, zoals werkgelegenheid, sociale integratie en gelijke kansen. Wat bijvoorbeeld de kandidaat-lidstaten betreft, is de Commissie er een groot voorstander van de ngo’s te betrekken bij de opstelling van de gezamenlijke beoordelingen van het werkgelegenheidsbeleid en de gezamenlijke memoranda over sociale integratie, en de follow-up daarvan.

De dialoog tussen de regeringen en de ngo’s wordt uitdrukkelijk vermeld in recente Europese wetgeving, zoals Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming, en Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep, en maakt daarom deel uit van het acquis communautaire. In de richtlijnen wordt de lidstaten verzocht de dialoog aan te gaan met ngo’s die een rechtmatig belang hebben bij te dragen tot de bestrijding van discriminatie.

9. Zoals vermeld in haar Interpretatieve mededeling betreffende het Gemeenschapsrecht van toepassing op overheidsopdrachten en de mogelijkheden om sociale aspecten hierin te integreren, beschikken aanbestedende diensten over tal van mogelijkheden om via hun contractbepalingen sociale doelstellingen te verwezenlijken. Zo kunnen zij in principe de opdrachtnemer bijvoorbeeld verplichten tijdens de uitvoering van het contract te voldoen aan de fundamentele arbeidsnormen van de ILO, in de veronderstelling dat dergelijke bepalingen niet al in de nationale wetgeving zijn geïmplementeerd, mits zij in het bestek worden vermeld en verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht, en mits er met name geen sprake is van directe of indirecte discriminatie ten nadele van inschrijvers uit andere lidstaten.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?