Opvang vluchtelingen aan de oostelijke grens van de EU (Schriftelijke vraag P-0310/05)

• 2005-06-10

Op 5 januari 2005 informeerden Tsjetsjeense vluchtelingen uit het vluchtelingenkamp "Vinin" nabij de Poolse stad Kalvar de internationale gemeenschap over de mensonwaardige levensomstandigheden waaraan ze onderworpen worden. Er leven ongeveer 150 mensen, waaronder ook een aantal kankerpatiënten. Drie tot vier families moeten één kamer delen. De kwaliteit van het voedsel is beneden alle peil (rot voedsel). Dokters komen slechts occasioneel langs. Ziektes worden enkel bestreden middels pijnstillers en niet via andere medicijnen. De gezondheidszorg is absoluut ontoereikend. De vluchtelingen hebben geen geld om zelf medische behandeling te financieren. Kinderen worden niet opgevangen en gaan niet naar school.

Kan de Raad mededelen:

1. of hij op de hoogte is van de hierboven beschreven toestand en of hij kennis heeft van andere gelijkaardige toestanden in andere vluchtelingenkampen in de lidstaten die de oostelijke grens van de EU vormen;

2. of hij bereid is bij de verantwoordelijke (Poolse) autoriteit tussen te komen teneinde een halt toe te roepen aan de mensonwaardige toestand waarin deze vluchtelingen leven;

3. welke maatregelen de Raad ondernam teneinde een menswaardige opvang van vluchtelingen te garanderen?

***

ANTWOORD VAN DE RAAD (30 mei 2005)

De Raad deelt het geachte parlementslid mede dat hij de feiten waarvan in diens vraag gewag wordt gemaakt, niet besproken heeft.

In Richtlijn 2003/9/EG van 27 januari 2003 zijn minimumnormen inzake de opvang van asielzoekers in de lidstaten vastgesteld. Krachtens artikel 26 van die richtlijn moeten de lidstaten uiterlijk op 6 februari 2005 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden. Voorts nodigt de Raad het geachte parlementslid uit kennis te nemen van de ontwikkelingen dienaangaande in het kader van het Haags programma, dat de Europese Raad tijdens zijn bijeenkomst te Brussel op 4 en 5 november 2004 heeft goedgekeurd.

Overeenkomstig artikel 211 VEG ziet de Commissie toe op de toepassing door de nationale autoriteiten van zowel de bepalingen van dit Verdrag als de door de Europese Unie vastgestelde wetgeving. De Raad nodigt het geachte parlementslid derhalve uit zijn vragen rechtstreeks tot de Commissie te richten.

Klik hier voor het antwoord van de Commissie