AA
Heroriëntatie Europese aardoliesubsidies naar duurzame energiebronnen

Tussen 1975 en 1998 heeft de Commissie 747,72 miljoen euro subsidies gegeven aan Europese olie-, gas- en steenkoolproducenten. De bijzondere aandacht voor aardolie staat in schril contrast met de ambitieuze doelstellingen van Kyoto inzake de CO2-uitstoot en de stiefmoederlijke behandeling van alternatieve energiebronnen. Uit het eerste evaluatierapport van de Europese Commissie over haar Witboek Energie voor de toekomst: Duurzame energiebronnen blijkt dat enkel de alternatieve energiebronnen waarvoor de lidstaten extra maatregelen nemen hun marktaandeel kunnen vergroten (COM(2001)0069/def.). Er dringt zich dus een forse inhaaloperatie op ten gunste van alternatieve energiebronnen.

Zal de Commissie haar steun aan de petroleumindustrie heroriënteren naar de ontwikkeling en promotie van alternatieve energiebronnen? Zo neen, waarom weigert de Commissie een inhaaloperatie ten gunste van milieuvriendelijke energiebronnen, gezien de ambitieuze doelstellingen van Kyoto en de jarenlange bevoordeling van de petroleumindustrie?

Antwoord

De Commissie is het met de geachte afgevaardigde eens dat het voor hernieuwbare energiebronnen beschikbare bedrag absoluut moet worden verhoogd. Wel moet erop worden gewezen dat de communautaire middelen een aanvulling zijn op de nationale middelen. Dat wil dus zeggen dat de communautaire middelen voor hernieuwbare energiebronnen alleen beschikbaar zijn wanneer de lidstaten prioriteit verlenen aan projecten voor hernieuwbare energie en zij voorstellen indienen voor medefinanciering door de Gemeenschap.

Zoals reeds in het eerste voortgangsverslag over het Witboek "Energie voor de toekomst: hernieuwbare energiebronnen" werd benadrukt, zijn om het doel van 12% hernieuwbare energie in het totale energiegebruik in de Gemeenschap per 2010 te bereiken, zowel op communautair als nationaal niveau extra inspanningen vereist.

De communautaire middelen voor hernieuwbare energiebronnen komen voornamelijk uit de structuurfondsen, het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) en steunprogramma's zoals Altener.

Over de periode 1994-1999 heeft het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) 300 miljoen euro toegekend aan projecten op het gebied van hernieuwbare energiebronnen, hetgeen neerkomt op 10,5% van de totale middelen in verband met energie (2.900 miljoen euro of 1,5% van de totale uitgaven van het EFRO in deze periode, namelijk 200 miljard euro).

In het vijfde OTO-kaderprogramma, dat de periode 1998-2002 bestrijkt, was het voor hernieuwbare energiebronnen uitgetrokken bedrag ongeveer 400 miljoen euro. Het steunprogramma Altener heeft voor de periode 1998-2002 een budget van 77 miljoen euro.

Naar verwachting zal het budget voor hernieuwbare energiebronnen zowel in het zesde OTO-kaderprogramma als bij Altener in de komende periode, 2003-2007, toenemen.

Ten aanzien van de structuurfondsen moet erop worden gewezen dat hernieuwbare energiebronnen in de nieuwe verordening voor de periode 2000-2006 als prioriteit worden gezien, en dat het totaalbedrag voor hernieuwbare energieën naar verwachting zal toenemen. Niettemin zal het bedrag dat de lidstaten zullen uittrekken voor hernieuwbare energieprojecten pas bekend zijn nadat zij de nationale programma's hebben vastgesteld en die aan de Commissie hebben voorgelegd. Ook in het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) zijn middelen opgenomen voor installaties voor hernieuwbare energie, met name uit hoofde van de verordening inzake plattelandsontwikkeling.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?