Grensoverschrijdende milieueffectbeoordeling van 'IJzeren Rijn' (Schriftelijke Vraag E-2220/08)

• 2008-08-20

Schriftelijke vraag aan de Commissie van Joost Lagendijk (Verts/ALE), Bart Staes (Verts/ALE) en Michael Cramer (Verts/ALE)

Wij zijn verontrust over de wijze waarop momenteel besluiten worden genomen in het kader van het spoorproject ‘IJzeren Rijn’. Het staat buiten kijf dat een goede spoorwegverbinding tussen Antwerpen en Duisburg voor het goederenvervoer nodig is, met name uit het oogpunt van de beoogde modal shift en duurzame mobiliteit.

Bij de huidige beoordeling van het project wordt echter onvoldoende rekening gehouden met de schadelijke gevolgen van de spoorlijn voor het milieu. Tot dusver vond er slechts een milieueffectbeoordeling plaats voor bepaalde onderdelen van het plan. Wij zouden graag zien dat Duitsland, België en Nederland komen tot een gezamenlijke, grensoverschrijdende milieueffectbeoordeling. Alleen zo kunnen wij en ook onze collega’s uit de betrokken landen en regio’s straks kiezen voor de minst schadelijke tracévariant van de ‘IJzeren Rijn’.

Kan de Commissie derhalve laten weten:

– of zij het met ons eens is dat de ‘IJzeren Rijn’ uit het oogpunt van modal shift en duurzame mobiliteit nog steeds wenselijk is;

– of zij bereid is onderzoek te doen naar de vraag in welke mate het wegvervoer kan worden verminderd door realisatie van de ‘IJzeren Rijn’ en in welke mate dit een vermindering van de CO2-emissies tot gevolg heeft;

– welke mogelijkheden er volgens haar bestaan om de geluidshinder die de ‘IJzeren Rijn’ met zich mee brengt, te verlagen;

– of zij het met ons eens is dat een grensoverschrijdende milieueffectbeoordeling nodig is voor onze collega’s uit de betrokken landen en regio’s zodat zij kunnen kiezen voor het minst schadelijke tracé;

– of zij bereid is hierover gesprekken te gaan voeren met de regeringen van België, Duitsland en Nederland;

– of zij bereid is toekomstige financiële steun voor de ‘IJzeren Rijn’ zo veel mogelijk afhankelijk te maken van een grensoverschrijdende milieueffectbeoordeling en verlaging van de geluidshinder;

– indien zij het met ons eens is, wanneer zij voornemens is actie te ondernemen? Of in het andere geval, waarom zij het niet met ons eens is?

***

ANTWOORD VAN COMMISSARIS TAJANI (op 8 juli 2008)

1. Ja — De IJzeren Rijn maakt deel uit van prioriteitsproject 24 (PP24): de spoorwegas Lyon/Genua—Bazel—Duisburg—Rotterdam/Antwerpen, zoals gespecificeerd inde communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (TEN-T)[1].

2. en 3. In het kader van het TEN-T-meerjarenprogramma 2007-2013 cofinanciert de Commissie onderzoek naar het "IJzeren Rijn"-project waarbij onder andere een analyse wordt gemaakt van de effecten van het project op de modal shift en de mogelijkheden om geluidshinder te beperken.

4. Als onderdeel van dit onderzoek zal tevens een milieueffectbeoordeling worden uitgevoerd.

5. en 7. De Commissie overweegt of zij een Europese coördinator voor PP24 zal aanwijzen, die ook de IJzeren Rijn in zijn takenpakket zal krijgen en die de uitvoering van het hele project, maar met name de grensoverschrijdende delen daarvan zou moeten vergemakkelijken.

6. De cofinanciering van het onderzoek uit het budget van TEN-T gebeurt alleen als het project het communautair acquis in acht neemt, inclusief de wetgeving inzake SMEB[2]en MEB[3].

[1] Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet, PB L 228 van 9.9.1996. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad, PB L 363 van 20.12.2006.

[2] Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's, PB L 197 van 21.7.2001.

[3] Richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997 tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu- effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, PB L 73 van 14.3.1997.