AA
Gebruik zoetstof stevioside (Schriftelijke vraag E-0852/05)

In 2004 organiseerden onderzoekers van de Katholieke Universiteit Leuven een internationaal symposium met als thema "De veiligheid van stevioside". Wetenschappers van over de hele wereld concludeerden dat stevioside veilig is voor menselijke consumptie.

De zoetstof is 300 keer zoeter dan suiker. Het gebruik ervan kan het aantal gevallen van obesitas en diabetes verminderen. De jaarlijkse kosten t.g.v. deze aandoeningen kunnen in de EU-25 geraamd worden op 227 miljard euro, de sociale gevolgen van deze ziektes en van tandbederf niet eens meegerekend.

Het product wordt in Brazilië, Korea, Maleisië en Japan officieel gebruikt als zoetstof met laag caloriegehalte. In de VS wordt stevioside sinds 1995 gebruikt als dieetsupplement.

De Europese Unie heeft in 2000 beslist dat dit product niet voldoende goed gekend is om als voedingsadditief te gebruiken. Intussen heeft uitgebreid wetenschappelijk onderzoek uitgewezen dat er geen enkel nadelig effect van stevioside waargenomen kan worden. Ook Jecfa (Joint expert committee for food additives van de WHO) heeft in juni 2004 een voorlopige ADI van 2 mg steviolequivalenten per kg lichaamsgewicht goedgekeurd.

Omwille van mogelijke resistentieproblemen zijn antibiotica in diervoeding verboden. Voorlopige resultaten geven aan dat steviastengels en blaadjes mogelijk als vervanger kunnen dienen voor antibiotica in diervoeding (bevatten interessante polyfenolen). Dit zou enorme mogelijkheden openen in de diervoedingsproblematiek. Dit zou een groot maatschappelijk belang kunnen hebben, maar er is in dit verband nog verder onderzoek vereist waar middelen voor vereist zijn.

Staat de Commissie met deze gegevens, erkend door wetenschappers van over de hele wereld, nog steeds achter haar besluit om stevioside te verbieden op de Europese markt en zo ja, waarom? Zal zij in voorkomend geval middelen vrijmaken voor verder wetenschappelijk onderzoek naar het gebruik van dit natuurlijk product dat veel ziekte kan voorkomen?

***

ANTWOORD VAN COMMISSARIS KYPRIANOU

Op grond van aanvragen van twee verschillende ondernemingen heeft de Commissie het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) verzocht de veiligheid van planten en bladeren van Stevia rebaudiana Bertoni als nieuw voedingsmiddel en van stevioside als zoetstof te onderzoeken. De meest recente adviezen van het Wetenschappelijk Comité dateren van juni 1999.

Wat de zoetstof betreft, heeft het Comité zich bezorgd getoond over de afwezigheid van veiligheidsgegevens over het genotoxische potentieel van een metaboliet van stevioside, over de onzuiverheden in de verbinding en over de mogelijke effecten op de menselijke vruchtbaarheid. Het Comité heeft geconcludeerd dat “de stof op grond van de thans beschikbare gegevens niet aanvaardbaar is als zoetstof”. Daarom heeft de Commissie niet voorgesteld om deze stof toe te laten krachtens Richtlijn 95/34/EG inzake zoetstoffen voor gebruik in levensmiddelen (1). Intussen hebben de Commissie noch de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) aanvullende informatie ontvangen over de studies waarom het SCF in het hierboven vermelde advies heeft gevraagd.

In verband met de plantaardige producten heeft het Comité geconcludeerd dat de verstrekte informatie ontoereikend was ten aanzien van de specificatie van het commerciële product en geen veiligheidsstudies bevatte. Dit bevestigde het eerste beoordelingverslag van de nationale bevoegde autoriteit die de aanvraag had ontvangen. Bijgevolg heeft de Commissie het in de handel brengen van planten en gedroogde bladeren van Stevia rebaudiana Bertoni als voedingsmiddel of voedselingrediënt geweigerd (2).

In juni 2004 heeft het Gezamenlijk Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven (JECFA) van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO)/Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een tijdelijke aanvaardbare dagelijkse opname (ADI) of 0—2 mg/kg lichaamsgewicht voor steviolglycosiden vastgesteld. De Commissie heeft echter gevraagd dat vóór 2007 nadere informatie wordt verstrekt over de farmacologische effecten van steviolglycosiden op de mens.

Op grond van de hierboven vermelde informatie is de Commissie thans niet in staat om het gebruik van stevioside als zoetstof voor te stellen. Mocht iemand belangstelling hebben voor de herbeoordeling van stevioside, moet hij/zij een aanvraag bij de Commissie indienen, rekening houdend met de in de eerdere adviezen van het SCF aan de orde gestelde kwesties.

De Commissie heeft geen bijzondere plannen om onderzoek naar de veiligheid van stevioside te financieren.

(1) Achttiende Richtlijn 95/34/EG van de Commissie van 10 juli 1995 tot aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlagen II, III, VI en VII van Richtlijn 76/768/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake cosmetische produkten, PB L 167 van 18.7.1995

(2) Beschikking van de Commissie van 22 februari 2000 houdende weigering van een vergunning voor het in de handel brengen van "Stevia rebaudiana Bertoni: planten en gedroogde bladeren" als nieuw voedingsmiddel of nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad, PB L 61 van 8.3.2000

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?