AA
Gebruik van biologische screeningstest naar aanwezigheid van dioxineachtige stoffen (Schriftelijke vraag P-0580/06)

De dioxinecrisis van de voorbije weken in België en Nederland heeft nogmaals aangetoond dat voeding grootschalig moet worden gecontroleerd op stoffen met een dioxineachtige activiteit. Bovendien is duidelijk geworden dat controle enkel op PCB’s en niet op dioxines onvoldoende is om de voedselveiligheid te garanderen.


Voor screening van monsters op de aanwezigheid van polluenten met dioxineachtige werking bestaan twee soorten technologie. Bij chemische analyse (bijvoorbeeld gaschromatografie) wordt de concentratie bepaald van enkele specifieke verbindingen en wordt deze dosis vermenigvuldigd met een overeenkomstige toxiciteitsfactor. Dit proces voert men voor een aantal dioxineachtige stoffen uit, waarna de som gemaakt wordt van de producten en een totale toxiciteit wordt berekend. Het grote nadeel is dat bij deze technieken enkel rekening wordt gehouden met de stoffen die kunnen gemeten worden en waarvan de toxiciteitsfactor is gekend. Deze laatste is maar gekend voor 7 dibenzo-para-dioxines, 10 dibenzofuranen en 12 dioxineachtige PCB’s, terwijl er veel meer dioxineachtige stoffen bestaan. Bovendien gebeurt meestal enkel controle op de PCB’s.


Biologische screeningtests geven een minder gedetailleerd, maar een vollediger beeld van de toxiciteit van een monster. CALUX bijvoorbeeld is een techniek, waarbij genetisch gewijzigde cellen worden blootgesteld aan een extract van een staal, waarna de activiteit van de dioxineachtige stoffen wordt gemeten. Bij dergelijke testen blijft de precieze samenstelling van de toxische stoffen onbekend, maar wordt wel een totale toxiciteit gemeten (zowel dioxines als PCB’s en andere bekende en zelfs onbekende dioxineachtige stoffen). Dit is dus een ideale methode voor screening waarbij moet geweten zijn of een staal aanvaardbare hoeveelheden dioxineachtige stoffen heeft of niet. Bovendien gebeurt controle met dergelijke biologische technieken opmerkelijk sneller en goedkoper.


Kan de Commissie meedelen:


1. Hoe ze staat tegenover het voorstel deze biologische analysetechnieken te integreren als te gebruiken methode voor de standaardscreening van veevoer en voedsel;


2. Of ze bereid is de lidstaten aan te bevelen of te verplichten deze analysetechnieken te gebruiken in een uitgebreide controle van voedsel door de diverse voedselveiligheidsautoriteiten?


***


ANTWOORD VAN COMMISSARIS KYPRIANOU (10 maart 2006)



Richtlijn 2002/69/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op dioxinen en de gehaltebepaling van dioxineachtige PCB's in levensmiddelen en Richtlijn 2002/70/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot vaststelling van voorschriften voor de gehaltebepaling van dioxinen en dioxineachtige polychloorbifenylen (PCB's) in diervoeders stellen voorschriften voor de analysemethode vast om te garanderen dat de laboratoria analysemethoden van een vergelijkbaar niveau gebruiken.


De Commissie heeft bioassays op basis van cellen, die het geachte Parlementslid in zijn vraag als biologische analysetechnieken noemt, reeds erkend als screeningsmethode voor de controle van diervoeders en levensmiddelen op dioxines en dioxineachtige PCB's.


Beide hierboven genoemde richtlijnen bepalen namelijk uitdrukkelijk dat de aanwezigheid van dioxinen en dioxineachtige PCB's in diervoeders en levensmiddelen kan worden nagegaan aan de hand van een gevalideerde en algemeen aanvaarde screeningsmethode waarmee monsters met een gehalte aan dioxinen en dioxineachtige PCB's dat het betrokken concentratieniveau benadert of overschrijdt, worden uitgeselecteerd. Bij monsters met een hoog gehalte aan dioxinen en dioxineachtige PCB's moet het gehalte met behulp van een bevestigingsmethode worden bepaald.


Met screeningsmethoden kunnen in korte tijd veel monsters worden verwerkt. Zij worden gebruikt om uit grote aantallen monsters die monsters te selecteren die mogelijk positief reageren en zijn er specifiek op gericht fout-negatieve resultaten te vermijden. De richtlijnen stellen strikte voorschriften vast voor de bevestigingsmethoden, en minimumvoorschriften voor de screeningsmethode.


Bioassays op basis van cellen worden bovendien vermeld als een screeningsmethode die reeds mag worden toegepast.


De Commissie is voorstander van een ruimer gebruik van deze screeningsmethoden voor de controle van diervoeders en levensmiddelen op dioxines en dioxineachtige PCB's, aangezien deze methoden een intensievere controle mogelijk maken, wat de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen ten goede komt, en goedkoper zijn voor de bevoegde autoriteiten en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven. Het is echter absoluut noodzakelijk dat de laboratoria strikte regelingen voor kwaliteitsborging toepassen, die garanderen dat de vastgestelde minimumvoorschriften, in het bijzonder wat het percentage fout-negatieve monsters betreft, worden nageleefd.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?