In het kader van het jaarlijkse Ilets-overleg (International Law Enforcement Telecommunications Seminar)
werken de politiediensten van de vijftien EU-lidstaten mee aan de gesofisticeerde afluisterpraktijken van het
National Security Agency (NSA), de Amerikaanse geheime dienst die zich bezighoudt met telecommunicatie en
dataverkeer. Op verzoek van de NSA hebben Lotus, Microsoft en Netscape het veiligheidsniveau van hun internet-
en e-mailprogramma's verminderd voor gebruikers buiten de Verenigde Staten. De afluistermogelijkheden worden
vooral gebruikt voor economische spionage.
"Het gevolg is dat bijna elke computer in Europa,
als een ingebouwde standaardversie, een systeem heeft dat het NSA (alleen) de mogelijkheid biedt om de code van
de gebruiker te kraken en beveiligde boodschappen te lezen", aldus Duncan Campbell in het EU-rapport
"Interception Capabilities 2000". De boodschappen worden met sniffer-software onderschept in
VS-internetknooppunten, of opgepikt door het Echelon-spionagenetwerk van de VS, GB, Canada, Nieuw-Zeeland en
Australië, de zogenaamde UKUSA-groep.
De NSA beroept zich voor haar afluisterpraktijken op de
Communications Assistance for Law Enforcement Act (Calea), die in '94 werd goedgekeurd door het Congres.
Amerikaanse telecombedrijven moeten sindsdien afluisterfaciliteiten inbouwen in alle digitale satelliet- en
mobiele communicatiedragers. In januari '95 nam de Raad een (niet-bindende) resolutie aan die als twee druppels
water lijkt op de Calea-wet. De goedkeuring toepassing van deze ingrijpende maatregelen was - en is nog steeds -
aan geen enkele parlementaire controle onderworpen.
1. Kan de Raad mij een kopie bezorgen van
de (niet-bindende) Calea-resolutie, zoals door haar goedgekeurd in januari '95?
Zo
neen,
a) waarom niet en
b) betekent deze weigering geen inbreuk op het
principe van de parlementaire controle in een rechtsstaat?
2. Heeft de Raad de
(niet-bindende) Calea-resolutie in de loop der jaren gewijzigd?
Zo ja,
a)
welke wijzigingen werden aangebracht,
b) wanneer,
c) waarom en
d) op wiens verzoek?
3. Is het volgens de Raad niet beter een "openbare" richtlijn
uit te werken teneinde een democratische toetsing mogelijk te maken? Zo neen, waarom acht de Raad een dergelijke
democratische controle niet noodzakelijk?