AA
(27/12/05) Overname van Pechiney door Alcan

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3275/05

van Paul van Buitenen (Verts/ALE) en Bart Staes (Verts/ALE)

aan de Commissie


Betreft:Overname van Pechiney door Alcan


1.Heeft de Commissie naar aanleiding van het onderzoek door de Franse beurswaakhond (AMF) een intern onderzoek ingesteld naar de mogelijke betrokkenheid van een aantal van haar ambtenaren die voortijdig op de hoogte waren van een mogelijke vijandige overname van het bedrijf Pechiney door haar concurrent Alcan?


2.Kan zij bevestigen dat een van haar ambtenaren van DG Comp die voortijdig op de hoogte was van voornoemde overname reeds had aangekondigd de Commissie te verlaten om in dienst te treden van een advocatenkantoor gespecialiseerd in "Mergers, Acquisitions and Joint Ventures" described by clients as the number one choice for international M and A"? Vindt de Commissie het verstandig om in dat geval deze ambtenaar nog bij een zo gevoelige zaak te betrekken?


3.Welke maatregelen heeft de Commissie genomen om te voorkomen dat ambtenaren, met name ambtenaren die op gevoelige posten zitten en overstappen naar het bedrijfsleven, gebruik maken van "geheime" interne gegevens in hun nieuwe baan? Is er met deze ambtenaren een concurrentiebeding gesloten, zo nee waarom niet?


4.Kan de Commissie bevestigen of er in de procedure die geleid heeft tot de goedkeuring van de overname van Pechiney door Alcan gebruik is gemaakt van het "Devils Advocate Panel", een systeem ingevoerd naar aanleiding van een aantal door het Hof verworpen zaken? Zo nee, waarom niet?


5.Heeft OLAF haar bevindingen over mogelijke handel met voorkennis in bovengenoemde zaak reeds doen toekomen aan de Commissie, zo nee, wanneer verwacht de Commissie dat OLAF dat zal doen?


6.Is de Commissie bereid om de bevindingen van OLAF te doen toekomen aan de bevoegde commissie van het Parlement op het moment dat zij die ontvangt, zo nee waarom niet? Op welke wijze kan volgens de Commissie het Parlement in deze zaak haar controlerende taak uitvoeren?


E-3275/05NL

Antwoord van mevrouw Kroes

namens de Commissie

(18.11.2005)


1. De Commissie pleegt zich, bij wijze van algemene regel, van commentaar over dergelijke lopende onderzoeksmaatregelen te onthouden. De vragen van de geachte Parlementsleden houden rechtstreeks verband met een administratief onderzoek van de Franse beurstoezichthouder (AMF) en een strafrechtelijk onderzoek van de Franse justitiële instanties. De Commissie beperkt zich daarom hierna tot het beantwoorden van de algemene vragen die de geachte Parlementsleden hebben gesteld.


2. De Commissie wil eraan herinneren dat alle ambtenaren krachtens het Ambtenarenstatuut ertoe gehouden zijn "uitsluitend de belangen van de Gemeenschappen voor ogen [dienen] te houden" (artikel 11) en "zich [dienen] te onthouden van iedere handeling en van iedere manier van optreden die afbreuk zouden kunnen doen aan de waardigheid van [hun] functie als ambtenaar" (artikel 12). Voorts is het ambtenaren ingevolge artikel 17 van het Statuut "verboden informatie waarvan [zij] in [hun] ambt kennis [hebben] genomen, aan onbevoegden mede te delen, tenzij die informatie reeds openbaar of voor het publiek toegankelijk is gemaakt". Deze verplichting geldt ook voor ambtenaren die uit dienst zijn getreden.


Artikel 16 van het statuut stelt vast dat ambtenaren zijn gehouden "na beëindiging van de dienst betamelijkheid en kiesheid te betrachten bij het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen".


Ten slotte bepaalt de Gedragscode op administratief gebied, die als bijlage aan het reglement van orde van de Commissie is gehecht: "Het personeel van de Commissie stelt zich altijd objectief en onpartijdig op, zowel in het belang van de Gemeenschap als in het algemeen belang. Het personeel handelt onafhankelijk in het kader van het beleid van de Commissie en zal zich nooit laten leiden door persoonlijke of nationale belangen of door politieke druk." De gedragscode is bindend voor alle personeelsleden die vallen onder het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.


Gezien deze statutaire verplichtingen ziet de Commissie geen reden om ambtenaren die hun voornemen om de instelling te verlaten hebben bekendgemaakt, te beletten hun normale activiteiten tot het einde van hun dienstverband uit te voeren.


3. Naast de hierboven aangehaalde verplichtingen in het kader van artikel 17 van het Statuut, dienen gewezen ambtenaren overeenkomstig artikel 16 van het Statuut de instelling in te lichten over iedere al dan niet winstgevende beroepsactiviteit die ze binnen de twee jaar na hun vertrek willen uitoefenen. Dit artikel bepaalt dat "als deze beroepsbezigheden verband houden met de werkzaamheden die de ambtenaar heeft verricht gedurende de drie jaren die aan de beëindiging van de dienst voorafgingen en mogelijk niet verenigbaar zijn met de legitieme belangen van de instelling, het tot aanstelling bevoegde gezag, naargelang van het dienstbelang, [kan] besluiten de ambtenaar te verbieden de betrokken beroepsbezigheden uit te oefenen, of de uitoefening ervan aan bepaalde voorwaarden te onderwerpen".


Verder stellen de artikelen 18 tot en met 20 van Besluit C(2004) 1597/10 van de Commissie van 28 april 2004 inzake nevenactiviteiten en opdrachten buiten de instellingen duidelijke en strikte eisen vast waaraan gewezen ambtenaren die beroepsactiviteiten ontplooien moeten voldoen, met inbegrip van de verplichting een verklaring te ondertekenen waarbij zij hun verdere verplichtingen ten aanzien van de Commissie erkennen, in het bijzonder die uit hoofde van de artikelen 16, 17 en 19 van het Statuut. Gedurende een periode van twee jaar nadat hij de Commissie heeft verlaten moet een gewezen ambtenaar die een opdracht of een activiteit buiten de Commissie wil uitvoeren het tot aanstelling bevoegde gezag inlichten, waarbij hij gedetailleerde informatie verstrekt over zijn werkzaamheden tijdens zijn drie laatste jaren actieve dienst bij de Commissie; de activiteit die hij wenst te ondernemen, met inbegrip van de functie die hij zal bekleden en de vermoedelijke duur van deze activiteit; naam, adres en telefoonnummer van de potentiële werkgever; de terreinen waarop de werkgever actief is; en het eventuele verband met zijn vroegere functies bij de Commissie.


De aandacht dient er tevens op gevestigd dat voor gewezen ambtenaren die managementsfuncties hebben bekleed binnen het directoraat-generaal Concurrentie daarenboven een bijzondere regel geldt die een "afkoelperiode" van één jaar oplegt, wat strikter is dan de standaardregel van de Commissie. Deze regel belet gewezen ambtenaren aan vergaderingen met hun vroegere collega's deel te nemen, zowel waar dezen werken als in het bedrijf. De regel geldt voor gewezen directeuren-generaal, adjunct-directeuren-generaal, directeuren en ambtenaren die andere managementsfuncties hebben bekleed.


4. De peer review waarnaar de geachte Parlementsleden lijken te verwijzen, is een bijzondere vorm van onderzoek die kan worden georganiseerd voor belangrijke en complexe antitrust-, concentratie- en staatssteunzaken. Hij is bedoeld om het caseteam en alle betrokkenen bij te staan bij het besluitvormingsproces in bijzonder ingewikkelde zaken. Op het gebied van concentratiecontrole vindt peer review normaal slechts plaats in een beperkt aantal problematische zaken, die worden onderworpen aan een diepgaand fase-II onderzoek (wat niet het geval was in de zaak-Alcan/Péchiney). Als in een bepaalde zaak peer review plaatsvindt, is dit een strikt interne procedure waarover geen informatie wordt vrijgegeven buiten de Commissie, zelfs niet aan de partijen bij de zaak.


5. en 6. De Commissie wenst de geachte Parlementsleden ervan in kennis te stellen dat Verordening (EG) nr. 1073/1999[1]verschillende omstandigheden beschrijft waarin het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) informatie die in de loop van onderzoeken werd verzameld, kan of moet doorgeven aan de betrokken instellingen, organen, agentschappen en bureaus. OLAF handelt overeenkomstig deze bepalingen.


Zoals reeds aangegeven, houden de vragen van de geachte Parlementsleden in deze specifieke zaak rechtstreeks verband met nationale onderzoeken van administratieve en justitiële instanties. De Commissie onthoudt zich daarom in deze fase van commentaar op deze zaak. Het Parlement zal ten gepaste tijde naar behoren worden ingelicht.










[1] Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), PB L 136 van 31.5.1999.

GroenDe enige partij die sociaal én milieuvriendelijk is.

www.groen.be

De Groenen/EVAGroenen en Europese Vrije Alliantie in het Europees Parlement.

www.greens-efa.eu

Samen ijveren voor een beter Europa en klimaat?