Op 19 februari 2003 keurde de Europese
Commissie een ontwerp-verordening goed die een win-winsituatie moet opleveren: er wordt voor een eenvoudiger
beheer van en een doelmatig toezicht op de staatssteun aan de landbouw gezorgd zonder dat de mogelijkheden voor
de Commissie om de ontwikkelingen op dit gebied te volgen minder worden. Als de nieuwe verordening eenmaal is
aangenomen, zullen de lidstaten in de landbouwsector staatssteun voor uiteenlopende doeleinden kunnen toekennen
zonder daarvoor de voorafgaande goedkeuring van de Commissie nodig te hebben. Deze groepsvrijstelling zal een
snellere tenuitvoerlegging van nieuwe vormen van staatssteun in de landbouwsector mogelijk maken. Daardoor
zullen nationale programma's die tot doel hebben strengere normen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en
hygiëne in de landbouw ingang te doen vinden, gemakkelijker kunnen worden doorgevoerd. Zo zouden de lidstaten
bijvoorbeeld tot 55 % voor hun rekening kunnen nemen van de kosten van investeringen op landbouwbedrijven die
geen toeneming van de productiecapaciteit tot gevolg hebben. Voor investeringen ter verbetering van het
dierenwelzijn of van het milieu zou tot 75 % aan steun kunnen worden toegekend. Er zou tot € 100 000 over drie
jaar kunnen worden toegekend in het kader van maatregelen om de productie en afzet van kwaliteitsproducten te
bevorderen. Eenzelfde bedrag zou kunnen worden toegekend in het kader van maatregelen op het gebied van
technische ondersteuning zoals het verstrekken van bedrijfsadviezen of het bevorderen van deelneming aan
handelsbeurzen. De afschaffing van de procedure van voorafgaande toestemming moet worden gecompenseerd door
verslaglegging achteraf van hoge kwaliteit door de lidstaten, zodat de Commissie kan nagaan of aan de
voorwaarden van de verordening is voldaan. De Commissie kan een onderzoek beginnen als er klachten zijn dat de
nieuwe procedure wordt misbruikt. Inhoudelijk gesproken zal in de verordening geen toegeeflijker houding
tegenover staatssteun worden aangenomen, en met name zullen geen vormen van staatssteun worden toegestaan die
als onverenigbaar met de interne markt worden beschouwd. Het is dan ook volkomen verkeerd om te denken dat het
voorstel in de richting van een "renationalisatie" van de steunverlening aan de landbouwers gaat. In de hele EU
zullen dezelfde regels inzake staatssteun aan de landbouw blijven gelden. De bedoeling van de Commissie is om
deze verordening na raadpleging van de lidstaten en de belanghebbenden toe te passen met ingang van januari
2004.
Franz Fischler, de commissaris voor Landbouw, plattelandsontwikkeling en visserij,
heeft het volgende verklaard: "Nadat wij ons pakket tot hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid
hebben ingediend, stellen wij nu voor om de voorafgaande controle door de Commissie af te schaffen voor een
breed scala van maatregelen waarbij staatssteun wordt toegekend aan de landbouw.
Dit zal het
voor de lidstaten mogelijk maken om steunregelingen veel sneller ten uitvoer te leggen en zo ook sneller te
reageren op de uitdagingen waarvoor de landbouwers staan. Deze verordening laat zien dat de Commissie bereid is
tot ingrijpende stappen om de regelgeving voor de landbouw te vereenvoudigen.".
De
ontwerp-verordening voorziet in een groepsvrijstelling voor bepaalde vormen van staatssteun tot bepaalde maxima
die worden toegekend aan landbouwers of aan bedrijven die landbouwproducten verwerken en afzetten. Dit betekent
dat de lidstaten dergelijke staatssteun niet langer vooraf ter goedkeuring aan de Commissie zouden hoeven voor
te leggen. De ontwerp-verordening heeft betrekking op kleine en middelgrote ondernemingen in de landbouwsector.
Gezien de gehanteerde definitie van dergelijke ondernemingen (minder dan 250 werknemers en een jaaromzet van
niet meer dan € 40 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van niet meer dan € 27 miljoen) zou de verordening
gelden voor nagenoeg alle bedrijven die landbouwproducten produceren, verwerken en/of afzetten.
De nieuwe verordening past in het streven van de Commissie om de regels betreffende staatssteun te
moderniseren en te vereenvoudigen en om onnodig administratief werk af te schaffen. Dit streven is gebaseerd op
Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad, die de Commissie de mogelijkheid biedt om voor bepaalde soorten van
steunmaatregelen groepsvrijstellingen vast te stellen. Op deze rechtsgrond heeft de Commissie in 2001
Verordening (EG) nr. 70/2001 voor kleine en middelgrote ondernemingen vastgesteld, die echter niet geldt voor de
landbouw. In beperkte mate zijn onlangs reeds vrijstellingen vastgesteld die zich ook tot de landbouw
uitstrekken, aangezien de Verordeningen (EG) nr. 68/2001 inzake opleidingssteun en (EG) nr. 2204/2002 inzake
werkgelegenheidssteun beide mede betrekking hebben op de landbouw.
In combinatie met de
bestaande artikelen 51 en 52 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 inzake plattelandsontwikkeling, die de lidstaten
reeds ruime mogelijkheden bieden om de aanmelding van staatssteun achterwege te laten, zal de nu op stapel
staande verordening betreffende een groepsvrijstelling voor de landbouw een enorme stap voorwaarts betekenen als
het erom gaat voor een doelmatig toezicht op en een eenvoudiger beheer van de staatssteun aan de landbouw te
zorgen zonder dat de Commissie minder mogelijkheden heeft om de ontwikkelingen op dit gebied te volgen.
De ontwerp-verordening zal worden besproken met de lidstaten, daarna in het Publicatieblad worden
bekendgemaakt zodat ook anderen erop kunnen reageren, en vervolgens worden onderworpen aan een tweede
raadpleging van de lidstaten. De bedoeling van de Commissie is om na dit brede overleg de defintieve tekst eind
2003 vast te stellen, zodat de verordening per januari 2004 van toepassing kan worden.
Inhoud van de verordening
De verordening geldt voor de volgende steunmaatregelen, mits
wordt voldaan aan de in de verordening gestelde specifieke voorwaarden:
Investeringssteun
tot 40 % mag worden toegekend aan landbouwers; in agrarische probleemgebieden is dat 50 % en zelfs 55 % in het
geval van jonge landbouwers. Steun om de productiecapaciteit te vergroten is niet vrijgesteld van aanmelding.
Steun tot 60 % - en tot 75 % in de agrarische probleemgebieden - kan worden toegekend voor investeringen op het
gebied van de bescherming of verbetering van het milieu, de verbetering van de hygiëne op
dierenhouderijbedrijven of de verbetering van het welzijn van landbouwhuisdieren, voorzover die investeringen
verder gaan dan wat volgens de geldende communautaire minimumeisen nodig is.
Steun
tot 100 % kan worden toegekend voor de instandhouding van traditionele landschappen en gebouwen; in de betrokken
kosten kan een redelijke vergoeding zijn begrepen voor de door de landbouwer zelf of diens werknemers verrichte
werkzaamheden, met een maximum van € 10 000 per jaar.
Er kan steun worden toegekend voor de
verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang.
Investeringssteun tot 40 %
kan worden toegekend aan ondernemingen die zich bezighouden met de verwerking en afzet van landbouwproducten; in
de doelstelling 1-regio's is dat 50 %.
Steun tot € 25 000 kan worden toegekend voor de
vestiging van jonge landbouwers.
Steun voor vervroegde uittreding kan worden toegekend op
voorwaarde dat de commerciële landbouwactiviteiten permanent en definitief worden beëindigd.
Aan producentengroeperingen en unies daarvan kan aanloopsteun worden toegekend die in totaal niet meer € 100
000 mag bedragen en een degressieve bijdrage dient te zijn in de kosten over een periode van ten hoogste vijf
jaar (100 % van de aanloopkosten in het eerste jaar, in de daaropvolgende jaren te verlagen met ten minste 20
procentpunten per jaar).
Er kan steun als bijdrage aan de betaling van verzekeringspremies
worden toegekend; indien uitsluitend verliezen zijn gedekt door ongunstige weersomstandigheden die met een
natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, kan de steun tot 80 % bedragen; zijn ook door andere ongunstige
weersomstandigheden of door dier- of plantenziekten veroorzaakte verliezen gedekt, dan dient de steun tot 50 %
van de premies beperkt te blijven.
Bij een ruilverkaveling kan steun tot 100 % van de
betrokken juridische en ambtelijke kosten worden verleend.
Steun tot € 100 000 per
begunstigde over een periode van drie jaar kan worden toegekend om de productie en afzet van landbouwproducten
van hoge kwaliteit te bevorderen; het kan onder meer gaan om de kosten van marktonderzoek en dergelijke, de
invoering van kwaliteitsborgingssystemen, opleidingen voor de toepassing van dergelijke systemen, de initiële
certificering van kwaliteitsborgings- en soortgelijke systemen en de door derden verrichte controles.
Steun tot € 100 000 per begunstigde over een periode van drie jaar kan worden toegekend voor
technische ondersteuning in de landbouwsector; het betreft onder meer onderwijs en opleiding voor landbouwers en
bedrijfsmedewerkers, bepaalde dienstverlening door een bedrijfsverzorgingsdienst, advisering en de organisatie
van en deelneming aan wedstrijden, tentoonstellingen en vakbeurzen.
Steun aan de sector
dierlijke productie kan worden toegekend tot 100 % van de administratieve kosten die rechtstreeks zijn gemoeid
met de invoering en instandhouding van stamboeken, tot 70 % van de door of in opdracht van derden uitgevoerde
tests om de genetische kwaliteit of het genetische rendement van dieren te bepalen en tot 40 % voor
investeringen in centra voor de voortplanting van dieren en voor de invoering op landbouwbedrijven van
innovatieve foktechnieken of -methoden.
De bepalingen betreffende de uitgaven waarvoor in
het kader van de groepsvrijstelling staatssteun mag worden verleend, zijn hetzij identiek met, hetzij
restrictiever dan de huidige richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector.