Negatieve eindbeschikkingen ten aanzien van speciale belastingregelingen in België, Nederland en
Ierland
De Europese Commissie heeft vandaag besloten dat de speciale
belastingfaciliteiten in België, Ierland en Nederland neerkomen op staatssteun. Het betreft hier de Belgische
regeling inzake de coördinatiecentra, de Nederlandse regeling voor internationale financieringsactiviteiten en
de Ierse regeling voor buitenlandse inkomsten. In elk van de gevallen oordeelde de Commissie dat de regeling
belastingverminderingen toestond die niet met de regels van de EU inzake staatssteun verenigbaar waren.
"Van de 15 maatregelen die wij sedert juli 2001 hebben onderzocht, zijn de beschikkingen van
gisteren vandaag inzake de coördinatiecentra en de internationale financieringsactiviteiten vanuit economisch
oogpunt het meest belangwekkend. De negatieve eindbeschikkingen die de Commissie vandaag heeft gegeven, luiden
het definitieve einde in van deze belastingfaciliteiten. Het optreden van vandaag is een belangrijk onderdeel in
de strijd tegen schadelijke belastingconcurrentie, een strijd die van start is gegaan in 1996, toen ik als lid
van de Commissie bevoegd was voor de interne markt", aldus commissaris Monti. (Voor nadere bijzonderheden over
de andere procedures wordt verwezen naar IP/01/982)
De drie beschikkingen vormen een
belangrijke stap naar de intrekking van sommige belastingregelingen die in de gedragscode voor de heffing van
belastingen op ondernemingen schadelijk worden geacht. Deze aanpak strookt met de koers die gevolgd is voor
negen eerdere gevallen van fiscale regelingen voor ondernemingen waarbij de Commissie haar onderzoek had
afgesloten(1) zonder de begunstigden te gelasten de reeds genoten belastingvoordelen terug te betalen, omdat de
betrokkenen gegronde redenen hadden om aan te nemen dat deze rechtmatig waren. Aldus heeft de Commissie
eenzelfde behandeling in vergelijkbare situaties verzekerd.
Met betrekking tot de
vooruitgang die de gedragscode-werkgroep recentelijk heeft geboekt bij de bestrijding van schadelijke
belastingconcurrentie, verklaarde de voor concurrentie bevoegde commissaris Mario Monti: "ik ben een groot
voorstander van het werk dat de gedragscode-werkgroep doet om een einde te maken aan oneerlijke
belastingconcurrentie. De Commissie heeft in juli 2001 staatssteunprocedures ingeleid juist toen er schot begon
te komen in de besprekingen van de gedragscode-werkgroep. Als wij deze staatssteunprocedures niet hadden
ingeleid, zouden sommige lidstaten misschien niet hebben ingestemd met het belastingpakket voor dit jaar.
Coördinatiecentra (België)
De Belgische regeling voor de
coördinatiecentra dateert van 1984. Toentertijd oordeelde de Commissie dat de regeling geen staatssteun
behelsde. Na het initiatief van de gedragscode-werkgroep om schadelijke belastingconcurrentie aan te pakken,
bezag de Commissie het stelsel opnieuw en deed in juli 2001 het voorstel aan België om haar belastingstelsel in
overeenstemming met de staatssteunregels te brengen teneinde concurrentievervalsing en verstoring van het
handelsverkeer tussen de lidstaten te voorkomen. Nadat België in februari 2002 weigerde hieraan gevolg gegeven,
leidde de Commissie de formele onderzoeksprocedure in (zie IP/02/325).
Een
coördinatiecentrum is een onderneming die tot een multinationaal concern behoort en die diensten aan andere
ondernemingen van dezelfde groep verstrekt. Op grond van een erkenning als coördinatiecentrum die door de
belastingautoriteiten voor een periode van tien jaar wordt verleend, worden de belastbare inkomsten van het
coördinatiecentrum volgens de zogenaamde "cost plus"-methode bepaald. Deze methode is normaliter bedoeld om
dubbele belastingheffing te voorkomen en belastingvermijding te beperken. Bij deze methode wordt de belastbare
winst berekend als een percentage van de totale exploitatiekosten. Hoewel deze methode van belastingheffing op
zich geen staatssteun behelst, kan de praktische toepassing ervan wel aanleiding geven tot staatssteun. Met
betrekking tot de Belgische regeling heeft de Commissie geconcludeerd dat de Belgische autoriteiten de "cost
plus" methode zodanig toepassen dat er sprake kan zijn van staatssteun. Ten eerste wordt in België systematisch
een standaardgrondslag van 8% gehanteerd zonder na te gaan of dit percentage overeenkomt met de economische
realiteit van de diensten die door het coördinatiecentrum worden verstrekt. Ten tweede worden de uitgaven van
het centrum zodanig berekend dat belangrijke exploitatiekosten worden uitgesloten. Ten derde genieten de
Belgische coördinatiecentra bijkomende belastingvoordelen zoals een vrijstelling van de roerende voorheffing en
de onroerende voorheffing. Hierdoor wordt het bedrag van de belastbare winst verlaagd en wordt bijgevolg een
voordeel verleend dat niet gerechtvaardigd is volgens de staatssteunregels van de EU.
Bijgevolg heeft de Commissie België gelast een einde te maken aan de regeling door deze met onmiddellijke
ingang te sluiten voor nieuwkomers en deze geleidelijk, en wel uiterlijk op 31 december 2010, te laten aflopen
voor de huidige begunstigden. Aangezien de meeste erkenningen voor die termijn verstrijken, zal de regeling
geleidelijk aan economisch belang inboeten en tegen de einddatum van 2010 nog slechts van marginaal belang zijn.
Daar de Commissie de regeling aanvankelijk had goedgekeurd, hoeven de begunstigden geen enkel voordeel dat zij
mogelijk in het verleden hebben genoten, terug te betalen.
Internationale
financieringsactiviteiten (Nederland)
De Nederlandse regeling voor internationale
financieringsactiviteiten dateert van 1996. Krachtens deze belastingregeling kunnen multinationale ondernemingen
die in tenminste vier landen of op twee continenten actief zijn, tot 80% van hun winsten uit buitenlandse
bronnen in een belastingvrije risicoreserve plaatsen voor een periode van tien jaar. Voorts kunnen de
begunstigden van de regeling kapitaal onttrekken aan de reserves zonder belasting verschuldigd te zijn - of
alleen tegen een verlaagd belastingtarief - indien de middelen uit de reserve voor bepaalde doelstellingen van
de regeling worden aangewend. De begunstigden kunnen ook vrijwillig besluiten om hun reserve op te heffen door
het kapitaal hieraan te onttrekken over een periode van vijf jaar tegen een verlaagd belastingtarief van 10% in
plaats van het geldende vennootschapsbelastingtarief van 34,5%.
De Commissie oordeelde dat
deze belastingvoordelen volgens de staatssteunregels van de EU niet gerechtvaardigd waren en dat deze bovendien
zonder de verplichte voorafgaande aanmelding waren ingevoerd. Bijgevolg heeft de Commissie Nederland gelast om
de regeling met onmiddellijke ingang voor nieuwkomers te sluiten en uiterlijk per 31 december 2010 een
definitief einde aan de belastingvoordelen te maken. Zo zal bijvoorbeeld een erkenning die op 1 januari 1997
werd verleend, definitief op 31 december 2007 aflopen, en geen enkele erkenning kan tot na 2010 worden
aangewend. De Commissie heeft ook vastgesteld dat 70% van de erkenningen in 1997 en 1998 waren verleend en dat
het merendeel daarvan derhalve tegen 2007/2008 definitief zal aflopen. Gezien de gelijkenissen tussen deze
regeling en de Belgische regeling voor de coördinatiecentra concludeerde de Commissie dat de begunstigden
gegronde redenen hadden om aan te nemen dat de belastingvoordelen niet in strijd waren met de staatssteunregels.
Bijgevolg hoeven de begunstigden de steun die krachtens de Nederlandse maatregel is verleend, niet terug te
betalen zolang de huidige fiscale regeling van kracht is.
Regeling voor buitenlandse
inkomsten (Ierland)
De regeling behelst twee maatregelen. Op grond van de eerste
maatregel, die van 1988 dateert, worden buitenlandse dividenden van belasting vrijgesteld, indien deze worden
aangewend voor investeringen die in Ierland werkgelegenheid scheppen of in stand houden. Deze maatregel is in
2001 ingetrokken. Op grond van de tweede maatregel, die in 1995 is ingevoerd, worden de winsten van buitenlandse
filialen van de Ierse belasting vrijgesteld, indien deze winsten worden aangewend voor investeringen die in
Ierland werkgelegenheid scheppen. Sinds 2001 worden geen nieuwe begunstigden tot de regeling toegelaten. Hoewel
deze regelingen ook bedoeld waren om dubbele belastingheffing over inkomsten uit buitenlandse bronnen tegen te
gaan, bleek uit het onderzoek van de Commissie dat de belastingvoordelen selectief waren. Het Ierse
belastingstelsel verschaft weliswaar een belastingfaciliteit om dubbele belastingheffing over buitenlandse
inkomsten te vermijden, maar de twee maatregelen verschaffen ook bijkomende belastingvoordelen wanneer het
belastingtarief in het buitenland lager is dan in Ierland. Een dergelijk selectief voordeel komt neer op met de
gemeenschappelijke markt onverenigbare staatssteun.
Momenteel komen slechts drie
ondernemingen in aanmerking voor de regeling en slechts één van hen heeft ook daadwerkelijke hiervan
gebruikgemaakt. Ten aanzien van de resterende belastingfaciliteiten heeft de Commissie bovendien vastgesteld dat
het algemene tarief van de Ierse vennootschapsbelasting geleidelijk gedaald is tot het huidige peil van 12,5%.
Aangezien de buitenlandse belasting hoger is dan dit tarief, genieten de ondernemingen die nog steeds in
aanmerking komen voor de regeling, niet langer bijkomende belastingvoordelen.
Tenslotte
heeft de Commissie geconcludeerd dat, gezien bepaalde gelijkenissen tussen deze regeling en de regeling voor de
Belgische coördinatiecentra, de begunstigden gegronde redenen hadden om aan te nemen dat zij niet de
staatssteunregels overtraden. Bijgevolg zullen de eventueel genoten voordelen niet worden teruggevorderd.
(1)Het betreft hier respectievelijk: (1) de Duitse regeling inzake de coördinatiecentra, (2) de
regeling inzake de coördinatiecentra van de Spaanse provincie Biscaye, (3) de Luxemburgse regelingen inzake de
coördinatiecentra en (4) de financieringsmaatschappijen, (5) de Finse regeling inzake de captive-verzekeringen
van de Ålandseilanden, (6) de Franse regeling inzake de concernfinancieringsmaatschappijen « Centrales de
trésorerie » , (7) de Griekse regeling inzake de kantoren van buitenlandse ondernemingen, (8) de Italiaanse
regeling inzake financiële dienstverlening en verzekeringen in Triëst, en (9) de Zweedse regeling inzake
buitenlandse verzekeringsmaatschappijen.