Onderhandelingen van de WHO over de handel in landbouwproducten
Resolutie van het Europees Parlement over de WTO-onderhandelingen over de handel in
landbouwproducten
A. overwegende dat in de conclusies van de vierde
WTO-ministerconferentie van Doha in november 2001 precieze data zijn vastgesteld voor de multilaterale
landbouwonderhandelingen die moeten leiden tot een presentatie van lijsten van verbintenissen vóór de vijfde
conferentie, die in september 2003 in Cancún zal worden gehouden,
B. overwegende dat
landbouw een van de meest gevoelige sectoren van de wereldhandel is wegens de impact ervan op de
voedselzekerheid, de voedselveiligheid en het duurzaam gebruik en de bescherming van natuurlijke hulpbronnen en
landschappen, wegens het strategisch belang ervan voor alle landen, wegens de verstoring van de wereldmarkt door
exportsubsidies en wegens het belangrijke recht van alle volkeren op eigen voedselvoorziening en toegang tot
land, water, zaaigoed en andere elementaire natuurlijke hulpbronnen,
C. overwegende
dat landbouw en plattelandsontwikkeling een belangrijke rol vervullen bij het afremmen van de ontvolking van het
platteland en de uittocht uit de achtergebleven plattelandsgebieden,
D. overwegende
dat de Europese Unie absoluut een supranationaal landbouw- en plattelandsbeleid in stand moet houden dat het
multifunctionele landbouwmodel laat voortbestaan, terwijl tegelijkertijd wordt tegemoet gekomen aan de
toegenomen eisen van de samenleving ten aanzien van duurzame ontwikkeling van landbouw en platteland,
economische, sociale en territoriale samenhang, kwaliteit en veiligheid van voedingsmiddelen, en ten slotte,
milieubescherming, biodiversiteit, gezondheid en welzijn van dieren,
E. overwegende
dat de meeste ontwikkelingslanden hun grootste comparatieve voordeel hebben voor landbouwproducten en dat de
WTO-regels niet mogen verhinderen dat zij hierbij daadwerkelijk baat vinden,
1. neemt
kennis van de door de Raad Algemene Zaken op 27 januari 2003 goedgekeurde voorstellen van de Commissie over de
manier waarop de landbouwonderhandelingen in de WTO kunnen worden gevoerd, met inbegrip van verklaringen over
gevoelige sectoren;
2. herinnert eraan dat alle WTO-leden zich op de
WTO-ministerconferentie van Doha hebben verplicht tot landbouwonderhandelingen die zijn gericht op een
substantiële verbetering van de markttoegang, een verlaging van alle vormen van exportsubsidies met het oog op
de geleidelijke afschaffing ervan, een substantiële verlaging van handelsverstorende interne steun, een
bijzondere en gedifferentieerde behandeling voor de ontwikkelingslanden om rekening te houden met de
ontwikkelingsbehoeften van deze landen, onder andere op het gebied van voedselzekerheid en
plattelandsontwikkeling en de inachtneming van niet-commerciële bekommernissen;
3.
stelt vast dat landbouw in de meeste ontwikkelingslanden nog steeds de belangrijkste bron van inkomsten en
werkgelegenheid is en dat de hervorming van de regels voor de handel in landbouwproducten een belangrijke rol
speelt bij de bestrijding van de armoede, de verbetering van de voedselzekerheid overal ter wereld en een
bredere spreiding van de door handel gegenereerde voordelen; dringt erop aan dat alle ontwikkelde landen hun
steentje bijdragen om tot een dergelijke hervorming te komen;
4. benadrukt dat om
ervoor te zorgen dat de Doha-ronde een echte ontwikkelingsronde wordt, de eerste prioriteit van de
landbouwonderhandelingen de instelling moet zijn van handelsregels die de ontwikkeling van de landbouw, de
werkgelegenheid en de armoedebestrijding in de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen ten goede
komt, zonder dat hierbij de basisdoelstellingen van het multifunctionele landbouwbeleid van de Europese Unie in
gevaar worden gebracht;
5. verzoekt de Commissie dan ook bij de onderhandelingen aan
te dringen op de volgende essentiële doelstellingen:
(a) een verlaging van landbouwheffingen en
kwantitatieve beperkingen voor de invoer van landbouwproducten uit de ontwikkelingslanden en de minst
ontwikkelde landen, behalve voor de meest gevoelige sectoren; een substantiële verlaging door alle WTO-leden,
met het oog op de uiteindelijke wederzijdse afschaffing ervan, van alle vormen van exportsubsidies en regelingen
met een soortgelijk effect, inclusief aspecten van voedselhulp, exportkrediet, kredietgarantie en regelingen
voor leningen en verzekeringen,
(b) meer nadruk op het belang van de niet-commerciële aspecten van
het landbouwbeleid, via de versterking van de zogenaamde 'groene doos' van steunmaatregelen voor de landbouw
die de handel niet verstoren, om te zorgen voor doelgerichte en transparante steunmaatregelen om doelstellingen
inzake milieu, plattelandsontwikkeling, werkgelegenheid en dierenwelzijn vrij te stellen van verplichte
verlagingen; en een verduidelijking van de classificatie van de zogenaamde groene, blauwe en oranje doos,
(c) nadruk op het recht van elk land om zijn eigen normen inzake milieuaspecten, voedselveiligheid en
consumentenbescherming vast te stellen, waarbij wordt erkend dat het in het kader van de WTO-regels mogelijk
moet zijn de verhandelde goederen op basis van de productiemethoden te onderscheiden en dat de WTO-regels de
vrijwillige of verplichte etikettering bijgevolg niet mogen beperken;
6. benadrukt
dat verdergaande toegang tot de voedselmarkten van de EU niet automatisch betekent dat de inkomsten voor de
ontwikkelingslanden en hun bevolking die daar het meest behoefte aan hebben, toenemen; wijst erop dat er
dringend regels moeten komen die een betere verdeling van de winst uit handel bevorderen, met name ten voordele
van de meest achtergestelde regio's en volkeren in de ontwikkelingslanden; verzoekt de Commissie met klem te
onderhandelen over regels die een einde maken aan dumpingpraktijken en een concept van voedselzekerheid voor de
ontwikkelingslanden instellen;
7. is van mening dat het voorstel moet voorzien in
bijzondere en gedifferentieerde bepalingen die alle WTO-leden toestaan de markttoegang voor landbouwproducten
uit de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen meer en sneller te verbeteren dan voor de producten
uit de ontwikkelde landen, en die de ontwikkelingslanden en de minst ontwikkelde landen op het gebied van
markttoegang en interne steunmaatregelen de flexibiliteit bieden die zij nodig hebben, in het belang van hun
landbouwsector die in hun voedsel voorziet en gelet op hun behoeften inzake ontwikkeling en voedselzekerheid; is
verheugd over het voorstel voor de invoering van een zogenaamde voedselzekerheidsdoos; is van oordeel dat de EU
en alle ontwikkelde landen meer inspanningen moeten doen om het inkomen van de armste ontwikkelingslanden te
verbeteren, dit door hen te helpen hun productie te diversifiëren en de export naar hun markten te verhogen van
ter plaatse verwerkte producten met een grote toegevoegde waarde;
8. stelt vast dat
meerdere WTO-leden misbruik maken van de 'de minimis' clausule, een misbruik dat distorsies veroorzaakt bij de
steunverlening aan de handel in landbouwproducten; moedigt de Commissie aan te onderhandelen over een herziening
van deze clausule om interne steun voor voedselzekerheid en landbouwdiversificatie mogelijk te maken;
9. herinnert aan het belang dat de Europese producenten en consumenten hebben bij een goede
voedselkwaliteit, plattelandsontwikkeling, milieubescherming en dierenwelzijn en benadrukt dat de regels voor de
handel in landbouwproducten met deze doelstellingen moeten stroken, waardoor het mogelijk moet zijn in de
uitgebreide Unie een eerlijke en marktgerichte multifunctionele landbouw te versterken die oog heeft voor
milieubescherming, voedselveiligheid, plattelandsontwikkeling en werkgelegenheid, die borg kan staan voor
veilige, kwalitatief hoogstaande producten en die duurzame plattelandsontwikkeling kan bevorderen;
10. betreurt dat de voorstellen voor de bevordering van het dierenwelzijn in de
internationale handel niet ver genoeg gaan;
11. benadrukt dat het nodig is
vooruitgang te boeken met de parallelle besprekingen over de aanduiding van de geografische oorsprong, om de
instandhouding van sommige traditionele teeltmethoden te vergemakkelijken en ook om de landbouwers in Europa en
andere sterk ontwikkelde regio's in staat te stellen over te schakelen op een gediversifieerde productie met
een hoge toegevoegde waarde;
12. wijst erop dat het inkomen van de meerderheid van de
Europese boeren snel afneemt, terwijl een klein aantal verwerkende bedrijven en detailhandelaars in toenemende
mate subsidies opstrijkt; benadrukt bijgevolg dat modulaire betalingen aan de boeren, op grond van sociale
criteria en het 'cross-compliance'-beginsel, deel moeten uitmaken van het hervormingspakket van het GLB; is
van oordeel dat de Commissie naar aanleiding van de tussentijdse herziening van het GLB een nieuw
onderhandelingsmandaat zal moeten krijgen;
13. wenst, ten aanzien van de
landbouwproducten en de tariefmaatregelen waarover de Europese Unie met haar handelspartners moet onderhandelen,
dat deze worden onderworpen aan sociale en milieucriteria die moeten worden opgesteld met inachtneming van de
bindende internationale overeenkomsten met betrekking tot de sociale normen, het beheer van de natuurlijke
hulpbronnen en de voedselveiligheid (ILO, CDB, UNDP, FAO);
14. dringt aan op een
herziening van handelsverstorende bilaterale handelsovereenkomsten die een strategische afhankelijkheid van de
Gemeenschap van invoer uit ontwikkelde landen bevorderen;
15. benadrukt de rol die de
twee sterkste handelsblokken, de EU en de Verenigde Staten, moeten spelen door het voortouw te nemen via
ambitieuze voorstellen voor de liberalisering van de wereldhandel; dringt er ook op aan dat zij samen met andere
belangrijke handelsnaties hun taak vervullen om ervoor te zorgen dat de besprekingen over de handel in
landbouwproducten een goede afloop kennen; verzoekt de landen die nog geen voorstellen bij de WTO hebben
ingediend, dit dringend te doen; vestigt de aandacht op de Amerikaanse landbouwwet (US Farm Bill) die de in Doha
overeengekomen doelstellingen tenietdoet;
16. is voornemens de multilaterale
landbouwonderhandelingen van nabij te volgen en dringt aan op nauwe samenwerking en regelmatige bijeenkomsten
met de Commissie om ervoor te zorgen dat het Parlement volledig wordt ingelicht; behoudt zich het recht voor ten
aanzien hiervan aanbevelingen te doen;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te
doen toekomen aan de Commissie, de Raad en de parlementen van de lidstaten.