B5
0227/2003
Het Europees Parlement,
– gelet op een resolutie nr. 407
van de Internationale Koffieorganisatie (ICO) inzake het "programma tot verbetering van de kwaliteit van
koffie",
– gelet op de conclusies van de Raad van Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken van 19
november 2002, waarin "ernstige ongerustheid" wordt geuit over de situatie waarin die ontwikkelingslanden
verkeren die van de koffie-export afhankelijk zijn,,
– gelet op zijn vorige resoluties inzake
fair trade,
A. overwegende dat er onder de lidstaten van het EU een groeiende bezorgdheid
bestaat, waaraan ook in parlementaire resoluties en regeringsverklaringen uiting is gegeven, over de
catastrofale effecten van de koffiecrisis in de ontwikkelingslanden,
B. overwegende dat de
lidstaten van de EU 15 van de 21 bij de ICO aangesloten koffie-importerende landen vormen en dat zij ongeveer 46
% van de mundiale koffie-import voor hun rekening nemen,
C. overwegende dat de koffieprijs
gedaald is tot 60 cents per pond voor Arabica-koffie in New York en tot 750 US-dollar per ton voor
Robusta-koffie - hetgeen in reële termen het laagste prijsniveau in de afgelopen 100 jaar is - en dat deze prijs
zijn recente tendens tot grote schommelingen naar alle waarschijnlijkheid zal blijven behouden,
D.
overwegende dat de instorting van de koffieprijzen geresulteerd heeft in een omvangrijke ontwikkelingscrisis
voor de 25 miljoen koffietelers in de ruim vijftig ontwikkelingslanden waar koffie een zeer belangrijke bron van
werkgelegenheid op het platteland en de voornaamste bron van valuta-inkomsten vormt,
E.
overwegende dat de meeste landen die voor hun exportinkomsten in hoge mate van koffie afhankelijk zijn tot de
minst ontwikkelde landen behoren of tot de landen die onder een hoge schuldenlast gebukt gaan;
F.
overwegende dat in Afrika de handel in grondstoffen verantwoordelijk is voor 75 % van alle exportinkomsten en
dat de afhankelijkheid van de koffie-export zo hoog kan oplopen als 80 % in Burundi, 67 % in Ethiopië, 55 % in
Uganda en 43 % in Rwanda,
G. overwegende dat deze crisis rechtstreeks van effect is op de
overheidsinkomsten van de betrokken ontwikkelingslanden, en dat dus ook hun begrotingen voor sociale
beleidsmaatregelen hieronder te lijden hebben,
H. overwegende dat de koffiecrisis geleid heeft tot
politieke instabiliteit en sociale onrust in enkele koffieproducerende landen, zoals bijvoorbeeld Guatemala, en
in nauw verband staat met de humanitaire crisis in vele andere landen, zoals bijvoorbeeld Ethiopië,
I. overwegende dat de prijzen op de plaats van productie tot onder de productiekosten gedaald zijn,
met alle gevolgen vandien voor de lonen van de koffiearbeiders, terwijl veel koffieboeren gedwongen zijn hun
land te verkopen, naar stadsgebieden te verhuizen of om te schakelen op de verbouw van illegale gewassen,
J. overwegende dat dit geleid heeft tot een algemene verslechtering van de arbeids- en
levensomstandigheden op de koffieplantages, in het bijzonder voor de vrouwen - die de meerderheid van de
koffieplukkers uitmaken en zich op de onderste trede van het koffiebestel bevinden, en dat er uitvoerige
berichten zijn over de inzet van kinderarbeid en mensonwaardige arbeidsvoorwaarden op de koffieplantages,
K. overwegende dat vier bedrijven - Nestlé, Kraft, Sara Lee en Procter & Gamble - bijna de helft
van alle koffieverkopen ter wereld beheersen, met totale ontvangsten van meer dan 100 miljard dollar per jaar en
dat hun winstmarges zijn toegenomen,
L. overwegende dat het Huis van Afgevaardigden en de Senaat
van de Verenigde Staten in november 2002 bij de Amerikaanse regering hebben aangedrongen op "een globale
strategie om een oplossing te vinden voor de humanitaire behoeften op korte termijn en de
plattelandsontwikkelingsbehoeften op de wat langere termijn in de landen die ernstig geleden hebben onder de
instorting van de koffieprijzen",
M. overwegende dat de Franse president Jacques Chirac
onlangs in een toespraak tot Afrikaanse leiders erkend heeft dat het feit dat men in het verleden heeft
nagelaten om in te grijpen bij crises in verband met grondstoffen, zoals koffie, geen excuus vormt voor het
huidige dadenloosheid en dat hij er bij die gelegenheid op aandrong om de kwestie van koffie en andere
grondstoffen op de agenda van G8-bijeenkomst in juni op te nemen,
N. overwegende dat
commissaris Nielson de Afrikaanse ministers in november 2002 heeft medegedeeld dat "wij aan het einde van dit
jaar (2002) ongeveer € 11 miljard hebben overgehouden aan ongebruikte vastleggingen of niet vastgelegde gelden
voor het zesde, zevende en achtste Europees Ontwikkelingsfonds,
O. overwegende dat de
Internationale Koffieorganisatie (ICO) en de Wereldbank op 19 mei 2003 gastheren zullen zijn voor een aan de
koffiecrisis gewijde Rondetafel-conferentie op Hoog Niveau in Londen,
1. is tevreden over het
feit dat de Raad en de Commissie onlangs hun bezorgdheid hebben laten blijken over de problemen waarmee de van
de koffie-export afhankelijke landen worden geconfronteerd en dat zij hun steun hebben gegeven aan het
kwaliteitsprogramma van de Internationale Koffieorganisatie; verheugt zich er ook over dat de Commissie een
aantal ideeën heeft voorgesteld om te reageren op de situatie van de grondstoffenmarkten in het algemeen, en in
het bijzonder die van koffie;
2. is ingenomen met de toezegging van commissaris Nielson van
november 2002 dat er "een onderzoek zal worden gedaan naar de mogelijkheden om oude kredieten van het EOF vrij
te maken en een nieuwe bestemming te geven, terwijl wij gelijktijdig volledig gebruik zullen gaan maken van de
nieuwe flexibiliteit die door het negende Europees Ontwikkelingsfonds geboden wordt";
3. is
ingenomen met het voorstel van president Chirac om grondstoffen, waaronder koffie, op de agenda van de
G8-conferentie in Evian in juni op te nemen, en doet een beroep op de G8-leiders om aandacht te schenken aan het
belang van de grondstoffenkwestie voor alle ontwikkelingslanden - en niet alleen voor de Afrikaanse;
4. is ingenomen met het voorstel van de Oost-Afrikaanse landen om de grondstoffenproblematiek op te
nemen op de agenda van de ministerraad van de WTO in Cancun, en dringt er bij de EU op aan om dit initiatief te
ondersteunen;
5. spreekt zijn bezorgdheid uit over het onvermogen om in het kader van de
Overeenkomst van Cotonou een oplossing te vinden voor de kortstondige dalingen van exportinkomsten, door tijdens
de huidige koffiecrisis assistentie te verlenen aan de van koffie-export afhankelijke ACS-landen;
6. is, gezien de ernst van de koffiecrisis, van oordeel dat prioriteit moet worden gegeven aan een
gezamenlijk optreden van ACS en EU op korte termijn om het hoofd te bieden aan de onmiddellijke gevolgen van de
koffiecrisis en dat daartoe via de snelle onderhandelingsprocedure een initiatief moet worden goedgekeurd ten
gunste van de economieën van de van koffie-export afhankelijke ACS-landen;
7. is van oordeel
dat een dergelijk initiatief volgens de snelle onderhandelingsprocedure ten gunste van de van koffie-export
afhankelijke ACS-landen in eerste instantie gefinancierd moet worden uit de reeds beschikbare niet gebruikte
middelen van het negende Europees Ontwikkelingsfonds, de B-kredieten die ten dele beschikbaar zijn om nadelige
gevolgen van de instabiliteit voor export inkomsten op te vangen, en die gericht moeten worden op snel
mobiliseerbare maatregelen bestemd om:
a) een antwoord geven op de nadelige gevolgen van de
koffiecrisis voor de van de koffieteelt afhankelijke families,
b) een gedecentraliseerd budget
beschikbaar te stellen ter ondersteuning van de koffieteeltgebieden, om de nadelige gevolgen op te vangen die de
koffiecrisis heeft voor de gezondheidszorg en de onderwijsvoorzieningen in de van de koffieteelt afhankelijke
gebieden;
c) extra financiële steun te verlenen aan de centrale regeringen van de ACS-landen,
naar rato van de inkomstenverliezen die zij tengevolge van de huidige koffiecrisis hebben geleden;
8. is ingenomen met de toezegging van de Commissie dat zij een mededeling over grondstoffen zal
voorbereiden en dringt er bij de Commissie op aan om deze mededeling te voltooien vóór de op 19 mei 2003 te
houden tafel Rondetafelconferentie op Hoog Niveau van de Internationale Koffieorganisatie en de Wereldbank over
de koffieproblematiek;
9. verzoekt de EU om in deze mededeling plannen op te nemen om ervoor te
zorgen dat in het nationale ontwikkelingsbeleid van de getroffen landen rekening wordt gehouden met de noodzaak
maatregelen te nemen om de door de dalende koffieprijs veroorzaakte problemen te verzachten, onder meer
door
- steun aan inspanningen van producenten om hun productie - waar dat mogelijk is - te
diversifiëren in de richting van kwaliteitskoffie of om op een ander product over te schakelen;
-
de machtspositie van koffieproducenten op de markt te vergroten door hen betere marktinformatie en adviezen te
verstrekken, evenals steun bij de oprichting van coöperatieven en de toegang tot krediet en extra
productiemiddelen;
- de koffieproducenten te helpen om te profiteren van betere
voorwaarden die geboden worden door speciale markten, zoals Fair Trade, speciale kwaliteitskoffie en organische
koffie, waartoe met name marktontwikkeling van zeer belangrijk instrument is;
10. verzoekt de
Commissie om het kwaliteitsverbeteringsprogramma van de Internationale Koffieorganisatie te ondersteunen door de
lidstaten van de EU aan te moedigen een onafhankelijk toezicht te verzekeren op de kwaliteit van koffie die de
Europese markt binnenkomt; verzoekt de Commissie om de resultaten daarvan openbaar te maken;
11.
is van mening dat koffiebranders en -handelaars gedragscodes voor de koffiesector zouden moeten goedkeuren,
welke aan een onafhankelijk onderzoek moeten worden onderworpen en ten uitvoer worden gelegd in samenwerking met
de belanghebbenden van de desbetreffende sector, en dat zij ook de hand moeten houden aan de relevante
overeenkomsten van de ILO en de VN en de bestaande nationale wetgevingen; is van oordeel dat deze gedragscodes
ook een expliciete toezegging moeten bevatten dat er prijzen zullen worden betaald die in overeenstemming zijn
met de sociale en ecologische behoeften van de sector; verzoekt de Commissie om een pro-actieve rol te spelen in
haar dialoog met de Europese koffiebranders en -handelaars teneinde de invoering van dergelijke gedragscodes te
bevorderen;
12. dringt er bij de Commissie met klem op aan om de kwestie van het lidmaatschap
van de Internationale Koffieorganisatie in haar overleg met de Verenigde Staten aan de orde te stellen, teneinde
dit land aan te moedigen om weer tot de Internationale Koffieorganisatie toe te treden;
13.
verzoekt de Europese Commissie om steun te geven aan fair-trade-initiatieven voor koffie, door de
koffieproducenten een betere toegang tot fair-trade-netwerken te verlenen;
14. verzoekt zijn
Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de kandidaatlanden, de
regeringen van Rusland, de Verenigde Staten en Japan als leden van de G-8, de Internationale Koffieorganisatie
en de Wereldbank.