De Commissie stelt een landbouwhervorming voor om de
landbouwers een langetermijnperspectief op duurzame landbouw te bieden
De Europese Commissie
heeft vandaag een pakket voorstellen tot hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) goedgekeurd.
De voorstellen van de Commissie zullen de landbouwers in de EU een duidelijk beleidsperspectief bieden als
invulling van het financiële kader voor de landbouwuitgaven tot en met 2013 waarover de staatshoofden en
regeringsleiders in oktober 2002 in Brussel overeenstemming hebben bereikt(1). Zij zullen de Europese landbouw
ook concurrerender en marktgerichter maken, een aanzienlijke vereenvoudiging van het GLB teweegbrengen, het
uitbreidingsproces vergemakkelijken en behulpzaam zijn bij een betere verdediging van het GLB in de WTO. De
voorgestelde aanpassingen zullen een maximale flexibiliteit bij de productiebeslissingen van de landbouwers
mogelijk maken en tegelijk de stabiliteit van hun inkomen garanderen. Uitvoering van de door de Commissie
voorgestelde hervorming zal milieunadelige stimulansen binnen het huidige beleid wegnemen en het gebruik van
duurzamere landbouwmethoden bevorderen. Deze aanpassingen zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de EU in de
komende jaren een duurzaam en voorspelbaar beleidskader voor het Europese landbouwmodel kan verschaffen. Het
nieuwe begrotingskader heeft dergelijke wijzigingen zelfs nog urgenter gemaakt. Die wijzigingen zullen de EU in
staat stellen om voor een doorzichtige en billijker verdeling van de inkomenssteun aan de landbouwers te zorgen
en om beter in te spelen op wat onze consumenten en belastingbetalers willen. Met de vandaag goedgekeurde
voorstellen wordt concreet vorm gegeven aan de ideeën die de Commissie heeft geopperd in haar tussenbalans van
juli 2002.
Franz Fischler, de EU-Commissaris voor Landbouw, heeft over de voorstellen het
volgende opgemerkt: "Deze hervorming heeft één doel: de landbouwsubsidies zinvol te maken - voor onze
landbouwers, consumenten en belastingbetalers. Wij hebben hervormingen nodig, en wij moeten daar nu een besluit
over nemen. Onze maatregelen zullen de landbouwers een duidelijk perspectief geven om te plannen voor de
toekomst. Bovendien zullen de landbouwers niet langer gedwongen zijn met verlies te produceren om steun te
kunnen ontvangen. Zij zullen de kans hebben om een zo hoog mogelijk inkomen te verwerven op hun markt. Uit
studies blijkt dat de landbouwinkomens door de hervormingen beter zouden worden. Een afwachtende houding
aannemen zou schadelijk zijn voor de belangen van de landbouwers. "
"De kloof tussen het
landbouwbeleid en de verwachtingen van de samenleving zou erdoor worden verbreed. De samenleving is bereid de
landbouw te ondersteunen op voorwaarde dat de landbouwers de mensen bieden wat zij willen: een veilige voeding,
dierenwelzijn en een gezond milieu. De landbouwers kunnen op nieuwe steun van de EU rekenen om hen te helpen
zich aan veeleisende EU-normen op het gebied van milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn aan te passen en om
de afzet te bevorderen van kwalitatief hoogwaardige en traditionele voedingsproducten. Als gevolg van de
besluiten die de staatshoofden en regeringsleiders op de Top van Brussel hebben genomen, zullen wij geld moeten
besparen door de rechtstreekse betalingen aan grotere landbouwbedrijven te verlagen. Daardoor kunnen wij minder
geld overhevelen om het beleid inzake plattelandsontwikkeling te versterken. Dit is een eerste stap. Ik reken
erop dat de lidstaten hun belofte op de Top van Brussel zullen nakomen om de steun voor plattelandsontwikkeling
in de volgende financieringsperiode verder te verhogen. De nieuwe ene bedrijfstoeslag zal de internationale
handel niet verstoren, en dus niet schadelijk zijn voor de ontwikkelingslanden. Dit zal ervoor zorgen dat de EU
in de WTO over een maximale onderhandelingsruimte beschikt, en zal het Europese landbouwmodel helpen
verdedigen.".
De hoofdlijnen van de hervorming:
één enkele
bedrijfstoeslag die losstaat van de productie ("ontkoppeling"),
die toeslagen afhankelijk
stellen van de naleving van normen op het gebied van milieu, voedselveiligheid, dierenwelzijn en diergezondheid
en arbeidsveiligheid en van de eis dat alle landbouwgrond in goede staat wordt gehouden ("randvoorwaarden"),
een krachtiger beleid inzake plattelandsontwikkeling met meer geld en nieuwe maatregelen om
kwaliteit en het dierenwelzijn te bevorderen en om de landbouwers te helpen aan EU-normen op productiegebied te
voldoen,
een verlaging van de rechtstreekse betalingen ("degressieve toekenning") aan
grotere landbouwbedrijven om extra geld beschikbaar te kunnen stellen voor plattelandsontwikkeling en de
besparingen te realiseren die nodig zijn voor de financiering van verdere hervormingen,
herziening van het GLB-marktbeleid in bepaalde sectoren
inclusief de laatste verlaging
met 5 % van de interventieprijs voor granen, die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door hogere rechtstreekse
betalingen aan de producenten van akkerbouwgewassen,
een ingrijpender en versnelde
hervorming in de zuivelsector met gedifferentieerde prijsverlagingen voor boter en mageremelkpoeder en
handhaving van de melkquota tot 2014/2015, en
hervormingen in de sectoren rijst, durumtarwe,
noten, zetmeelaardappelen en gedroogde voedergewassen.
Nadere informatie over de
hervormingsvoorstellen van de Commissie is beschikbaar op het internet op het volgende adres:
http://europa.eu.int/comm/agriculture/mtr/index_en.htm
Bijlage: Nadere bijzonderheden
over de voorstellen
Bijlage: Nadere bijzonderheden over de voorstellen
Een enkele bedrijfstoeslag om een marktgerichtere, duurzame landbouw te bevorderen
Het
merendeel van de premies in het kader van de verschillende gemeenschappelijke marktordeningen zal worden
vervangen door één enkele bedrijfstoeslag. Om de voordelen te maximaliseren, vooral in administratief opzicht,
zal de ene bedrijfstoeslag het breedst mogelijke scala van sectoren omvatten. De landbouwers zullen één
bedrijfstoeslag ontvangen die is gebaseerd op een referentiebedrag dat de betalingen voor akkerbouwgewassen,
rundvlees (inclusief POSEI en eilanden in de Egeïsche Zee), melk en zuivelproducten, schapen en geiten,
zetmeelaardappelen, zaaddragende leguminosen, rijst, zaaizaad en gedroogde voedergewassen in een
referentieperiode van 2000 tot en met 2002 omvat.
De ene bedrijfstoeslag zal worden
gesplitst in toeslagrechten om de overdracht ervan te vergemakkelijken. Elk toeslagrecht zal worden berekend
door het referentiebedrag te delen door het aantal aan dat bedrag ten grondslag liggende hectaren (inclusief
voederareaal) in de referentiejaren. Toeslagrechten kunnen met of zonder grond worden overgedragen tussen
landbouwers binnen dezelfde lidstaat. Een lidstaat kan regio's aanwijzen waartoe overdrachten beperkt dienen te
blijven. Bovendien kunnen de lidstaten toeslagrechten aanpassen in het licht van regionale gemiddelden.
De Commissie heeft verduidelijkt dat de landbouwers in het kader van de nieuwe randvoorwaarden aan
strenge verplichtingen inzake grondbeheer zullen moeten voldoen om te voorkomen dat als gevolg van de
ontkoppeling land wordt verlaten. De ontkoppeling zal de inkomenssituatie van vele landbouwers in marginale
gebieden verbeteren door voor meer flexibiliteit bij de beoefening van de landbouw te zorgen.
Aanscherping van de normen op het gebied van milieu, voedselveiligheid, diergezondheid en dierenwelzijn en
arbeidsveiligheid
Zoals gezegd, zullen de begunstigden van rechtstreekse betalingen dus ook
worden verplicht om al hun landbouwgrond in goede omstandigheden voor het beoefenen van landbouw te houden; deze
aanvulling op de ontkoppeling is noodzakelijk om het verlaten van grond en de daarmee gepaard gaande
milieuproblemen te voorkomen.
Voorts moeten randvoorwaarden worden gesteld die betrekking
hebben op in de regelgeving vastgelegde EU-normen op het gebied van milieu, voedselveiligheid, diergezondheid en
dierenwelzijn en arbeidsveiligheid welke gelden op het niveau van het landbouwbedrijf. Aan landbouwers die
bijvoorbeeld verboden groeibevorderaars gebruiken of de bodem vervuilen, zullen sancties worden opgelegd. De
boete zal bestaan in een verlaging van de steun met een percentage dat varieert tussen 10 % en 100 %
(afhankelijk van de ernst van het geval).
Versterking van het beleid inzake
plattelandsontwikkeling
De Commissie stelt voor meer financiële middelen voor
plattelandsontwikkeling beschikbaar te stellen (zie hierna) en de werkingssfeer van de EU-steun voor
plattelandsontwikkeling te verruimen door nieuwe maatregelen in te voeren.
Deze toevoegingen
zullen in het "menu" van de reeds beschikbare maatregelen worden opgenomen zonder de basisregeling voor de
tenuitvoerlegging van de steun voor plattelandsontwikkeling te wijzigen, aangezien de Commissie van mening is
dat dit laatste halverwege de lopende programmeringsperiode 2000-2006 contraproductief zou zijn. De voorgestelde
nieuwe maatregelen zijn alle hoofdzakelijk toegespitst op begunstigden die landbouwer zijn. Het zal aan de
lidstaten en de regio's zijn om te beslissen of zij deze maatregelen in hun programma's voor
plattelandsontwikkeling wensen op te nemen. De nieuwe maatregelen zullen het volgende omvatten:
Nieuwe op kwaliteitsverbetering gerichte stimulansen voor de landbouwers
Financiële
stimulansen voor landbouwers die deelnemen aan regelingen die tot doel hebben de kwaliteit van landbouwproducten
en het gebruikte productieproces te verbeteren en de consumenten waarborgen betreffende deze aspecten te geven.
Dergelijke steun zal jaarlijks kunnen worden betaald gedurende een periode van maximaal 5 jaar en tot maximaal €
1.500 per bedrijf in een bepaald jaar.
Steun aan producentengroeperingen voor activiteiten
die erop zijn gericht de consumenten te informeren over en de afzet te bevorderen van de producten die worden
geproduceerd overeenkomstig kwaliteitsregelingen die via de bovengenoemde maatregel worden ondersteund.
Overheidssteun zal zijn toegestaan tot maximaal 70 % van de subsidiabele projectkosten.
Nieuwe steun om landbouwers te helpen aan normen te voldoen
Tijdelijke, degressieve
steun om landbouwers te helpen zich aan te passen aan de invoering van veeleisende normen die zijn gebaseerd op
EU-regelgeving op het gebied van het milieu, de volksgezondheid en de gezondheid van dieren en planten, het
dierenwelzijn en de arbeidsveiligheid. Het zal gaan om forfaitaire, degressieve steun die kan worden betaald
over een periode van ten hoogste 5 jaar. Voor deze steun zal een maximum van € 10.000 per bedrijf in een bepaald
jaar gelden. In geen geval zal steun kunnen worden betaald als het feit dat normen niet worden toegepast, te
wijten is aan veronachtzaming door een individuele landbouwer van normen die reeds in nationale wet- en
regelgeving zijn vervat.
Steun aan de landbouwers om hen te helpen de kosten te dragen die
zijn gemoeid met het gebruik van bedrijfsadvisering. Landbouwers kunnen overheidssteun tot een maximum van 95 %
van de kosten van dergelijke dienstverlening ontvangen de eerste keer dat van die dienstverlening gebruik wordt
gemaakt, waarbij een maximum van € 1.500 geldt.
Vergoeding van kosten die landbouwers maken
voor het dierenwelzijn
Steun aan landbouwers die voor ten minste 5 jaar verbintenissen
aangaan om het welzijn van hun landbouwhuisdieren te verbeteren, welke verbintenissen verder moeten gaan dan de
gebruikelijke diervriendelijke methoden. De steun zal jaarlijks kunnen worden betaald op basis van de uit die
verbintenissen voortvloeiende extra kosten en gederfde inkomsten, waarbij de jaarlijkse betaling maximaal € 500
per grootvee-eenheid zal kunnen bedragen.
Verlaging van de rechtstreekse betalingen voor
grotere landbouwbedrijven vanaf 2007
Het op de Top van Brussel genomen besluit om een
plafond voor de uitgaven voor de landbouwmarkten vast te stellen brengt mee dat het mechanisme voor een
verschuiving tussen begrotingsrubrieken niet vóór de start van de volgende financiële vooruitzichten in 2007 in
werking kan worden gesteld. Daarom stelt de Commissie voor om met ingang van de volgende financiële
vooruitzichten een systeem van verplichte modulatie in te voeren niet alleen voor de verschuiving naar de tweede
pijler (plattelandsontwikkeling) maar ook ter dekking van nieuwe financieringsbehoeften die voortvloeien uit
nieuwe hervormingen van marktregelingen. De meeste landbouwers in de EU ontvangen niet meer dan € 5.000 aan
EU-steun per jaar. Deze landbouwers zullen worden vrijgesteld van de modulatie. Met dit systeem zal ook een
correctie worden aangebracht op de huidige onevenwichtige situatie, namelijk het feit dat momenteel 80 % van de
GLB-middelen naar slechts 20 % van de landbouwbedrijven gaat. Tot 2007 kunnen de lidstaten geld van de
rechtstreekse betalingen naar de plattelandsontwikkeling overhevelen via vrijwillige modulatie.
Met het voorgestelde systeem wordt het beginsel van geleidelijke bijdragen naar gelang van het ontvangen
totaalbedrag aan rechtstreekse betalingen geïntroduceerd om te garanderen dat de verlagingen van de
rechtstreekse betalingen evenwichtig en eenvoudig toe te passen zullen zijn. De in een bepaald begrotingsjaar
aan een landbouwer toegekende betalingen zullen als volgt geleidelijk worden verlaagd:
Begrotingsjaar
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
€ 1 tot en met € 5.000 0% 0% 0% 0% 0%
0% 0%
€ 5.001 tot en met € 50.000 1% 3% 7,5% 9% 10,5% 12% 12,5%
Boven € 50.000 1% 4% 12% 14%
16% 18% 19%
Binnen dit systeem van "degressieve toekenning" zal een deel van de
verlaging, namelijk 1 % in 2007 en dan elk jaar telkens 1 % meer tot 6 % in 2012, ter beschikking van de
lidstaten worden gesteld als extra communautaire steun voor in hun programmering van de plattelandsontwikkeling
op te nemen maatregelen. In 2007 zal dit € 228 miljoen aan extra middelen voor plattelandsontwikkeling
opleveren, welke extra middelen in de loop der jaren zullen toenemen tot € 1,48 miljard in 2012. Deze bedragen
zullen over de lidstaten worden verdeeld volgens criteria die betrekking hebben op
het landbouwareaal,
de agrarische werkgelegenheid,
het BBP per
inwoner in koopkracht.
De resterende bedragen zullen beschikbaar zijn om te voorzien in extra
financieringsbehoeften in verband met nieuwe hervormingen van marktregelingen. In de loop van 2003 zullen ook
nog voorstellen worden gedaan voor hervormingen in de sectoren suiker, olijfolie, katoen en tabak en mogelijk de
sectoren groenten en fruit en wijn.
In de nieuwe lidstaten zouden de degressieve toekenning
en de modulatie niet gelden totdat de geleidelijk ingevoerde rechtstreekse betalingen het normale EU-niveau
bereiken.
Een nieuw "bedrijfsadviseringssysteem"
Het
bedrijfsadviseringssysteem zal verplicht zijn als onderdeel van het stellen van randvoorwaarden. In eerste
instantie zal de invoering ervan beperkt blijven tot producenten die meer dan EUR 15.000 per jaar aan
rechtstreekse betalingen ontvangen of een omzet van meer dan EUR 100.000 per jaar hebben. Andere landbouwers
zullen op vrijwillige basis tot het systeem kunnen toetreden. Bij deze dienstverlening zullen adviezen worden
gegeven door de wijze van toepassing van normen en goede methoden in het productieproces terug te koppelen naar
de landbouwers. De bedrijfsaudits zullen een gestructureerde en regelmatige inventarisatie en opneming in een
boekhouding inhouden van de materiaalstromen en processen op bedrijfsniveau die worden aangemerkt als relevant
voor een bepaald doelonderwerp (milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn). In het kader van de
plattelandsontwikkeling zal steun voor bedrijfsaudits beschikbaar zijn.
Langdurige
milieubraak
Producenten die momenteel onder de braakleggingsverplichting vallen, zullen
verder braaklegging moeten toepassen op een oppervlakte die overeenkomt met 10 % van hun huidige
akkerbouwareaal, als zij de ene bedrijfstoeslag willen ontvangen. Biologische landbouw zal voor de betrokken
oppervlakte niet onder deze verplichting vallen. Het zal om niet-roulerende braak gaan en het braakland mag niet
voor landbouwdoeleinden worden gebruikt, en evenmin voor de productie van gewassen voor commerciële doeleinden.
De lidstaten zullen echter roulerende braak kunnen toestaan waar dit om milieuredenen nodig is. Braakland dat
worden overgedragen, zal braak moeten blijven liggen.
Steun voor energiegewassen - een
koolstofbonus
De Commissie stelt een steunbedrag van EUR 45/ha voor energiegewassen voor.
Voor deze steun zal op EU-niveau een maximumareaal van 1.500.000 ha gelden. De steun zal uitsluitend worden
toegekend voor oppervlakten waarvan de productie valt onder een contract tussen de landbouwer en de verwerkende
industrie tenzij de verwerking door de landbouwer op het bedrijf wordt uitgevoerd. Binnen vijf jaar nadat de
regeling inzake energiegewassen van toepassing is geworden, zal de Commissie bij de Raad een verslag over de
tenuitvoerlegging ervan indienen dat in voorkomend geval vergezeld zal gaan van voorstellen.
Stabilisatie van de markten en verbetering van de gemeenschappelijke marktordeningen
Sector akkerbouw
Granen
Voorgesteld wordt om met ingang van
2004/2005 op de interventieprijs voor granen een laatste verlaging met 5 % toe te passen, waardoor deze prijs
zal dalen tot EUR 95,35/ton; dit moet van de interventie een echt vangnet maken. Rogge zal van de
interventieregeling worden uitgesloten om een verdere opeenstapeling van interventievoorraden te voorkomen.
Wegens de afnemende rol van de interventie zullen seizoencorrecties van de interventieprijs
niet langer gerechtvaardigd zijn. Daarom wordt voorgesteld het stelsel van maandelijkse verhogingen af te
schaffen. Er zullen niet langer productierestituties voor zetmeel en sommige daarvan afgeleide producten worden
toegekend.
In verband met de verlaging van de interventieprijs voor granen zullen de
areaalbetalingen voor granen en andere relevante akkerbouwgewassen worden verhoogd van EUR 63 tot EUR 66/ton.
Deze betalingen zullen worden opgenomen in de ene bedrijfstoeslag.
Eiwithoudende gewassen
De huidige toeslag voor eiwithoudende gewassen (EUR 9,5/ton) zal worden gehandhaafd en
worden omgezet in een gewasspecifieke areaalbetaling ten bedrage van EUR 55,57/ha. Deze betaling zal beperkt
blijven tot een nieuw gegarandeerd maximumareaal van 1,4 miljoen ha.
Durumtarwe
De toeslag voor durumtarwe in de traditionele productiegebieden zal worden verlaagd van EUR
344,5/ha tot EUR 250/ha en worden opgenomen in de ene bedrijfstoeslag. Het specifieke steunbedrag dat in
bepaalde andere gebieden wordt toegekend voor de productie van durumtarwe en nu EUR 139,5/ha bedraagt, zal
geleidelijk volledig worden afgeschaft. Een en ander zal worden doorgevoerd over een periode van drie jaar vanaf
2004.
Er zal een nieuwe premie worden ingevoerd om de kwaliteit van durumtarwe te verbeteren
met het oog op de productie van griesmeel en pasta. De premie zal in de traditionele productiegebieden worden
betaald aan die landbouwers die een bepaalde hoeveelheid gecertificeerd zaad van geselecteerde rassen gebruiken.
De rassen zullen worden geselecteerd met het doel te voldoen aan de kwaliteitseisen voor de productie van
griesmeel en pasta. De premie bedraagt EUR 40/ha en wordt betaald binnen de grenzen van de gegarandeerde
maximumarealen die momenteel gelden in de traditionele productiegebieden.
Zetmeelaardappelen
Het huidige beleid voorziet in een rechtstreekse betaling aan de producenten van
zetmeelaardappelen. Het bedrag ervan is in het kader van Agenda 2000 vastgesteld op EUR 110,54 per ton zetmeel.
Op basis van de historische leveranties aan de industrie zal 50 % van deze betaling worden opgenomen in de
regeling betreffende de ene bedrijfstoeslag. Het overige deel zal worden gehandhaafd als een gewasspecifieke
betaling voor zetmeelaardappelen. De minimumprijs wordt afgeschaft.
Gedroogde voedergewassen
De steun in de sector gedroogde voedergewassen zal worden herverdeeld over de telers en de
verwerkende industrie. De rechtstreekse steun aan de telers zal in de ene bedrijfstoeslag worden geïntegreerd op
basis van hun historische leveranties aan de industrie. Om rekening te houden met de huidige nationale
gegarandeerde hoeveelheden zullen nationale plafonds worden toegepast.
Gedurende een
overgangsperiode van vier jaar zal een vereenvoudigde regeling inzake uniforme steun aan de verwerkende
industrie voor kunstmatig gedroogde en in de zon gedroogde voedergewassen worden toegepast; het zal gaan om
degressieve steun waarvan het beginniveau EUR 33/ton in 2004/2005 zal bedragen. De respectieve nationale
gegarandeerde hoeveelheden zullen worden samengevoegd.
Zaaizaad
Bij
Verordening (EG) nr. 2358/71 is steun voor de productie van zaaizaad van geselecteerde soorten ingesteld. De
steun, die momenteel wordt betaald per ton voortgebracht zaad, zal worden geïntegreerd in de ene
bedrijfstoeslag. Voor de berekening ervan zal het aantal tonnen waarvoor steun is verleend, worden
vermenigvuldigd met het bedrag dat is vastgesteld op grond van artikel 3 van de genoemde verordening.
Rijst
Om met name in verband met de impact van het "alles behalve
wapens"-initiatief de markt in evenwicht te houden stelt de Commissie een verlaging ineens van de
interventieprijs met 50 % tot een feitelijke steunprijs van EUR 150/ton voor om in lijn te komen met de
wereldmarktprijzen. Om de inkomsten van de producenten te stabiliseren zal de huidige rechtstreekse steun worden
verhoogd van EUR 52/ton tot EUR 177/ton, welke verhoging overeenkomt met de totale compensatie voor granen in
het kader van de hervorming van 1992 en de Agenda 2000-hervorming samen genomen. Hiervan zal EUR 102/ton deel
gaan uitmaken van de ene bedrijfstoeslag en worden betaald op basis van historische rechten zoals begrensd door
het huidige gegarandeerde maximumareaal (GMA). De resterende EUR 75/ton, vermenigvuldigd met de bij de
hervorming van 1995 toegepaste fysieke opbrengst, zal worden betaald als gewasspecifieke steun. Het GMA zal
worden vastgesteld op de laagste van de volgende twee oppervlakten: het gemiddelde van de in de periode
1999-2001 beteelde arealen of het huidige GMA. Er zal een regeling voor particuliere opslag worden ingesteld die
zal worden toegepast zodra de marktprijs onder de feitelijke steunprijs daalt. Bovendien zullen speciale
maatregelen gaan gelden zodra de marktprijs onder EUR 120/ton daalt.
Noten
De huidige regeling zal worden vervangen door een jaarlijkse forfaitaire betaling van EUR 100/ha voor een
gegarandeerd maximumareaal van 800.000 ha, verdeeld in nationale gegarandeerde arealen. De lidstaten kunnen dit
met ten hoogste EUR 109/ha per jaar aanvullen.
Zuivel
Om de
melkveehouders een stabiel perspectief te bieden stelt de Commissie voor een hervormd stelsel van melkquota te
handhaven tot en met het tijdvak 2014/2015.
In maart 1999 heeft de Europese Raad in Berlijn
uit begrotingsoverwegingen besloten om de tenuitvoerlegging van de hervorming in de zuivelsector uit te stellen.
Aangezien in het kader van de huidige financiële vooruitzichten onverwachte begrotingsmiddelen beschikbaar zijn
gekomen, is de Commissie een groot voorstander van vervroeging met één jaar van de in Berlijn overeengekomen
hervorming van de zuivelregeling om de doelstellingen en voordelen van die hervorming zo spoedig mogelijk te
verwezenlijken.
Bovendien moet de steunprijs voor melk in 2007 en 2008 verder worden
verlaagd, wat gepaard moet gaan met een verhoging van de quota met 1 % per jaar op basis van de
referentiehoeveelheden na de volledige tenuitvoerlegging van Agenda 2000. De geplande uniforme verlaging met 5
%/jaar van de interventieprijzen dient te worden vervangen door asymmetrische verlagingen met - 3,5 %/jaar voor
mageremelkpoeder en - 7 %/jaar voor boter over de periode van vijf jaar. Over het geheel genomen komen die
verlaging van de boterprijs met 35 % en die verlaging van de prijs voor mageremelkpoeder met 17,5 % overeen met
een totale verlaging van de EU-richtprijs voor melk over die vijf jaar met 28 %. De interventieaankoop van boter
zal boven 30.000 ton per jaar worden geschorst. Voorgesteld wordt het mogelijk te maken om boven die grens boter
aan te kopen volgens een inschrijvingsprocedure.
In 2007 en 2008 zal voor aanvullende
compensatie via rechtstreekse betalingen worden gezorgd met gebruikmaking van dezelfde berekeningsmethode als in
het geval van Agenda 2000. Alle betalingen in de zuivelsector zullen worden geïntegreerd in de ene
bedrijfstoeslag.
(1)In het betrokken akkoord werd een plafond bepaald voor de uitgaven voor
markt- en rechtstreekse steun in een uitgebreide EU, welke uitgaven trager zullen toenemen dan het
inflatietempo. Ook werd in dat akkoord nogmaals gewezen op het belang van de agrarische probleemgebieden en het
multifunctionele karakter van de landbouw, waarmee de betekenis van de tweede pijler werd bevestigd.