De Europese Commissie heeft vandaag besloten de
nieuwe regeling voor coördinatiecentra gedeeltelijk goed te keuren. Het is de bedoeling dat deze nieuwe regeling
in de plaats komt van die welke op 17 februari laatstleden onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is
verklaard. De goedkeuring geldt hoofdzakelijk de nieuwe methode voor de forfaitaire vaststelling van de
inkomsten van de coördinatiecentra die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn. De Commissie heeft
daarentegen besloten een diepgaand onderzoek in te stellen naar de diverse belastingvrijstellingen die in het
kader van de oude regeling bestonden en die België heeft gehandhaafd.
Commissielid
Monti heeft de invoering van een nieuwe regeling toegejuicht: "De nieuwe Belgische regeling moet als een stap in
de goede richting worden gezien in vergelijking met de oude regeling, maar dat neemt niet weg dat naar de
handhaving van sommige vrijstellingen een openbaar onderzoek moet worden ingesteld voordat de Commissie een
definitieve uitspraak kan doen".
De Commissie heeft vandaag besloten de nieuwe
regeling voor coördinatiecentra gedeeltelijk goed te keuren. De Commissie stemt zodoende in beginsel in met de
forfaitaire "cost plus"-methode en met de wijze waarop deze methode voortaan wordt toegepast om het belastbaar
inkomen van de centra vast te stellen. De Commissie is van oordeel dat de nieuwe "cost plus"-methode geen steun
vormt omdat, anders dan bij de oude regeling, de belastinggrondslag van de centra wordt berekend door op al hun
bedrijfskosten een passend percentage voor de winstmarge toe te passen. Bovendien waarborgt de wet van 24
december 2002 dat individuele voorafgaande beslissingen ten aanzien van de forfaitaire methode op zich niet tot
een belastingvermindering kunnen leiden. Aangezien er van een belastingvermindering dus een economisch voordeel
geen sprake is, wordt de door België voorgestelde nieuwe "cost plus"-methode door de Commissie niet als steun
aangemerkt.
Hoewel de forfaitaire methode op zich geen voordelen inhoudt, heeft de
Commissie vragen bij de belastingvrijstelling die de aan coördinatiecentra verleende "abnormale of goedgunstige"
voordelen in België lijken te genieten. Deze abnormale of goedgunstige voordelen zoals bijvoorbeeld de
vergoeding boven de marktwaarde van door de centra verleende diensten worden immers doorgaans automatisch belast
wanneer de begunstigde vennootschap aan de normale belastingregeling onderworpen is.
De Commissie twijfelt tevens aan de verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt van de vrijstellingen
van de roerende voorheffing en van het registratierecht op kapitaalinbrengen, vrijstellingen die uitsluitend
gelden voor coördinatiecentra of voor de groepen waartoe deze centra behoren.
In dit
stadium is de Commissie de mening toegedaan dat deze diverse vrijstellingen voldoen aan alle vier de criteria
die kenmerkend zijn voor staatssteun: het betreft immers kennelijk 1) economische voordelen 2) die met
staatsmiddelen worden bekostigd en 3) alleen aan bepaalde ondernemingen de centra worden toegekend, en die,
vanwege het multinationale karakter van de groepen waartoe deze centra behoren, 4) de mededinging en het
handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig dreigen te beïnvloeden.
In de
beschikking tot inleiding van de formele onderzoekprocedure worden de argumenten van de Commissie uiteengezet en
wordt de Belgische staat in de gelegenheid gesteld zijn opmerkingen te formuleren. Met de bekendmaking van deze
beschikking in het Publicatieblad zal ook belanghebbenden de mogelijkheid worden geboden hun standpunt ten
aanzien van de bedenkingen van de Commissie kenbaar te maken.
COÖRDINATIECENTRA
Coördinatiecentra zijn in België gevestigde
ondernemingen die deel uitmaken van een multinationale groep en die als enig doel hebben bepaalde diensten op
het gebied van financiering, kasbeheer, boekhouding, adviesverlening enz. te verrichten ten behoeve van andere
ondernemingen van dezelfde groep. In afwijking van de gewone belastingregeling werd het belastbaar inkomen van
coördinatiecentra vanaf 1983 forfaitair vastgesteld op basis van de bedrijfskosten (de zogeheten "cost
plus"-methode). Coördinatiecentra waren tevens vrijgesteld van de onroerende voorheffing en het registratierecht
op kapitaalinbrengen en behoefden geen roerende voorheffing op uitgekeerde inkomsten in te houden. In 1984 werd
deze regeling als verenigbaar met het Gemeenschapsrecht bestempeld, maar in het licht van haar Mededeling
betreffende fiscale steunmaatregelen heeft de Commissie haar standpunt onlangs herzien in het kader van een
grootschalig onderzoek naar vijftien belastingregelingen van verscheidene lidstaten. Op basis van haar onderzoek
heeft de Commissie op 17 februari 2003 geoordeeld dat de regeling voor coördinatiecentra niet meer verenigbaar
was met de vigerende regels inzake staatssteun en dat België een einde diende te maken aan deze regeling. De
Commissie maakte voornamelijk bezwaar tegen de uitsluiting van bepaalde kosten van de belastinggrondslag
waardoor de fiscale lasten van de coördinatiecentra op kunstmatige wijze werden verlicht , alsook tegen de
diverse belastingvrijstellingen die werden verleend aan de centra of aan de multinationale ondernemingen waarvan
zij deel uitmaken.
Naar aanleiding van de kritiek zowel van de Commissie als van de
door de Raad ingestelde groep gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen heeft België de nieuwe
regeling aangemeld die het voorwerp van de vandaag gegeven beschikking uitmaakt.
FORFAITAIRE METHODE
Evenals de oude regeling bepaalt de nieuwe
dat de inkomsten van de centra, die aan de vennootschapsbelasting onderworpen zijn, volgens een forfaitaire
"cost plus"-methode moeten worden berekend. In de praktijk is de belastinggrondslag dus gelijk aan een
forfaitair percentage van de bedrijfskosten van het centrum. De toepassing van deze methode, die onder bepaalde
omstandigheden door de OESO wordt aanbevolen, wordt op zich niet door de Commissie bekritiseerd. Zij biedt de
ondernemingen en de belastingadministratie immers de gelegenheid overeenstemming te bereiken over het normale
prijspeil van transacties tussen vennootschappen van eenzelfde groep, waardoor oeverloze discussies of zelfs
aanslepende geschillen worden vermeden. In het kader van de oude regeling stond het percentage voor de
winstmarge evenwel los van de uitgeoefende activiteit en was het bovendien niet op alle kosten van toepassing.
Daardoor resulteerde de methode in een voordeel voor de coördinatiecentra, in die zin dat zij minder belasting
moesten betalen dan andere vennootschappen, waarvoor de belastingregeling volgens het gemeen recht geldt.
De nieuwe regeling is ingepast in het kader van een algemeen "rulingstelsel" (voorafgaande
beslissingen), waarmee in de eerste plaats wordt beoogd de ondernemingen meer rechtszekerheid te bieden. Deze
voorafgaande beslissingen worden getroffen door de Federale Overheidsdienst Financiën op basis van een door de
belastingplichtige ingediend dossier. Mits de desbetreffende transacties worden verwezenlijkt op de door de
belastingplichtige omschreven wijze, is de belastingadministratie daardoor gedurende vijf jaar gebonden wat haar
fiscale behandeling van deze transacties betreft. De centra weten met name van tevoren voor elk van hun
activiteiten welke winstmarges door de administratie aannemelijk zullen worden geacht.