1) Inleiding
2) Een mandaat om te onderhandelen
3)
Verhalen uit de grootstad: Moskou
4) Ontmoetingen met mensen uit 'het veld'
5)
Op bezoek bij de FSB, de voormalige KGB
1) Inleiding
In februari 2002 duidde de plenaire vergadering van het Europees Parlement me aan tot voorzitter van de
Parlementaire Samenwerkingscommissie Europese Unie-Rusland. Deze Parlementaire Samenwerkingscommissie werd
opgericht in het kader van het 'Partnerschaps- en Samenwerkingsakkoord' (PSA) dat in 1994 tussen de Europese
Unie en Rusland werd afgesloten.
Deze overeenkomst trad in werking in december
1997 voor een periode van 10 jaar. De PSA vormt de basis voor alle bilaterale relaties tussen de EU en de
Russische Federatie en voorziet in activiteiten en dialoog op een breed scala van politieke
beleidsterreinen:
- Handels- en economische samenwerking;
-
Samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie, energie, milieubeleid, transport, ruimtevaartbeleid en
een hele reeks andere sectoren;
- Politieke dialoog: internationale problemen van
gemeenschappelijk belang en samenwerking m.b.t. het ontwikkelen van democratische beginselen en naleving van de
mensenrechten;
- Justitiële en Binnenlandse Zaken: samenwerking om illegale praktijken te
voorkomen, o.a. drugshandel, witwassen van geld en georganiseerde criminaliteit. Het in juni 2000 afgesloten
Actieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit heeft de samenwerking tussen Rusland en de EU op
dit terrein nog versterkt.
De PSA voorziet in de volgende institutionele
contacten:
Halfjaarlijkse toppen tussen het voorzitterschap van de EU, de
voorzitter van de Europese Commissie en de president van de Russische federatie. In 2001 werd de Meitop
georganiseerd in Moskou en de Oktobertop in Brussel. President Poetin woonde ook de informele Raad van Stockholm
bij in maart 2001. De eerstvolgende top vindt plaats in Moskou op 29 mei aanstaande. De najaarstop vindt plaats
in Kopenhagen op 11 november.
Jaarlijkse samenwerkingsraden op ministerieel niveau. De jongste
vergadering vond plaats in Luxemburg op 16 april 2002.
Het politiek overleg met de Russische
Federatie vindt plaats tijdens de Toppen, de ministeriële samenwerkingsraden maar ook in diverse vergaderingen
in Troika-formaat (Voorzitterschap, Hoge Vertegenwoordiger Buitenlands Beleid, toekomstig voorzitterschap en
Europese Commissie). In deze context vinden er vergaderingen plaats op het niveau van de ministers (2 maal per
jaar), Politieke Directeuren (4 x per jaar) en experten (zowat 15 werkgroepen in Troikaformaat ontmoeten
tweemaal per jaar hun Russische partners). Bijkomend komt de Troïka van de Politiek- en Veiligheidscommissie
maandelijks bijeen met de Russische Ambassadeur bij de EU in Brussel.
Op parlementair niveau
bestaat er een parlementaire samenwerkingscommissie die is samengesteld uit leden van het Europees Parlement en
vertegenwoordigers van de Russische parlementen (Doema en Raad van de Federatie). De parlementaire
samenwerkingscommissie komt in haar volledige samenstelling éénmaal per jaar bijeen in Brussel of Straatsburg.De
leden van het Europees Parlement ontmoeten hun collega’s in een werkgroepvergadering tweemaal per jaar in
Moskou. Aansluitend wordt telkens een bezoek gebracht aan een Russische regio. Bedoeling is de projecten die de
EU in de Russische Federatie financiert (TACIS/ECHO, …) te bezoeken en te evalueren. De Europese Unie is immers
in Rusland de grootste donor van economische en technische assistentie Gedurende de periode 1991-2001 werd via
het TACIS-programma 2,4 miljard euro geïnvesteerd in Rusland. Voor de periode 2002-2003 zal in totaal 90 miljoen
euro TACIS-assistentie in Rusland worden verstrekt. Het Europees humanitair hulpprogramma ECHO is in Rusland
actief sinds 1990. Er werd hulp verleend via internationale NGO’s aan projecten ter bestrijding van TBC,
gezondheids/sociale interventies en gevangenissen. De jongste jaren concentreerde de hulp van ECHO zich
voornamelijk op de slachtoffers van het gewapend conflict in de streek van de noordelijke Kaukasus en met name
Tsjetsjenië. Sinds oktober 1999, toen de tweede oorlog Rusland-Tsjetsjenië startte, werd 65 miljoen euro
ECHO-hulp in de noordelijke Kaukasus verdeeld, voornamelijk in de vorm van voedselhulp, huisvesting (tenten),
medicamenten en sanitaire en watervoorzieningen. De begunstigden zijn vluchtelingen, maar ook Tsjetsjenen die
nog steeds in hun land verblijven. De steun vloeit ook naar de vluchtelingenkampen in de naburige republieken
(de 150.000 tot 170.00 vluchtelingen in Ingoetsjetië en de vluchtelingenkampen in Dagestan en de Pankisivallei
in Georgië).
1. Overzicht officiële contacten EU-Rusland voorjaar 2002
De contacten tussen de Russische federatie en de Europese Unie zullen de komende maanden
zeer intens zijn.
Reeds afgelopen:
Ministeriële
troïka-ontmoeting 2 april (Spaans voorzitterschap/Hoge Vertegenwoordiger Buitenlands beleid, Commissie,
toekomstig voorzitterschap)
Parlementaire samenwerkingscommissie EP-Russisch Parlement, Moskou,
15 april 2002
Ministeriële samenwerkingsraad, Luxemburg, 16 april 2002
Te gebeuren:
Bezoek Eerste Minister Kasyanov aan Brussel 23 en 24 april 2002
met ontmoetingen met o.a. EP-voorzitter Pat Cox, de Belgische premier Guy Verhofstadt en Commissievoorzitter
Romano Prodi.
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken samen met de Russen op 25 en 26 april in
Luxemburg met als belangrijkste thema’s uitvoering EU-actieplan Georganiseerde Misdaad, EU-bijstand inzake
grensbeheer, gerechtelijke hervormingen in Rusland, strijd tegen het internationaal terrorisme, strijd tegen
mensensmokkel, witwassen van geld.
Speciaal Samenwerkingscomité (op hoog ambtenarenniveau) over
de kwestie Kaliningrad in Kaliningrad
Top EU-Rusland onder Spaans voorzitterschap op 29 mei 2002
in Moskou
Tweede top EU-Rusland onder Deens voorzitterschap op 11 november.
Werkgroepbezoek Parlementaire Samenwerkingscommissie EP-Russisch Parlement 14-17 april 2002
2) Een mandaat om te onderhandelen
GEBARENTAAL
Het loopt tegen middernacht als ik vrijdagavond 12 april vanuit Brussel en Frankfurt
land in Moskou. Als de vliegtuigdeuren zich openen komt een onaangename geur me tegemoet. Hij lijkt op
onwelriekende gassen van steen- of bruinkoolverbranding. Er hangt een doordringende smog over het vliegveld.
Maar ook als ik later op zaterdag en zondag eventjes wat tijd neem om door de straten van Moskou te drentelen,
merk ik al gauw dat de vervuiling door het autoverkeer aanzienlijk is. Je ziet er de meest aftandse voertuigen
naast ook de meeste recente automodellen, type Mercedes en BMW. De hoofdstad van de Russische Federatie kampt
duidelijk met een luchtverontreinigingsprobleem.
Mijn eerste informele afspraak
met een vertegenwoordiger van de Tsjetsjeense rebellen is pas gepland in de loop van zaterdagnamiddag 13 april.
’s Morgens heb ik dus ruim tijd om na een lekker maar verschrikkelijk duur ontbijt (25 US $ !!!) de
belangrijkste bezienswaardigheden van de stad te ontdekken: het Rode Plein, het Kremlin, de theaterwijk rond het
Bolsjoj-theater, de Arbatskajawijk met de drukke maar autovrije winkelwandelstraat Oelitsa Arbat.
Lente in Moskou, bijna twintig graden. Volop genieten van de ongelooflijke schoonheid van deze wereldstad.
De ontmoeting met de vertegenwoordiger van de Tsjetsjeense rebellen valt uiteindelijk in het water. We zien
elkaar wel op de afgesproken plaats. Probleem is echter dat hij geen enkel woord Frans, Engels of Duits spreekt
en ik geen gebenedijd woord Russisch. De volgende keer overkomt me dat niet meer. Ik zorg dan dat ik iemand bij
heb als tolk. De man bezorgt me wel een pak Engelstalige documentatie. Ik geef hem mijn coördinaten en we
spreken in gebarentaal af elkaar eerstdaags via de elektronische post te contacteren. Mijn nieuwe
NOKIA-communicator, waarmee ik kan faxen en emailen is me al meteen van nut. Ik stuur een emailtje naar het
thuisfront met de vraag me nog snel de namen en coördinaten van andere contactpersonen te bezorgen. Dat
elektronisch verkeer zorgt ervoor dat ik op zondag nog een journalist ontmoet die het 'Center for Journalism in
Extreme Situations' vertegenwoordigt. Deze organisatie heeft heel wat ervaring in het verslaan van het conflict
in de noordelijke Caucasus. Boeiend!!!
Extra tijd dus om nog snel wat bij te
lezen. Ik vlei me op het grasveld onder de muren van het Kremlin, koop me een lekkere pint en bereid heel
ontspannen de vergaderingen van de komende dagen voor.
Toen ik pas was aangesteld
tot voorzitter van onze samenwerkingscommissie EP-Rusland nam ik uiteraard de verslagen door van alle
vergaderingen die er sinds 1994 tussen het EP en onze Russische collega’s uit de Doema hadden plaatsgevonden.
Het viel op dat iedere vergadering weer zeer uitgebreide agenda’s de revue passeerden. Op enkele uren tijd
probeerde men zowat alle problemen te bespreken met als gevolg dat er nooit erg diepgaand werd gepraat.
Bovendien kwam het Tsjetsjeense vraagstuk slechts sporadisch aan bod. Ik moest en zou dus een strategie
uitwerken om deze mankementen te verhelpen. Twee thema’s per ontmoeting: dat leek me meer dan genoeg. En één
van die thema’s moest in de zeer nabije toekomst hoe dan ook Tsjetsjenië worden.
OP HET MATJE BIJ COX?
Nog voor ik tot voorzitter van de Ruslanddelegatie
benoemd was, had ik reeds uitstekende contacten met vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties en Pax
Christi. Via hen was ik in contact gekomen met vertegenwoordigers van de ruim 2000 Tsjetsjeense vluchtelingen in
België. We hadden afgesproken te proberen het Tsjetsjeense vraagstuk terug op de politieke agenda te plaatsen.
Het was van begin 2001 geleden dat het EP nog eens over Tsjetsjenië had gedebatteerd en de aanslagen van
september 2002 in New York en Washington hadden er mee voor gezorgd dat de oorlog in Tsjetsjenië geheel tussen
de plooien van de internationale nieuwsberichtgeving was gevallen.
Ik probeerde
dus de collega’s ervan te overtuigen om tijdens de maartzitting van het EP in Straatsburg een debat over de
mensenrechtenschendingen te organiseren. Dat lukte. Het punt was geagendeerd voor het debat over dringende en
acute kwesties op donderdagnamiddag 14 maart. Maar dat was buiten de waard gerekend. Achter mijn rug om en
zonder me te raadplegen besloten vertegenwoordigers van de twee grootste fracties, de christen- en
sociaal-democraten, mijn voorstel te torpederen. Bij de aanvang van de zitting op 11 maart dienden de
fractievoorzitters Pöttering en Baron Crespo het voorstel in Tsjetsjenië van de agenda te halen. Hun argument
was niet erg sterk: we moeten eerst de delegatie naar Rusland laten gaan, informatie laten verzamelen en pas
nadien een debat organiseren. Maar dan moest ik ook eerst met mijn delegatie naar Tsetsjenië zelf en naar de
vluchtelingenkampen in Ingoetsjetsjië en Dagestan - want ook daar valt heel wat info te rapen. Een meerderheid
van collega's zwichtte. Geen Tsjetsjeens debat dus! Alles was zonder mijn medeweten gebeurd. Het verzet had ik
niet kunnen organiseren. Dit kon ik niet over mij heen laten gaan. Op dinsdagnamiddag 12 maart ontmoette ik
parlementsvoorzitter Pat Cox en Elmar Brok, de voorzitter van de machtige parlementaire commissie Buitenlandse
Zaken, in het kantoor van de voorzitter van het EP te Straatsburg. Het werd een bijzonder constructieve
vergadering waarbij ik de kans kreeg uit te leggen waarom het EP de Tsjetsjeense kwestie niet langer mocht
doodzwijgen. Probleem was wel een geschikt moment te vinden. Brok stelde voor een plenair debat te organiseren
in juni 2002. Dat kon ik niet aanvaarden en ik eiste een debat voor de Top EU-Rusland op 29 mei. Ik werd daarin
gesteund door de Parlementsvoorzitter. Nu was Brok weer aan zet: hij zei dat hij geen debat kon aanvaarden
tijdens de meizitting want dan bespraken we het EP-verslag over de situatie in Kaliningrad. Ik voelde mijn doel
dichterbij komen en stelde dan maar een debat voor na ons bezoek aan Rusland tijdens de mini-zitting op 24-25
april te Brussel. Ik wist dat de Russische Eerste Minister Kasyanov toen op bezoek zou zijn bij de Europese
Commissie en het Europees Parlement. De kans dat het debat wat extra media-aandacht zou krijgen was dus hoe dan
ook groter. Goed idee, zegden Cox en Brok. Helaas, een bij de pinken zijnde medewerker van Cox fluisterde de
voorzitter in het oor dat dit toch wel voor diplomatieke problemen zou kunnen zorgen. Stel je eens voor: een
debat over Tsetsjenië in het EP met de Russische Eerste Minister in de Tribune, zonder enige kans om te
repliceren … Fijntjes zegde ik dat de twee grote groepen 'Tsjetsjenië' misschien beter niet van de agenda van
de maartzitting hadden gehaald.
Maar gedane zaken nemen geen keer en ik kreeg
mijn zin: een parlementsdebat mét resolutie tijdens de plenaire aprilzitting, een halve week voor ons vertrek
naar Moskou. We spraken ook af dat de kwestie Kaliningrad hoofdzakelijk in de Commissie Buitenlandse Zaken zou
worden behandeld. De kwestie Tsjetsjenië was dan weer iets voor onze delegatie. Tevreden keerde ik vanop de
twaalfde verdieping in het Louise Weiss gebouw naar mijn kantoortje op de vijfde verdieping terug. Ik was dan
ook verbaasd de dag daarop in de Vlaamse pers te moeten lezen dat ik bij Cox was geroepen om een bolwassing te
krijgen. Waar die kwakkel vandaan kwam is me nog steeds niet duidelijk.
Ter
voorbereiding van het oorspronkelijk geplande urgentiedebat had ik wel op donderdagvoormiddag samen met de
fractievoorzitters van onze fractie van groenen en regionalisten een hoorzitting gepland met afgevaardigden van
de regering van de Tsjetsjeense president Maskhadov. Er was eventjes paniek geweest bij de veiligheidsdienst van
het Parlement omdat ze dachten dat die mensen banden hadden met het Al Quaeda-netwerk van Bin Laden. Maar ik had
onze veiligheidsmensen snel kunnen duidelijk maken dat de drie genodigden helemaal niet staatsgevaarlijk waren.
Eén van hen had in oktober een vergadering gehad met vertegenwoordigers van president Poetin. Een ander had twee
dagen voor onze ontmoeting in Den Haag openbaar aanklager Carla de Ponte ontmoet.
De hoorzitting met M.A. Zakaev, Vice-Eerste Minister, minister van Cultuur en onderhandelaar voor president
Maskhadov, M.Y. Akhmadov, minister van Buitenlandse Zaken en M.O. Khanbiev, minister van Volksgezondheid,
verliep goed. Hun getuigenissen waren verschrikkelijk. Het beeld dat ze schetsten was er een van een vernietigd
Tsjetsjenië, waarbij de mensenrechten dag aan dag worden geschonden. Het kwam wonderwel overeen met de
informatie die aandachtige parlementsleden binnenkregen via de vele rapporten van mensenrechtenorganisaties
zoals Human Rights Watch en Amnesty International. Maar ook de humanitaire hulpverleners van Artsen zonder
grenzen bevestigen de aan de gang zijn moordpartijen in Tsjetsjenië.
De week voor
de plenaire zitting van 8 tot 11 april krijg ik een telefoontje van het delegatiesecretariaat van de
Ruslanddelegatie. Of ik op donderdag 4 april collega Dimitri Ragozin, de voorzitter van de commissie
Buitenlandse Zaken en de jonge ondervoorzitter Leonid Slutsky van de Russische Doema kan ontvangen. Natuurlijk
kan dat. Het wordt een vriendelijk maar hard gesprek. De Russische stelling is duidelijk: de Tsjetsjenen zijn
een ruw volk, waar andere wetten gelden en waar er ook duchtig gemoord wordt tussen de clans zelf. Arabische
huurlingen, betaald door het Al Quaeda-netwerk van Bin Laden hebben de zaak in handen genomen. De strijd in
Tsjetsjenië is er dus één van de gehele internationale gemeenschap tegen het internationaal terrorisme. Ragozin
maakt me ook duidelijk dat hij het geplande debat in het EP niet op prijs stelt. Hij vreest een harde,
ongenuanceerde resolutie die enkel en alleen de Russen zal aanpakken. Ik deel hem mee dat hij de zaken verkeerd
inschat: de door het EP gestemde resolutie zal wel degelijk genuanceerd zijn. Mensenrechten zijn één en
ondeelbaar en moeten ten aanzien van alle mensen worden geëerbiedigd. Ik waarborg hem dat de resolutie ook de
wreedheden begaan door Tsjetsjeense rebellen zal veroordelen.
'OPERATIE
VOORBEREIDING' GESLAAGD
Het debat over Tsjetsjenië vindt uiteindelijk plaats op
10 april. Het wordt een bijwijlen emotioneel debat waarbij heel veel collega’s hun verontwaardiging over wat er
zich in Tsjetsjenië afspeelt openlijk uiten. De resolutie die de plenaire ‘s middags met quasi algemeenheid van
stemmen aanneemt lijkt me evenwichtig. Tsjetsjeense activisten hadden me de ochtend van de stemming nog
gecontacteerd en me verteld dat de resolutie lang niet ver genoeg ging. En collega Olivier Dupuis, een verkozene
op de lijst van de Italiaanse Radicalen van Emma Bonino, riep zelfs openlijk op om de parlementsresolutie
gewoonweg niét te stemmen. Honderd procent tevreden was ik niet over de tekst. Hij had zeker nog scherper
gekund. Maar het was een eerbaar compromis waarbij vooral bereikt was dat de fractie die zich het meest tegen
het debat en de resolutie had verweerd, m.n. de sociaal-democraten, uiteindelijk over stag ging.
In de overwegingen werd vrij nauwgezet een overzicht gegeven van de vele rapporten die we de
jongste maanden ontvingen over Tsjetsjenië. Er waren de rapporten van Human Rights Watch en Amnesty
International. Er was het verslag van Artsen Zonder Grenzen en het jaarrapport over de mensenrechten van het
VS-ministerie van Buitenlandse Zaken. We beschikten over de uitspraken van Aslambek Aslakhanov, de Tsjetsjeense
volksvertegenwoordiger in de Doema die gezegd heeft dat de mensenrechten in Tsjetsjenië nog steeds geschonden
worden en dat de Russische overheid niet alles in het werk stelt om de kwaliteit van het leven in Tsjetsjenië te
verbeteren. En tenslotte waren er de woorden van de VN-commissaris voor Mensenrechten Mary Robertson die oproept
alle schendingen van de mensenrechten grondig te onderzoeken.
De resolutie wijst
op al deze en andere getuigenissen. Vanuit deze overwegingen vraagt zij het conflict op politieke wijze, met
niet-militaire middelen op te lossen. Zij roept op tot een onmiddellijk staakt het vuren en spoort de speciale
Russische afgezant voor Tsjetsjenië aan meer te doen op het vlak van de vervolging en berechting van personen
die de mensenrechten schenden. Daarbij zowel de leden van de Russische federale troepen als de Tsjetsjeense
rebellen. De tekst van het EP erkent dat Rusland in dit kader een aantal constructieve maatregelen heeft
genomen, maar betreurt tegelijk de enorme kloof die er bestaat tussen het aantal gemelde gevallen van
mensenrechtenschendingen en het aantal daadwerkelijke veroordelingen. Meer in het algemeen wordt Rusland
gevraagd hulp te verlenen aan de slachtoffers, de terugkeer van de ontheemden te begeleiden en samen te werken
met door de EG gefinancierde humanitaire hulporganisaties. Zeer concreet wordt de resolutie wanneer zij de
oprichting vraagt van een ad hoc-delegatie die het gebied moet bezoeken om er het conflict te bespreken met
vertegenwoordigers van alle strijdende partijen. Een eerste oproep daartoe was overigens al gedaan in de
EP-resolutie van 16 maart 2000, nu ruim twee jaar geleden. Anderzijds wordt de voortzetting van het
ECHO-programma geëist én wordt van de Russische autoriteiten verwacht dat zij de arbeidsomstandigheden voor
internationale hulporganisaties in Tsjetsjenië zullen verbeteren. Dit laatste geldt met name voor ECHO en de
werking van de Russische en internationale media ter plaatse. Tegelijk toont het EP zijn waardering over het
initiatief van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa en de Doema om een forum te organiseren onder
naam 'Tsjetsjeense adviesraad'. Die kwam op 22 maart jl. voor het eerst samen in Moskou en tracht een kader te
creëren waarbinnen de contacten tussen Russische regering en Tsjetsjeense separatisten kan worden hervat.
Tijdens de onderhandelingen tussen de vijf grootste groepen van het parlement (PPE,
PSE, ELDR, V/ALE en GUE) was ik erin geslaagd de politieke punten van onze eigen V/ALE groep in de
gemeenschappelijke tekst te sluizen: van Rusland eisen dat het onze mensen van ECHO en alle humanitaire helpers
toegang geeft tot radiocommunicatie en de juiste frequenties, de opdracht geven aan de EP-Doema delegatie een
gemeenschappelijke werkgroep over Tsjetsjenië op te zetten met de bedoeling de situatie in Tsjetsjenië permanent
te monitoren en de gemelde mensenrechtenschendingen te onderzoeken, een ad hoc-delegatie naar Tsjetsjenië te
sturen naar de noordelijke Caucasus om er met de Russen en de vertegenwoordigers van de Tsjetsjenen alle
elementen van het conflict te bespreken, zorgen voor de toegang van de internationale en Russische media tot het
conflictgebied.
Operatie voorbereiding bezoek aan Moskou was dus geslaagd. Ik kon
meteen gerust gemoed naar Rusland vertrekken: we zouden voor het eerst sinds vele jaren het Tsjetsjeens probleem
terug op de agenda van de parlementaire samenwerkingscommissie plaatsen.
3)
Verhalen uit de grootstad: Moskou
EEN SOMBERE TOEKOMST VOOR DE RUSSISCHE
GROENEN
Zo lag ik te mijmeren op het grasveld onder de muren van het Kremlin toen
ik opgeschrikt werd door mijn rinkelende mobiele telefoon. Het was Paolo Bergamaschi, onze Italiaanse adviseur
Buitenlands Beleid die ondertussen ook in Moskou was aangekomen en me stond op te wachten met een
vertegenwoordiger van Greenpeace Rusland.
De Russische tak van de milieugigant Greenpeace heeft
kantoren in Moskou en Sint-Petersburg, maar telt nauwelijks 10.000 leden. In Moskou werken er 65 mensen en in
Sint-Petersburg 3. Greenpeace Rusland heeft een jaarlijkse begroting die 1 miljoen $ bedraagt. Eén derde van dat
budget komt van Greenpeace International. De rest van bijdragen uit de Scandinavische landen, Duitsland en
Nederland. De Russische leden zorgen voor een eigen bescheiden bijdrage van zowat 45.000 $. Greenpeace Rusland
stak van wal in 1991 en focust haar werkzaamheden vooral op het nucleaire. Het wordt een gezellige avond. We
trekken naar een eenvoudig restaurantje nabij het gebouw van het Russisch Parlement. Ik neem een typische
Borsjtsj, een klassieke bietensoep met een zoetzure smaak. Daarop een bijzonder lekker klaargemaakte Bev
Stroganov, rundvlees met zure room, ui en natuurlijk overheerlijke champignons. Paolo is vegetariër. Hij houdt
het bij een massa groenten en een vissoepje. De Russische Greenpeace-activist laat het zich best smaken. Hij
vertelt honderduit over de vele acties, de diefstallen van duizenden tonnen radioactief besmet materiaal, de
pesterijen van de Russische autoriteiten, de vele controles en de zaak Alexandre Nikitin. Deze
leefmilieuactivist en voormalige marinekapitein werd door de Russische veiligheidsdienst aangehouden en achter
tralies gezet. Pas na jaren kwam hij terug vrij en werd hij door de rechtbank onschuldig verklaard. We horen het
verhaal van een nieuwe, soortgelijke zaak. De Nikitin van toen heet nu Gregori Pasko. Deze journalist zit in de
cel omdat hij enkele milieuschandalen publiek maakte. Reeds in januari 2000 keurde het EP over deze zaak een
resolutie goed. Dit is een uitgelezen moment om meer informatie te garen. De leefmilieuactivist vertelt ons dat
er geen vrije pers is in Rusland. Er bestaan weliswaar enkele onafhankelijke kranten en weekbladen en ja, er is
ook nog het internet. Maar journalisten kennen hun grenzen en overschrijden die veiligheidshalve niet.
Onafhankelijke TV-berichtgeving is in Rusland onbestaande.
De man brengt ons ook op de hoogte van
de moeilijkheden binnen het parlement. De Communisten werden geroyeerd van hun commissievoorzitterschappen.
Poetin speelt het volgens het Greenpeacelid slim en stuurt aan op een splitsing binnen de Communistische partij.
We krijgen informatie over het gebrek aan enig milieubeleid en horen tenslotte dat ook hij ervan overtuigd is
dat de FSB (de voormalige KGB) achter de aanslagen zat in Moskou die de Russische Regering een voorwendsel gaven
om de tweede oorlog in Tsjetsjenië op te starten. Ik vertel hem wie we morgen allemaal zullen ontmoeten. En hij
zucht opgelucht: jullie hebben een goed programma en ontmoeten de juiste NGO’s. Veel geluk !!!
De avond eindigt op een terrasje in de buurt van het Bolsjojtheater. Overal jonge mensen,
kaartend, pratend, zingend. Moskou is best een leuke stad. Maar de uitlaatgassengeur van taxi’s, moto’s en
stinkende derde- of zelfs vierdehandkarren blijft mijn neusgaten prikkelen…
TSJETSJENIË: GRAFSTEEN VAN DE RUSSISCHE MACHT
Zondagmorgen, 14 april. Ik heb
opnieuw een afspraak met Tsetsjenen die Maskadov steunen. Hoek Poesjkin-plein/Tverskaya Ulitsa had ik gezegd.
Ik zou een groene jas dragen met in mijn handen het boek “Chechnya. Tombstone of Russian Power” van Anatol
Lieven. Een half uur na de afspraak komt er nog steeds niemand opdagen. Afspraak weer gemist? Tot eensklaps
iemand naast me komt staan en in perfect Engels me zegt: “Mr. Staes? I presume?”. Het wordt een boeiende babbel
met de meest recente informatie De dame in kwestie vertelt me dat de Tsjetsjeense rebellen niet onverdeeld
gelukkig zijn met de EP-resolutie. Ze hadden ze wat militanter gewild, maar begrijpen natuurlijk ook wel dat het
reeds een half wonder is dat er een resolutie in het EP kwam. Ik vraag de dame ervoor te zorgen dat als er een
delegatie naar Tsjetsjenië komt ook langs Tsjetsjeense kant alles in het werk wordt gesteld om de operatie tot
een goed eind te brengen. Ik verzeker haar dat ik mijn best zal doen om het Tsjetsjeense vraagstuk binnen de
Europese instellingen de nodige aandacht en steun te laten krijgen.
Mijn contact vertelt me ook
over de vele schendingen van de mensenrechten, de ‘ethnic cleansings’ van de Russische troepen. Als ik wat
kritisch wordt en er op wijs dat er wellicht ook langs Tsjetsjeense kant wreedheden gebeuren, bevestigt ze me
dat. Er komt een lang verhaal over gevechten tussen clans, de tradities en het gebrek aan eenheid. Als ik daarop
wil ingaan rinkelt mijn mobiele telefoon. Opnieuw Paolo: hij staat me samen met ambassadeur Richard Wright van
de delegatie van de Europese Commissie in Moskou op te wachten in ons hotel. Ik was de tijd helemaal uit het oog
verloren. Het is half twee: over een half uur wacht de gids van het Sakharov-museum ons op.
EEN MUSEUM VOOR SAKHAROV
Andrei Sakharov was in de jaren ’70 samen met
Anatoly Sharansky en Yury Orlov één van de vooraanstaande en stichtende leden van de 'Helsinski Monitoring
Group'. De Grondwet van de Sovjet-Unie bezorgde de Sovjetburgers een hele reeks rechten, maar die lijst van
rechten was vergezeld van een nog grotere reeks van plichten ten aanzien van de socialistische staat. Reeds in
de jaren '60 voerde een relatief kleine groep van burgers acties om hun grondwettelijke rechten af te dwingen.
Ze kwamen op tegen het 'autoritaire gedrag van de Sovjetstaat'. Deze dissidenten werden geïntimideerd door de
politie en de KGB. Die arresteerden hen, sloten hen op en verbanden hen intern binnen de Sovjetstaat. Sommige
dissidenten belandden in psychiatrische instellingen, anderen ondergingen fysieke en psychische
martelpraktijken.
In 1975 ondertekende de Sovjet-Unie het Helsinki-akkoord van de Conferentie
voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de voorloper van de huidige Organisatie voor Veiligheid en
Samenwerking in Europa (OVSE). De ondertekenaars van de tekst, waaronder de Verenigde Staten en zowat alle
West-Europese landen, kwamen overeen een reeks principes inzake de naleving van mensenrechten te respecteren.
Ook in de Sovjet-Unie werd een groep opgericht die zou toezien op de naleving van deze principes. Al in 1982 was
dit toezichtscomité in de Sovjet-Unie evenwel ontbonden. Alle stichtende leden bevonden zich in de cel of waren
verbannen. Onder het bewind van Gorbatsjev herwonnen velen hun vrijheid in 1987. Andrei Sakharov, die getrouwd
was met de mensenrechtenactiviste Yelena Bonner, nu woonachtig in Detroit, was één van hen. Hij werd één van de
toonaangevende stemmen van de beweging ten gunste van meer democratie. In 1989 werd hij zelfs verkozen in het
Congres van Volksafgevaardigden.
Na zijn dood in december van dat jaar en na de val van het
IJzeren Gordijn en de Muur van Berlijn besliste het Europees Parlement jaarlijks een Sakharovprijs toe te kennen
voor een organisatie of een persoon die als een voorbeeld kon worden aanzien voor de strijd inzake de naleving
van mensenrechten. Ieder jaar vindt er in het Europees Parlement in Straatsburg dan ook een plechtige zitting
plaats waarbij de laureaat in de bloemetjes wordt gezet en na een laudatio, uitgesproken door de Voorzitter van
het EP, de kans krijgt het EP in plenaire zitting toe te spreken.
Rechtover het
woonhuis waar hij een flink deel van zijn leven doorbracht werd in een voormalig politiekantoor, met toestemming
van zijn weduwe, een museum opgericht. Ambassadeur Richard Wright neemt me mee in zijn ambtswagen. De overige
leden van de delegatie volgen in een minibusje. Het protocol, weet je wel. Maar het geeft me wel de gelegenheid
om wat nader kennis te maken met de imposante figuur Richard Wright: meer dan een dubbele meter, heel innemend
en voornaam. Typisch Engels toch. Maar Wright blijkt bijzonder spraakzaam en vertelt vrijuit over de situatie in
Rusland. Hij becommentarieert ongedwongen de politieke en sociaal-economische situatie en de werking van de
delegatie van de Europese Commissie in Moskou, Europa's grootste diplomatieke post ter wereld. Meer dan 150
personen, chauffeurs en technisch personeel inbegrepen, zorgen ervoor dat de Europese Commissie en de leden van
het Europees Parlement perfect op de hoogte blijven van het reilen en zeilen in Rusland.
EEN DAGVERGOEDING VOOR DE VRIJE MENINGSUITING?
Als we de kleine parking
voor het Sakharov-museum oprijden doet niets vermoeden dat achter de witte gevels en de kleine ingangsdeur een
heus museum verscholen ligt. Schijn bedriegt. Wanneer ik de kleine deur openduw staat in de hal Yuri Samodurov
klaar. Hij is de directeur van het museum en stond erop zijn zondagnamiddag op te offeren om ons doorheen het
gebouw te gidsen. Hij ontvangt ons eerst in de ruime bibliotheek, waar je alle geschriften van Sakharov en zijn
tijds- en geestesgenoten ongedwongen kan raadplegen. Samodurov heeft het sérieux van een professor, een erudiet
geleerde met een heus ziekenkasbrilletje. Maar wat een gedrevenheid. Bijna twee uur lang vertelt hij ons over de
drie opdrachten van het museum. Dat houdt vanzelfsprekend in dat alles over het leven en werken van Sakharov
moet worden verzameld. Daarnaast beoogt het een zo volledig mogelijk overzicht van de zwarte bladzijden van de
Sovjetgeschiedenis. Van verdwenen personen onder de Stalin-terreur en de Chroesjtsjov- en Brezjnev-jaren wordt
zoveel mogelijk informatie gezocht. Tenslotte tracht het museum de mensenrechtenschendingen binnen de huidige
Russische Federatie blijvend aan te klagen.
Onze gids toont ons briefkaarten met vreselijke
foto’s van wat er zich nu afspeelt in Tsjetsjenië, met daarop de stempel “GENOEG!”. Op de achterkant vind je een
boodschap aan president Poetin waarin hem wordt gevraagd een einde te maken aan de oorlog. Het museum
organiseert wekelijks lezingen. Er komen werkgroepen samen en vele duizenden mensen participeren hier vrijelijk
en openlijk aan de strijd voor het absolute recht op vrije meningsuiting. Samen met de 'All-Russian Movement
for Human Rights' is het "Andrey Sakharov Museum and Public Center" de grondlegger van het 'National Comittee
for ending the War and securing Peace in the Chechen Republic'.
Samodurov verdwijnt eventjes
naar zijn eigen kantoortje en komt terug met een flinke stapel brochuurtjes die hij naar alle leden van de Doema
en de Raad van Europa in Straatsburg stuurde. Op minder dan 15 bladzijden wordt een plan in drie fases
uitgetekend om vrede te brengen in Tsjetsjenië. Als ik het plan vluchtig doorlees zie ik parallellen met het
vredesproces in Noord-Ierland. Ik vertel hem dat ik zijn teksten zeker zal gebruiken in de contacten met mijn
Russische collega’s. Daarop troont hij zijn gasten verder mee naar de eerste verdieping van het museum: een
prachtige tentoonstelling over de repressie in de voormalige Sovjet-Unie van mensenrechtenactivisten, een heel
speciale tentoonstelling over het leven en werk van Sakharov én een foto-en videotentoonstelling over de
wreedheden in Tsjetsjenië. Op het eind van ons bezoek klaagt Samodurov over de financieel moeilijke situatie van
het museum. Hij wil niet in handen geraken van dubieuze sponsors en zo zijn onafhankelijkheid verliezen. Die
kans is in het Rusland van vandaag nochtans reëel. Ik beloof hem stappen te zetten bij de Europese Commissie.
Misschien kan hij een mini-project indienen in het kader van de TACIS-steun? Maar ik vertel hem dat ook de
EP-leden iets zouden kunnen doen. Waarom zouden we de dag dat de jaarlijkse Sakharov-prijs wordt uitgereikt niet
onze dagvergoeding kunnen afstaan aan het Sakharov-museum? 626 maal 250 euro, dat is al bij al meer dan 156.000
euro of bijna 6,4 miljoen frank ...
4) Ontmoetingen met mensen uit 'het
veld'
VAN MOSKOU NAAR ROUBAIX EN TERUG
Het is
bijna 18 uur als ik me in mijn hotelkamer eventjes ga opfrissen. Het is nu vier uur in Vlaanderen.Ik denk aan
thuis, aan Katrin en de kinderen. Plots besef ik dat Pieter en Willem nu aan hun TV-scherm plakken om niks te
missen van de finale van Parijs-Roubaix. Tiens, zou dat uitgezonden worden op Eurosport? Ik begin te zappen en
ik zie onze 'Vlaamse Leeuw' Johan Musseeuw zijn finale jump naar de overwinning plaatsen. Ieder jaar ga ik met
vrienden op de vijfde laatste kasseistrook voor de finish postvatten. Dit jaar kon het niet. Maar tot mijn eigen
verbazing zit ik in mijn hotelkamer in Moskou en zie ik de held van Gistel één van die laatste kasseistroken
opdraaien. Plots zie ik de plaats waar ik normaal sta: ik zie de Vlaamse Leeuwenvlaggen en een glimp van mijn
vrienden uit het Izegemse. Hincapie en Tom Boonen hebben 61 seconden achterstand als ik naar beneden moet. Het
officiële gedeelte van de parlementaire samenwerkingscommissie begint
Voor het
eerst zie ik mijn collega's in Moskou. Lord Nicholas Bethell is een Britse conservatief. Hij was lid van het EP
van 1975 tot 1994. Toen werd hij niet herverkozen maar sedert 1999 zetelt hij opnieuw in het Parlement. Hij
spreekt vloeiend Russisch en is vooral geïnteresseerd in het mediabeleid in de Russische Federatie. Hij is mijn
eerste ondervoorzitter. Reino Paasilina, de tweede ondervoorzitter van onze delegatie, is een Finse
sociaal-democraat. Ook hij spreekt vloeiend Russisch. Hij is parlementslid sinds 1996. Voordien was hij
TV-journalist en perssecretaris op de Finse ambassade in Moskou. Reino was ook jarenlang parlementslid in het
Finse Parlement. Hans Kronberger tenslotte is Oostenrijker. Ook hij is lid van het EP sinds 1996. Deze
journalist is gespecialiseerd in milieuzaken en ik ken hem dan ook vrij goed van zijn activiteiten in de
Milieucommissie. Ofschoon verkozen op de lijst van de Oostenrijkse demagoog Haider heeft Kronberger een vrij
goede reputatie in het EP.
WE WORDEN EEN TEAM
In
de kleine zaal die het Parlement heeft afgehuurd treffen we Philippe Royan, het hoofd van de humanitaire
hulporganisatie ECHO. Verder zijn er vertegenwoordigers van een hele reeks NGO's. Ik leg hun uit wat de
bedoeling is van de avond: een beter inzicht krijgen in de situatie in de Russische Federatie, vooral dan over
wat er zich in Tsjetsjenië afspeelt. Om de anderen wat op hun gemak te stellen geef ik Philippe Royan de kans
uit te leggen hoe ECHO werkt in de noordelijke Caucasus. De gedreven Commissieambtenaar benadrukt het belang van
de Europese inspanningen in de regio. Sinds het uitbreken van de tweede oorlog investeerde de Europese Unie ruim
€ 65 miljoen. Er wordt samengewerkt met de Verenigde Naties (Hoog Commissaris voor Vluchtelingen, Unicef, Wereld
GezondheidsOrganisatie), het internationale Rode Kruis en Europese NGO's zoals Action contre la faim
(Frankrijk), de Danish Demining Group, HELP uit Duitsland, Hilfswerk uit Oostenrijk en Artsen Zonder Grenzen uit
België en Nederland. Ook het Franse Mèdecins du Monde is er actief.
Royan bevestigt dat het
gebrek aan veiligheid de grootste hinderpaal is voor een permanente terugkeer van de vluchtelingen naar
Tsjetsjenië. In januari 2001 werd de hulp zelfs eventjes opgeschort omdat een hulpverlener was ontvoerd. Omdat
de behoeften zo groot waren werd een maand later al beslist de werkzaamheden opnieuw op te starten. Royan
benadrukt dat het bijzonder moeilijk werken is in Tsjetsjenië. Vooral de toegang tot radio-communicatie en de
VHF-radiofrequenties is problematisch. Deze toegang is absoluut noodzakelijk om de veiligheid van de
hulpverleners te garanderen. Ik onderlijn deze hulpkreet in mijn notaboekje en besluit dit zeker aan te kaarten
tijdens onze gesprekken met de Russische overheden. Royan klaagt ook over de veel te korte looptijd van de
toegangspassen tot Tsjetsjenië. Hulpverleners krijgen toegangsbewijzen die slechts twee weken geldig zijn en dat
is toch wel extreem kort. "Tweeënhalf jaar na het uitbreken van de tweede oorlog vormt de toegang dus nog steeds
een probleem," zegt hij. "En er komt heus geen verbetering in. Behalve de toegangsbewijzen en de
radiocommunicatie slagen we er ook niet in bepaalde medicijnen Tsjetsjenië binnen te brengen. En dan is er nog
de toestand in de vluchtelingenkampen in Ingoetsjetië: met naar schatting 160.000 vluchtelingen is die bepaald
niet optimaal."
Ik merk dat ook Hans Kronberger en Reino Paasilina ijverig nota nemen. Ik heb de
indruk dat we een goed team worden.
VLUCHTEN KAN NIET MÉÉR
Svetlana Gannushkina vertegenwoordigt de stichting Memorial. Ze is er directeur van het
Mensenrechtencentrum en het migratienetwerk dat bijstand verleent aan vluchtelingen en gedwongen migranten. Het
genootschap Memorial heeft al een lange staat van dienst. De organisatie werd opgericht in de zomer van 1986
toen Gorbatsjov nog aan de macht was. Het streefde naar de oprichting van een gedenkteken voor de slachtoffers
van Stalins terreur en legde zich toe op de verzameling van bronnen over hun lot. Sommigen drongen er op aan ook
de terreur van Lenin te onderzoeken.
Mevrouw Gannushkina licht ons in over het gebrek aan een
Russisch migratiebeleid die naam waardig. Het Memorial Netwerk werkt zeer nauw samen met het in Moskou
gevestigde 'Civic Assistance'. Dit is de oudste Russische niet-gouvernementele organisatie is die zich inzet
voor de migratieproblematiek. De problemen zijn ernstig. Meer dan 3 miljoen van de 25 miljoen Russen die buiten
Rusland leefden ten tijde van de Sovjet-Unie kwamen na de ineenstorting van de Sovjetstaat terug. Zowat een half
miljoen mensen die behoren tot ethnische groepen die onder het Stalinbewind werden gedeporteerd - zoals de
Wolga-Duitsers en de volkeren uit de Caucasus - keren terug naar hun geboortegrond. Daarbovenop kregen 1 miljoen
de status van migrant. Uit Afghanistan kwamen zowat 100.000 illegale Afghanen naar Rusland. Slechts 513 onder
hen kregen asiel.
Svetlana Gannuskhina weet van geen ophouden. Ze benadrukt dat
het racisme in Rusland toeneemt. Tsjetsjenen worden overal vervolgd. Anderzijds zijn de plannen van Europese
regeringen om Tsjetsjeense vluchtelingen terug te sturen naar Rusland zeer gevaarlijk. "Asjeblieft," smeekt ze,
"ga daar tegen in als jullie terug in Brussel zijn."
Ze uit ook kritiek op de Russische overheid.
In oktober 2001 sloot Poetin, tot de niet geringe verbazing van tal van zijn ministers, de overheidsdienst voor
Federale Migratiedossiers. Alle migratiezaken vallen nu onder Binnelandse Zaken. Mevrouw Gannuskhina grinnikt:
"Dat is hetzelfde als de diensten voor het dierenwelzijn te plaatsen onder de dierverwerkende industrie.” Ze is
zeer gedreven, op het agressieve af. Toch moet ik haar vragen te stoppen en me schriftelijk zoveel mogelijk
informatie te bezorgen. Zoniet is er ruim onvoldoende tijd voor onze andere genodigden. Prompt graait ze in haar
tas en bedelft ze ons met een hele stapel papieren en brochures. Dat wordt lezen de komende weken …
DECREET NR. 80
Onze volgende gast is Oleg Orlov. Hij is een
vooraanstaand activist van het Human Rights Center Memorial. Hij weidt uit over Poetin en herinnert er ons aan
dat de huidige Russische president net door de oorlog aan de macht kwam. Was de naleving van de mensenrechten
enkele jaren geleden nog de tweede of de derde prioriteit in de Russische politiek, nu is zij al gedaald naar de
tiende plaats of nog lager, zo vertelt hij ons. Orlov benadrukt dat de militaire aanpak geen juist antwoord is
op de problemen in Tsjetsjenië. De meest betrouwbare opiniepeilingen laten overigens zien dat de steun aan de
oorlog in Tsjetsjenië bij de publieke opinie sterk is gedaald. Het overtuigt de mensenrechtenactivist ervan dat
Poetin echt wel af wil van deze vuile oorlog. Maar hoe? "Vergeet niet dat de militaire kliek rond Poetin heel
sterk is," waarschuwt hij. "Toch beseffen meer en meer mensen in de presidentiële administratie dat het slecht
gaat in Tsjetsjenië: er is veel corruptie, de militairen zijn er slecht betaald en er ageren
doodseskaders."
Maar hoe komen we dan tot een oplossing vragen Hans Kronberger en
ikzelf. “Kijk”, zegt Orlov, "het gaat om een guerrillaoorlog. Die kan je winnen door militair en strategisch
sterker te zijn of door gesprekken te beginnen. Zoals de Russen nu vechten is het winnen van de oorlog op
militair gebied een onmogelijke zaak. De bevolking blijft immers grotendeels de Tsjetsjeense rebellen steunen.
Onze gast vertelt ons dat hij heel veel dorpen heeft bezocht waar er etnische zuiveringen plaatsvonden. Bepaalde
dorpen ondergingen deze vreselijke operaties tot 38 maal toe. In die gemeenschappen vinden de Russen uiteraard
geen enkele steun. De eerste stap is volgens Orlov dat de Russen bereid zouden moeten zijn gesprekken te
beginnen. Een tweede stap is een algemeen staakt-het-vuren. Pas dan kunnen de gesprekken met president Maskhadov
en alle andere groepen beginnen. Alle Tsjetsjenen, in hun grote variëteit, moeten vertegenwoordigd zijn aan de
onderhandelingstafel. Reino Paasilinna vraagt of Maskhadov nog bij machte is in te staan voor de orde in
Tsjetsjenië. Alle mensenrechtenactivisten knikken nee. Achter Maskhadov staan anderen, soms ook wel
bandietenbendes.
Oleg Orlov steekt nog maar eens zijn hand op. Hij vertelt ons
over het decreet nummer 80. “Morgen zullen ze jullie zeker inlichten over dit decreet. Het is uitgevaardigd maar
het wordt nog niet nageleefd. Hoewel hij veel te laat komt is het al bij al een goede maatregel. Na drie jaar
oorlog bestaat er nu eindelijk een regel dat soldaten die binnenvallen bij burgers in Tsjetsjenië een document
moeten bijhebben die hen het recht geeft huiszoekingen te verrichten. Ze mogen ook geen maskers meer dragen die
hun gezichten verbergen. En de pantser- en andere voertuigen moeten gemerkt zijn met nummers, opdat iedereen kan
weten welk voertuig welk dorp binnen kwam rijden. Na iedere actie moet het hoofd van de administratie een lijst
krijgen met de namen van gearresteerde mensen, waar ze aangehouden werden en naar waar ze werden afgevoerd. "Dat
is het resultaat," zegt Orlov, "van twee jaar onafgebroken strijd. Onlangs gaven de Russische autoriteiten ook
een lijst vrij van van 400 officieel vermiste personen. Verkijk er jullie niet op: in werkelijkheid worden er
vele duizenden personen vermist …"
Svetlana Gannushkina kan het niet laten en
vraagt opnieuw het woord. Ze nuanceert het beeld een beetje: “Daar waar het Russische leger een normale relatie
onderhoudt met de Tsjetsjeense burgers, bestaan er ook normale relaties tussen de burgers en de soldaten.
Gannushkina geeft toe dat de Wahabbitten en andere fundamentalisten soms heel veel macht kregen. En er is zonder
enige twijfel een grote influx van crimineel geld. Hadden de Russen het anders aangepakt, dan zou de situatie nu
vandaag anders zijn," zucht ze. Ze benadrukt dat onderhandelingen tussen de Tsjetsjenen en de Russen niet
noodzakelijk moeten leiden naar een onafhankelijke Tsjetsjeense staat buiten de Russische Federatie.
NIKITIN & PASKO: EX-MARINEKAPITEINS IN DE BEKLAAGDENBANK
Boris Panteleyev vertegenwoordigt de Russische journalistenvereniging en het Centre for Journalism in
Extreme Situations. Hij maakt zich zorgen over de persvrijheid in de Russische Federatie. De Grondwet zegt dat
iedereen informatie mag verzamelen over alles wat er gebeurt, maar individuele journalisten noch de
onafhankelijke media slagen erin die opdracht waar te maken. Hij stelt het zeer scherp: “Er bestaat geen
onafhankelijke verslaggeving in Rusland."
Ook de journalisten die in Moskou werken, ondervinden
moeilijkheden. Panteleyev deelt ons ook mee dat ook buitenlandse journalisten beperkt worden in de mogelijkheden
van vrije nieuwsgaring door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij maakt zich zorgen over het toenemend
racisme en de vreselijke schending van de mensenrechten in Tatarstan en Moldavia. Ik spreek met hem af
rechtstreeks contact te houden. Binnenkort nodig ik hem uit naar Brussel. Vrije nieuwsgaring vormt immers de
basis van iedere democratie.
Dan is het de beurt aan Alexandre Nikitin. Hij
vertegnwoordigt het Environmental Rights Center 'Bellona'. Nikitin is een voormalige marinekapitein van het
Russische leger. Hij voert actie tegen het dumpen van nucleair afval. Samen met de Noorse Bellona-stichting
schreef hij het boek 'The Russian Northern Fleet: Sources of Radioactive Contamination'. De FSB, de voormalige
KGB, arresteerde hem in februari 1996 in Sint-Petersburg en vervolgde hem onder artikel 64 van de Russische
strafwet en twee geheime decreten van het Ministerie van Defensie. Zijn advocaten mochten bij het voorbereiden
van zijn verdediging die geheime decreten niet eens inkijken.
Nikitin gebruikte
bij het schrijven van het boek enkel openbare bronnen en vermeed zorgvuldig zogenaamde staatsgeheimen te
schenden. Gelukkig haalde zijn rechtszaak de internationale media. Nikitin kreeg de steun van de Hoge
VN-Commissaris voor de Mensenrechten, Amnesty International én het Internationale Helsinki Comité. De rechtszaak
werd een heroïsche strijd tegen de FSB, die er alles aan deed om de geheime decreten ok daadwerkelijk geheim te
houden. Een heuse schending van de rechten van de verdediging. Maar recht zegevierde: in december 1999 werd
Aleksander Nikitin onschuldig bevonden aan de hem ten laste gelegde feiten. De actie van de geheime dienst FSB
werd geleid door Victor Cherkesov, een man die in echte sovietstijl de milieuactivist intimideerde. Cherkesov
was Poetins adjunct toen Poetin nog directeur was van de FSB. Dat zegt genoeg.
Toch is Nikitin niet verbitterd. Integendeel: zijn ogen fonkelen. Glimlachend vertelt hij zijn verhaal. Hij
benadrukt dat zijn organisatie niet actief is in Tsjetsjenië. Ook hij weet ons te zeggen dat president Poetin
omgeven is door twee groepen. Naast een duidelijk militaire groep, die sterk actie voert voor het gebruik van
geweld, is er ook een meer liberale, die jammer genoeg al te vaak het pleit verliest.
Van Nikitin vernemen we ook meer over Gregori Pasko, een leefmilieuactivist en als journalist
gespecialiseerd in militaire zaken. Hij staat wegens 'landsverraad' terecht voor het militair gerechtshof van
Vladivostok. Pasko had de slechte staat van de Russische onderzeeërs aangeklaagd, het slordig omspringen met
nucleair afval en de nucleaire vervuiling van de Zee van China. Pasko is net als Nikitin een voormalige
marinekapitein. Hij werd op 25 december 2001 veroordeeld tot 4 jaar cel voor hoogverraad. Achter de zaak zit
ééns te meer de FSB. Die verwijt hem ‘staatsgeheimen’ aan 'geheime diensten van andere landen te hebben
verkocht' . Pasko's fout? Hij had het dumpen van radioactief afval in de Chinese Zee gefilmd. De Japanse
televisiezender NHK zond het materiaal, zonder Pasko's toestemming, uit. Het Europees Parlement kent zijn zaak.
In januari 2001 stemde het een resolutie. Ook hier trek ik een dikke rode streep in mijn notaboekje. Op te
volgen!!!
Nikitin lanceert tenslotte een concreet voorstel om de hele situatie
van het dumpen van nucleair afval in de Russische Federatie beter op te volgen. Hij stelt een gemengde werkgroep
voor van geïnteresseerde leden van de Doema, het Europees Parlement en het Congres van de Verenigde Staten. Ik
verstuur onmiddellijk een elektronisch postbericht naar mijn secretariaat in Brussel. Met de energieke
leefmilieuactivist spreek ik later af een eerste bijeenkomst te beleggen in Brussel op 26 juni 2002.
We naderen 21 uur. Ik moet de vergadering afsluiten, hoewel ik het gevoel heb dat we nog
uren kunnen doorgaan. Wat een pracht van een delegatie. Een nieuwe wereld gaat voor me open. Nadat we van
iedereen afscheid hebben genomen, trek ik met de leden van het secretariaat en één van de tolken de Moskouse
lentenacht in. De tolk leidt ons naar een leuk restaurant nabij het Rode Plein. Pas in de kleine uurtjes kruipen
we onder de wol.
5) Op bezoek bij de FSB, de voormalige KGB
Het is voor mij ontieglijk vroeg als ik op maandagmorgen 15 april het storende geluid van mijn wekker
hoor. Zeven uur! Mijn bioritme is nog steeds niet aangepast aan de Russische tijd. Het betekent niet meer of
minder dan om vijf uur 's morgens opstaan. Morgenstond mag dan al goud in de mond hebben: aan mij is het echt
niet besteed. Het wordt bovendien een bijzonder drukke dag.
In de vergaderzaal
beneden merk ik dat nu ook het tweede deel van mijn delegatie is aangekomen: de Nederlandse CDA-politicus Arie
Oostlander, psycholoog van vorming en de deken van de in Nederland gekozen EP-leden. Hij zetelt sinds 1989 en is
voor de grote fractie van de Europese Volkspartij de coördinator Buitenlandse Zaken. Een belangrijk man die
vorig jaar nog verslaggever was van het parlementsrapport over de betrekkingen tussen de EU en de Russische
federatie. Ook Lisst Gröner, SPD-politica uit Duitsland en vooral aktief in het EP op het gebied van Gelijke
Kansen- en Jongerenbeleid schuift aan. Tenslotte zie ik ook de liberaal Paavo Väyrynen. Hij is lid sinds 1995
maar was voordien minister van Onderwijs, Werkgelegenheid en Buitenlandse Zaken. Paavo loopt er wat bleekjes
bij, kampt duidelijk met een griepje en zal later op de dag dan ook noodgedwongen moeten afhaken.
DE GEVANGENIS VAN DE TERREUR
We starten meteen met een
ontbijtvergadering waar EU-ambassadeur Richard Wright ons laat kennismaken met een hele schare EU-ambassadeurs.
De Spaanse ambassadeur geeft verstek en laat zich vervangen door zijn Eerste Secretaris. De Zweede ambassadeur
Sven Hirdman neemt als ouderdomsdeken van het gezelschap de honneurs waar. Ook de Nederlandse en de Franse
ambassadeur zijn er. De Belgische ambassade is vertegenwoordigd door een attaché. We spreken af dat ik de
volgende keer een afspraak maak met de Belgische ambassadeur. Het wordt een boeiende oefening. Anderhalf uur
lang weiden de excellenties ons in in de diplomatieke geheimen van de Unie en haar Lidstaten en de voetangels en
schietgeweren binnen de Russische politiek.
The brede spectrum van thema's passeert de revue: de
politieke toestand, de economische en sociale uitdagingen, de mogelijke toetreding tot de WTO, de Europese
uitbreiding en de problemen in Kalinigrad, de energiedialoog tussen de EU en Rusland, het Gemeenschappelijk
Buitenlands- en Veiligheidsbeleid en de verhoudingen met de NATO, de strijd tegen de georganiseerde
criminaliteit, de nucleaire (on)veiligheid, de Europese TACIS-steun aan Rusland, de toestand in Tsjetsjenië, het
beleid ten aanzien van KMO's, de mediaproblemen, de militaire hervormingen, … Het is een vertrouwelijke
vergadering. Uit de biecht klappen kan ik niet maar de diplomaten doen hun werk voortreffelijk. Mijn notaboekje
telt meteen tien extra dicht beschreven vellen bijzonder waardevolle informatie.
Stefan Pfitzner, het hoofd van het secretariaat van onze samenwerkingscommissie, komt me aan de mouw
trekken. Tijd om gezamenlijk in een busje van de Russische staatsveiligheid te stappen. We trekken naar het
hoofdkwartier van de voormalige staatsveiligheid KGB aan het Loebjankaplein. We worden er ontvangen door
directeur Patrushev die met zijn speciale eenheden verantwoordelijk is voor orde en rust in Tsjetsjenië. De KGB
werd ondertussen omgedoopt tot FSB. Ingewijden vertellen me dat deze geheime dienst nog steeds bijzonder aktief
én efficient is. In mijn reisgids lees ik dat de naam Loebjanka jarenlang het synoniem was van terreur. De
geheime politie heeft generaties Russen grote angst ingeboezemd. In 1918 trok de Tsjeka, de voorganger van de
KGB, onder leiding van de gehate 'IJzeren' Feliks Djerzinskij in het verzekeringsgebouw Rossija aan de
noordkant van het plein. Onder Stalin werd het gebouw uitgebreid met de enorme ondergrondse Loebjankagevangenis.
Daar heeft de KGB honderdduizenden ondervraagd, gemarteld, gevangengezet en vermoord. In 1947 moest er zelfs
een extra vleugel worden bijgebouwd.
Reini Paasilinna die in de jaren '70 en '80 in Moskou op
de Finse ambassade werkte, vertelt me dat er vroeger midden op het Loebjankaplein een beeld van Dzerjinskij
stopnd. Maar het werd door een juichende menigte in de nadagen van de mislukte coup tegen Gorbatsjov in 1991 van
zijn sokkel gehaald.
Als we in het minibusje het Loebjankaplein oprijden en halt
houden voor een kleine zijpoort die dreigend openpiept, overvalt me een gevoel van herinnering: die paar keren
dat ik na één of andere manifestatie afgevoerd werd door de oproerpolitie en de nacht met geestesgenoten kon
doorbrengen in een kleine cel. Van dit gebouw gaat ontegensprekelijk een veel grotere dreiging uit. Op de grote
binnenkoer kijken we allen somber naar elkaar. We beseffen dat er hier ontzettend veel wreedheden hebben
plaatsgevonden en dat wij alvast de zekerheid hebben dat ons verblijf hier niet nodeloos lang zal worden
gerokken.
HET GAAT GOED MET HET TSJETSJENIË VAN DE FSB
In de vergaderzaal komt Vladimir Lukin me tegemoet gewandeld. Lukin is één van de stichters van de
Yabloko-partij die 21 leden telt in de Doema. Samen zitten we de parlementaire samenwerkingscommissie EU-Rusland
voor. Patrushev laat eventjes op zich wachten. Lukin mompelt me toe dat dit pas de tweede keer is dat hij dit
gebouw binnenkomt. De eerste keer was in minder fortuinlijke omstandigheden, meer dan veertig jaar geleden.
Lukin was toen nog student en ijverde met zijn studentenvereniging voor een socialisme met een meer menselijk
gelaat. Dat alleen al was voldoende om te worden opgepakt. 48 uur verbleef hij hier en met harde hand werd hem
duidelijk gemaakt dat hij zich beter voegde naar de officiële partijlijn. Nu is hij een bekend en gewaardeerd
politicus. Was het niet Bredero die stelde dat 'het kan verkeren'?
Patrushev
schrijdt binnen omgeven dor een hele schare raadgevers en medewerkers. Die man boezemt angst in. Achter het
emotieloze gezicht zie je de kracht van een overtuiging. Na een beleefde voorstelling van de aanwezigen en een
samenvatting van de bedoeling van het gesprek steekt de FSB-directeur meteen van wal. We krijgen de wind van
voren: de resolutie die het Parlement op 10 april goedkeurde trekt nergens op, is een selectieve lezing van de
feiten en is voor de Russen onaanvaardbaar. Patrushev wijst op de zeer formele afwijzing van deze tekst op 12
april door Minister voor Buitenlandse Zaken Ivanov. Patrushev vertelt ons dat president Poetin (zelf een
voormalige FSB-directeur!) op 22 januari 2001 een decreet uitvaardigde waarbij de coördinatie van elk beleid in
Tsjetsjenië in handen werd gegeven van de FSB. Daarvoor was het ministerie van Defensie verantwoordelijk.
Patrushev doceert de officiële versie van de Russische overheden ten aanzien van wat
er zich in Tsjetsjenië afspeelt: "We moeten onze strijd in Tsjetsjenië zien in het kader van onze gezamenlijke
strijd tegen het internationale terrorisme. Niet de VS maar wij werden het eerst geconfronteerd met dit
terrorisme van het Al Quaeda-netwerk. Dat internationaal terrorisme beperkt zich niet alleen tot de noordelijke
Caucasus, maar spreidt zich uit tot Moskou, Volgadansk en andere Russische steden. Internationale terroristen
plegen bomaanslagen en brengen de veiligheid van gewone burgers in gevaar. Deze daden zijn een bedreiging voor
Rusland en alle andere partners in de strijd tegen het terrorisme."
Patrushev
duldt voorlopig niet dat er vragen worden gesteld. Ik zou hem willen vragen wat hij denkt over de verklaringen
van Boris Berezovsky en anderen dat er aanwijzingen zijn dat die aanslagen in Moskou het werk waren van de FSB
zelf. Of het waar is dat de aangehouden daders van de aanslag in Volgodansk in werkelijkheid FSB-agenten zijn?
Of het inderdaad zo is dat de aanslagen nodig waren om het de militaire klasse een geldige reden te geven om de
tweede oorlog tegen de Tsetsjeense rebellen en het regime van president Maskhadov op te starten?
Maar Patrushev ratelt verder: "Niemand is vrij van mogelijke terroristische aanslagen. We moeten stoppen met
het hanteren van een dubbele moraal en een dubbele standaard. Ik sta in nauw contact met de veiligheidsdiensten
van heel wat staten. Enkele weken voor de aanslag op de WTC-torens in New York had ik daar nog een vergadering
met de CIA. Mijn opdracht is klaar en duidelijk: de bandieten en de leiders van de Tsetsjeense republiek
neutraliseren, de kanalen die hen wapens en geld leveren afsnijden en terug orde en rust brengen in de
opstandige republiek. De toestand in Tsjetsjenië was moeilijk toen ik er verantwoordelijkheid over kreeg.
Sociaal en economisch was de hele regio een puinhoop. Medische en gezondheidsvoorzieningen ontbraken volledig.
Het onderwijssysteem lag plat en de machthebbers vonden dat vier jaar onderwijs voor de kinderen ruim dan
voldoende was. Kijk eens, wij slaagden er met de FSB in op zeer korte termijn een belangrijke vooruitgang te
maken. Toen we er opnieuw binnetrokken hadden de Tsjetsjeense terroristen de 61 oliebronnen in brand gestoken.
Dat was enorm vervuilend voor het milieu. We hebben alle brandhaarden ondertussen gedoofd en twintig
olie-installaties zijn terug operationeel. We herstelden de energievoorziening en voorkwamen terroristische
aanslagen tegen de electriciteitscentrale in Argun. De landbouwsector werkt weer en vorig jaar was zondermeer de
hoogste oogst in jaren, groter nog dan in de Sovjetperiode. Mijn mensen zorgden ook voor het herstel van alle
verkeersinfrastructuur. Er kwam terug openbaar vervoer met bijna 120 busroutes. We probeerden ook de
spoorweginfrastructuur op gang te brengen maar de terroristen vernietigen die van tijd tot tijd. We heropenden
53 hospitalen, 32 poliklinieken, 46 medische assistentiekantoren en 175 punten waar gezondheidspreventie en
primaire medische zorg hoog op de agenda staan. We heropenden 148 scholen met 119.000 leerlingen. Daarenboven
zorgden we woor extra onderwijs voor 28.000 kinderen van het basisonderwijs. In Grozny heropenden we 3
hogescholen en universiteiten met 16.000 studenten. Daarbovenop runnen we 17 technische scholen en 15 centra
voor beroepsopleiding. Al onze militaire acties in Tsjetsjenië hebben een punctueel karakter. Alle illegale
gewapende groepen werden gefragmenteerd en er bestaat in heel Tsetsjenië geen grote militaire weerstand meer. De
overblijvers ontbonden zich in kleine groepen en mengden zich onder de burgerbevolking. Nu zijn ze natuurlijk
moeilijk te identificeren maar we zullen er alles aan doen om de impact van hun terreurdaden te minimaliseren.
Ik treed hard op tegen de Russiche militairen die wreedheden begaan. Ik zorgde ervoor dat er een militaire
aanklager in Tsjetsjenië zetelt. Een aantal gevallen werd voor het gerecht gebracht, gerapporteerde wreedheden
worden onderzocht en tot op heden werden 33 militairen veroordeeld. De FSB zorgde er ook voor dat er opnieuw een
politiedienst is in Tsjetsjenië. Vooral lokale mensen bevolken die. Dit alles verloopt zeer succesvol. We zullen
in Tsjetsjenië terug constitutionele orde brengen en als sommige staten zouden ophouden met het bevorderen van
terrorisme en het ophouden met het verlenen van financiële en wapensteun, dan zouden de problemen nog sneller
zijn opgelost ."
Oef, was me dat een litanie. Eigenlijk zegt de FSB-directeur ons
dat Tsjetsjenië een intern probleem is van Rusland, dat de zeer kritische rapporten van de vele
mensenrechtenorganisaties onjuist of overdreven zijn en dat de toestand in Tsjetsjenië onder controle is. Mocht
ik hem geloven, ik zou bijna geneigd zijn er met kennissen en vrienden op vakantie te trekken.
OP ZOEK NAAR CONCRETE ANTWOORDEN
Lord Bethell vraagt het
woord. Met typisch Brits f