1.
Inleiding
De Europarlementsleden van Volksunie-ID volgen reeds jarenlang van zeer nabij de
situatie in Kosova. Een blik in ons archief leert ons dat de Volksunie-Europarlementsleden de voorbije 20 jaar
meer dan zestig initiatieven namen over de situatie in het voormalige Joegoslavië. Van de vele
ontwerp-resoluties die Jaak Vandemeulebroucke, Willy Kuijpers en Nelly Maes in het E.P. indienden werden er 20
bij meerderheid door het Europees Parlement goedgekeurd. Vaak ging het over de schending van mensen- en
volkerenrechten, de vraag naar een autonoom statuut voor Kosova, de noodzaak om de Organisatie voor Veiligheid
en Samenwerking in Europa in te schakelen in de regio, de wapenhandel, de vrijheid van meningsuiting,
enzovoort.
Voormalig Europarlementslid en senator Willy Kuijpers bezocht Kosova talloze
malen. Hij werd een goede vriend van Ibrahim Rugova, de Kosovaarse president die in zijn politieke strijd
steevast de weg van het geweldloos verzet volgde.
Europarlementslid Jaak Vandemeulebroucke
zorgde er reeds in juli 1990 voor dat een officiële delegatie uit Kosova (m.n. Ibrahim Rugova, Hivzi Islami,
Rexhep Qosha, Bujar Bukoshi en Ali Aliu) het Europees Parlement in Straatsburg kon bezoeken, dit ondanks de
hardnekkige en actieve tegenkanting van de Joegoslavische ambassadeur in Brussel. Het bezoek kwam er nadat de
Servische autoriteiten de Kosovaarse parlementsleden de toegang tot Kosovaarse Parlement hadden ontzegd en na
een harde repressie waarbij politici en journalisten waren opgepakt en gearresteerd door de Servische politie.
Vandemeulebroucke zorgde ervoor dat de Kosovaarse leiders gesprekken konden voeren met verantwoordelijken van
alle politieke fracties, het bureau van de parlementaire delegatie Europees Parlement/Joegoslavië, de toenmalige
voorzitter van de parlementaire sub-commissie “Mensenrechten” en de toenmalige voorzitter van het Europees
Parlement.
Kosovaarse politieke leiders, van om het even welke strekking, vonden bij vele
Volksunie-parlementsleden en militanten steeds een luisterend oor.
Onmiddellijk na mijn
aanstelling tot Lid van het Europees Parlement op 20 juli jl. contacteerde ik Gani Azemi, de vertegenwoordiger
van de Kosovaren in Brussel, en Karel Van Reeth, free-lance journalist én lid van de Volksunie-partijraad. Karel
Van Reeth volgt de situatie in Kosova op de voet. Hij heeft er een uitgebreide kennissenkring. Hij bezocht het
land vele malen sinds 1990. Ik deelde hen mee dat ik eind augustus een week wou uittrekken om Kosova te bezoeken
en er zoveel mogelijk mensen te ontmoeten. Ik vroeg hen me daarbij te helpen. Ze stemden daarin toe en
vergezelden me ook op dit werkbezoek.
Met dit werkbezoek wil ik in de sporen treden van mijn
voorgangers en in contact blijven met het door Jaak Vandemeulebroucke en Willy Kuijpers opgebouwde uitgebreide
netwerk van politieke, culturele, sociale, kerkelijke en breed-maatschappelijke leiders dat in Kosova de
ruggegraat van de samenleving vormt. Ik wou ook in contact treden met de vertegenwoordigers van de
internationale gemeenschap, in het bijzonder de Europese Unie, die overeenkomstig resolutie 1244 van de
Veiligheidsraad van de Verenigde Naties de situatie controleren. Deze reis vond plaats op eigen initiatief en
werd volledig gefinancierd met de middelen die het Europees Parlement de Europarlementsleden en de fracties ter
beschikking stelt.
2. De heropbouw van Kosova: het kader van KFOR en UNMIK
V.N. Resolutie 1244 en de militair-technische overeenkomst tussen de NAVO en het Servische leger van 10 juni
1999 regelden de ontplooiing van de K-FOR troepen en de terugtrekking van de Serviërs.
De
KFOR troepen staan in voor de ordehandhaving. Het land werd verdeeld in diverse sectoren.
De
resolutie van de V.N.-Veiligheidsraad geeft de politieke, economische en administratieve organisatie en
inrichting van Kosova in handen van de V.N. Deze taak werd tijdelijk uitgeoefend tot midden juli 1999 door
V.N.-vice-secretaris-generaal Vieira de Mello. Daarna nam Bernard Kouchner de leiding van de UNMIK in handen.
Kouchner wordt geholpen door vertegenwoordigers van de UNHCR (humanitaire zaken), de OVSE (institutionele
opbouw) en de Europese Unie (heropbouw).
Ondertussen richtte Bernard Kouchner ook een
Interim Raad op (met vertegenwoordigers van Albanezen, Serven, Moslims, Turken aangevuld met enkele
‘onafhankelijken) die hem moeten bijstaan in de politiek-administratieve heropbouw van het land.
3. De sfeer in Kosova
Wat onmiddellijk opvalt bij aankomst in de hoofdstad Prishtinë is
de zeer nadrukkelijke aanwezigheid van de internationale gemeenschap. In het verkeer kan je niet voorbij aan de
vele honderden wagens en jeeps van de KFOR-troepen, de V.N., de OVSE en de ter plaatse zijnde NGO’s.
De plaatselijke bevolking oogt er erg jong. Tijdens de dag en ‘s avonds voel je een uitgelaten,
zeer optimistische sfeer. Mensen zijn de NAVO en de internationale gemeenschap zeer dankbaar om de bevrijding
van het “Servische juk” dat de voorbije tientallen jaren zwaar op hen woog.
Prishtinë oogt
als een vrij ongeschonden stad. Alleen enkele officiële gebouwen werden door de NAVO vernield. In enkele
gevallen zorgde dat ook voor pijnlijke missers. Al bij al werd slechts een zeer beperkt aantal civiele gebouwen
door de NAVO vernietigd. In enkele wijken zie je nog de sporen van vernielde en uitgebrande winkels en huizen.
Contact met de plaatselijke bevolking leerde me dat die vernielingen niet door NAVO-bombardementen werden
aangebracht maar door Servische paramilitaire groepen en burgers. Een getuige die gedurende de hele periode van
de NAVO-bombardementen (24 maart-half juni) in Pristhinë verbleef, vertelde me dat het hoogtepunt van de
Servische terreur plaatsvond tijdens de dag en de nacht dat de Russische troepen het vliegveld van Prishtinë
bezetten. Blijkbaar proefde de plaatselijke Servische bevolking dan nog de geur van de overwinning.
Diverse gesprekspartners bevestigden dat een groot gedeelte van de Roma-bevolking tijdens de
bombardementen de kant van de Serviërs koos en actief meewerkte aan het leegroven en vernietigen van Albanese
eigendommen.
Talloze huizen en appartementen van Albanezen die de stad verlieten richting
Macedonië, Montenegro en Albanië werden volledig leeggeroofd. Albanezen zijn blijkbaar bijzonder ondernemende
mensen. Na hun terugkeer gingen ze aan het schrobben en het poetsen en richtten ze hun appartementen zo goed en
zo kwaad als het ging opnieuw in.
Het leven gaat nu in Pristinë min of meer opnieuw zijn
normale gang. De winkels, pubs en restaurants zijn er open. Er verschijnen kranten. Wat opvalt zijn de vele
jongeren die op een zeer assertieve manier proberen sigaretten aan de man/vrouw te brengen. Ook de overvloed aan
andere straathandeltjes verraden wel dat heel wat mensen geen werk hebben en door eigen initiatieven proberen de
touwtjes aan elkaar te knopen.
Op het platteland is de situatie heel anders. Op zaterdag en
zondag maakte ik een tocht van meer dan vierhonderd kilometer vanuit Prishtinë naar Mitrovicë, de
Drenica-vallei, Pejë, Gjakovë en Prizren. Dan pas zie je het reële beeld van Kosova. Vierhonderd kilometer lang
zie je leeggeroofde, uitgebrande en door wapens en granaten verwoeste huizen. De officiële cijfers spreken van
80.000 vernielde huizen en ruim 500 vernielde dorpen.
Zeer aangrjpend zijn de vernielingen in
Pejë én Gjakovë. In Pejë werd de hele wijk rond de moskee letterlijk platgebrand. Bij een eerste oogopslag
beperkt de schade zich in Pejë tot deze toeristische wijk. Een beetje verder zie je op de hoofdlaan inderdaad
ongeschonden appartementsgebouwen. Schijn bedriegt. Een korte rit naar de hoger gelegen woonwijken toont dat
ook daar alle huizen en appartementen in de fik werden gestoken. In Pejë zijn de mensen bezig met het ruimen van
het puin. De meest handigen (rijken?) zijn al hun woning/winkeltje aan het herstellen.
Ook in
Gjakovë werden Albanese wijken platgebrand. Je ziet er de zwart geblakerde resten van muren. Het puin is er wel
al geruimd.
Getuigen vertelden me dat net als in Prishtinë ook de niet vernielde huizen en
appartementen van Albanezen geheel werden leeggeroofd. Al werden deze bouwwerken niet vernield omdat er in de
blokken ook Serviërs woonden en een vernieling te riskant was.
In bijna alle dorpen en
steden werden ook de scholen vernietigd. Het wordt bijzonder moeilijk om volgende week op 1 september het
schooljaar te laten starten. De klaslokalen zijn vernietigd, er zijn geen leerboeken, geen papier, geen
schrijfgerief, geen krijt, enz.
Opvallend in de steden is dat de winkels die niet vernietigd
werden cyrillische opschriften hadden. In heel wat gevallen werden ook de moskeeën beschoten of vernietigd.
Ik zag in Gjakovë een vernielde orthodoxe kerk. Het gaat om een wraakneming die na de oorlog
plaatsvond. Getuigen vertelden me wel dat deze kerk zeer recentelijk (minder dan drie jaar) door de Serviërs
werd ingeplant en niet behoort tot het Servische patrimonium in Kosova.
Langs de wegen
duiken her en der pas ingerichte graven op waar de slachtoffers van massamoorden hun laatste rust vinden. Eén
keer zagen we een colonne van UCK-soldaten (60-70 man) op weg naar een begrafenis van slachtoffers die men in
een massagraf had gevonden. Dat soort plechtigheden is dagelijkse kost want nog steeds worden er dagelijks
nieuwe massagraven ontdekt.
De woonplaats van de familie Jashari en de graven van de meer dan
vijftig vermoorde leden van de Jashari-familie in Prekaz oogt nu al als een heus bedevaartsoord. Op zondag
trekken de Albanezen te voet, met paard en kar, traktor en de wagen naar Prekaz om er sporen te zien van deze
massaslachting die op 28 februari en 1 maart 1998 plaatsvond en geldt als een scharniermoment in de oorlog
tussen Albanezen en Serviërs.
Een groot probleem voor de plattelandsbevolking worden de vele
mijnen die het Servische leger, politie en paramilitaire krachten achterlieten. De KFOR probeert een stand van
zaken op te maken. Zo beschik ik over een overzichtskaart van de toestand in een cirkel van 60 kilometer rond
Prishtinë. Er zal dus zwaar geïnvesteerd moeten worden in ontmijningsprogramma’s. De bekende NGO “Handicap
International” die zich specialiseerde in deze problematiek is trouwens (in Prishtinë) nadrukkelijk
aanwezig.
4. De Servische terreur in Kosova
Belangrijk om weten is dat de
vernietiging van huizen en scholen reeds plaatsvond voor de start van de NAVO-bombardementen. Reeds van begin
1990 wordt de Albanese bevolking in Kosova geterroriseerd. Willikeurige arrestaties, marteling, broodroof,
intimidatie: het was voor de Albanezen de voorbije tien jaar gemeengoed geworden. Deze paktijken bereikten hun
climax vanaf de aanslag op de Jashari-familie begin maart 1998. De plaatselijke mensenrechtenorganisatie KMLDNJ
overhandigde me statistieken van vermoorden en vermiste Albanezen en liet me vreselijke foto’s zien van
verminkingen en marteling. Een kort overzicht:
31/01/97 3 vermoorde en gemartelde
personen in Pestovë
05/05/97 1 vermoorde en gemartelde persoon in Haivallë
26/11/97 Ismet Gjocai vermoord
27/01/98 A.R. Niseri- gearresteerd, gemarteld en
vermoord door Servische politie
01/03/98 Bekim Deliu
01/03/98
Massamoord Qirez in Likocan - 25 doden
01/03/98 Moord Jashari-familie in Prekaz - 53
doden (12 kinderen-14 vrouwen)
23/04/98 Koshare - 19 doden
12/05/98
Isuf Hajdari - vermoord door Servische politie in Prishtinë
16/05/98 Rifat en Muhamet Citaku
- vermoord in Prishtinë
16/05/98 Jahir Ibrahim Shabani vermoord en mishandeld door
Servische burgers
17/06/98 Sabri Hasan Ahmeti, mishandeld en vermoord door Servische
politie
25/05/98 Lubenjë - familie Hamza (23 jaar, 64 jaar, 512 jaar, 25 jaar, 24 jaar,
53 jaar en 68 jaar) en H.M. Gogaj (24 jaar) en H.D. Aliametaj (40 jaar)
21/07/98 Rexhep
Bislimi vermoord na marteling door politie
17/08/99 Cen Dugolli - vermoord na marteling door
politie
23/08/98 Amrush Asliani - vermoord door Servische burgers
23/08/98 Maksut Ajet Qaflleshi - politiemarteling
29/08/98 Billal Shala - vermoord
na marteling door politie
In het dossier staken ook foto’s van in brand gestoken huizen op 3,
4 en 10 oktober 1998.
De verantwoordelijke van het mensenrechtencomité van de regio Mitrovicë
vertelde me dat in de hele periode tussen 24 maart en 1 juni 1999 4 Serviërs werden gedood en 650 Albanezen. Er
waren meer dan 700 Albanese gekwetsten (mannen, vrouwen én kinderen). Meer dan 6000 winkels en huizen werden er
in brand gestoken. Van de 52 dorpen rond Mitrovicë werden er 50 totaal verwoest. In deze regio werden tot nu toe
7 massagraven gevonden, samen goed voor 72 lichamen (vrouwen, kinderen en bejaarden). Uit getuigenissen van
vluchtelingen blijkt dat er zeker nog op zeven andere plaatsen massagraven te vinden zullen zijn.
Het jaarverslag van de mensenrechtenorganisatie KMLDNJ over het jaar 1998 maakt melding van de moord op 1934
Albanezen (229 vrouwen, 213 kinderen en 395 ouderen. 41.538 huizen en flats werden volgend dit verslag in 1998
platgebrand. 500.000 Albanezen werden in 1998 op de vlucht gedreven.
Dr. Pajazit Nushi, de
voorzitter van het Kosovaarse mensenrechtencomité vertelde me dat voor het begin van de oorlog 2912 Kosovaren
vermoord werden. De oorlog inbegrepen lieten meer dan 11.000 Albanezen het leven. Er bestaan bewijzen dat er in
Servische kringen zwarte lijsten circuleerden van te elimineren personen. Zo ontmoeten we de neef van een dokter
in Gkakovë die reeds de eerste nacht van de bombardementen thuis in het bijzijn van zijn familie werd vermoord.
Hij stond op een zwarte lijst die door de Servische directeur van zijn ziekenhuis werd opgesteld. Dr. Nushi zelf
vernam via de televise dat zijn naam ook op zo’n zwarte lijst prijkte. Die werd opgesteld door een oude
studiemakker aan de universiteit van Belgrado. De bekende mensenrechtenadvocaat Bajram KELMENDI werd zo in het
begin van de oorlog samen met zijn twee tienerzonen afgeslacht.
De katholieke priester,
theoloog en biograaf van moeder Theresa dr. Dom LUSH GJERGJI vertelde me hoe hij tijdens de bombardementen ‘s
nachts het bezoek ontving van een Servische majoor die hem de vier principes kwam uitleggen waaronder het
Servische leger, de Servische politie en de paramilitairen de Albanezen in Kosova moesten bejegenen:
1. Zoveel mogelijk mensen doden,
2. (Sexueel) geweld gebruiken tegen
vrouwen,
3. Zoveel mogelijk Albanezen verdrijven en hun bezittingen stelen,
4. Zorgen voor een totale etnische zuivering.
De militair voegde er aan toe dat deze
principes de Serviërs tien jaar lang ingeprent werden.
De Servische majoor die onder de
bescherming van de nacht deze gezaghebbende Kosovaar bezocht besloot zijn getuigenis met de woorden: “Ik ben
beschaamd. Ik zie nu pas hoe het Albanese volk is. Ik ben beschaamd voor de misdaden die we hier begaan.”
5. Vermisten en gevangenen
Naast het vele leed omwille van de materiële schade,
het leed om de vele vermoorden, de massagraven en de verminkingen rest er de Albanese bevolking nog de zorg om
de vele vermisten en de toestand van de gevangenen in Servische gevangenissen.
In een petitie
die van 29 tot 31 juli 1999 door 13.443 mensen in Gjakovë werd ondertekend vragen deze mensen de internationale
gemeenschap om opheldering rond het lot van 1042 ontvoerde en vermiste personen. Het gaat om vrijwel allemaal
jonge mannen. Dit zijn cijfers voor de streek rond Gjakovë!
Op het secretariaat van het
mensenrechtencomité in Prishtinë kwamen alleen al tussen 3 juli 1999 en 5 juli 1999 309 aangiften van vermiste
personen.
Bij de vermisten zijn er ook bekende politieke personaliteiten. Zo weet men niks
over het lot van de heer HOTI. Hij is de voorzitter van één van de politieke partijen die samensmolt tot de LBD.
Voor de oorlog werd hij veroordeeld omwille van het houden van een referaat. Hij had op 16 mei 1999 moeten
vrijkomen. Wat ook gebeurde. Bij het verlaten van de gevangenis werd hij echter opnieuw opgepakt. Men vreest dat
hij geëxecuteerd is. Ook A. Kurti, de voorzitter van de studentenbeweging en een belangrijk vertegenwoordiger
van het geweldloos verzet tegen de Servische verdrukker is spoorloos.
De Serviërs geven toe
dat 2129 Albanezen zich bevinden in Servische gevangenissen. Ik beschik over een volledige officiële lijst. Naar
alle waarschijnlijkheid verblijven er veel meer Albanezen in Servische gevangenen. Gezaghebbende bronnen,
waaronder het mensenrechten- comité van dr. Nushi, spreken van 5000 tot 7000 personen.
Tijdens mijn verblijf in Kosova verscheen in de gezaghebbende krant ”Koha Ditore” een noodkreet van dokter
Flora Brovina. Zij is een bekende kinderarts en voorzitter van de Albanese vrouwenbeweging. Zij had na de start
van de oorlog in maart 1998 een opvangcentrum opgericht voor vrouwen en kinderen. In 1990 werd ze als dokter
geconfronteerd met de vergiftiging van meer dan 6.000 jongeren in scholen en universiteiten. Ondertussen is
duidelijk dat deze vergiftiging georganiseerd was door de Serviërs. Voor haar was dit dossier de start van een
onvermoeibare inzet voor de naleving van de meest elementaire mensenrechten. Flora Brovina werd op 20 april door
de Servische geheime dienst opgepakt. Ze verblijft nu in een Servische gevangenis en is ondertussen half
verlamd, mede door het feit dat ze ondertussen getroffen werd door twee hartaanvallen. De echtgenoot van Flora
Brovina verbleef op het ogenblik van de feiten in het buitenland en kwam pas na de oorlog naar Kosova terug. Hij
kon zijn vrouw vorige week voor het eerst bezoeken. In een gesprek vertelde hij me dat de houding van de
internationale gemeenschap beschamend is. “Waarom?”, zo zei hij me, “stemt de V.N.-Veiligheidsraad geen
resolutie die zich inlaat met het lot van Albanese gevangenen in Kosova?”. Dit argument snijdt inderdaad hout.
Bij ieder staatkt-het-vuren of overgave onderhandelen de betrokken partijen over het lot van de wederzijdse
gevangenen. Blijkbaar niet in dit geval. Dit is een schande voor de V.N. en de NAVO. Er moet dringend een
politiek offensief ter zake worden opgestart. De Albanezen vrezen dat het Servische regime de vele duizenden
gevangen zullen beschouwen als breekijzer voor toegevingen door de Albanezen bij het opstarten van de politieke
onderhandelingen over het toekomstig statuut van Kosova (bijvoorbeeld statuut van Mitrovicë). Dit is moreel noch
politiek aanvaardbaar. De internationale gemeenschap moet dan ook nu reeds doortastend optreden.
6. Weerwraak?
In het licht van wat hierboven beschreven werd, is het zeer begrijpelijk en
zelfs menselijk dat er bij de Albanese bevolking in Kosova heel veel wraakgevoelens leven ten aanzien van
Serviërs en Roma-zigeuners. De meesten van mijn gesprekspartners benadrukken dat de moorden en de terreur niet
kunnen herleid worden tot alleen maar een politiek van een “politiek regime”. Iedereen kent wel ergens
voormalige buren of collega’s die net als het leger, de politiemensen of de paramilitaire organisaties actief
meewerkte aan het in brand steken en leegroven van woningen. De haat is dus diep geworteld. Zoveel is
duidelijk.
In de internationale publieke opinie overheerst voor het ogenblik de overtuiging
dat de Albanese bevolking sinds de bevrijding half juni inderdaad het recht in eigen handen nam en nu dezelfde
gruwelijke misdaden begaat tegen de Serviërs en de zigeuners. De internationale pers brengt geregeld verslagen
over moorden, aanslagen en brandstichtingen. “Wetteloos Kosovo”, “UCK schuldig aan wreedheden?” “Kosovo wordt nu
in de andere richting gezuiverd.”, Brandstichtingen terroriseren Serviërs in Kosovaars Prizren.” “De rollen zijn
nu omgekeerd in Kosova”. Deze krantentitels en politieke commentaren spraken boekdelen. Vraag blijft of dit
geen uitvergroting is van een aantal geïsoleerde criminele feiten.
De internationale pers
geeft de feiten soms zeer onvolledig weer. Zo werden op de BBC World Service de beelden getoond van de
(gedwongen?) verhuis van 150 Serviërs. Een beeld van een schreiende oude vrouw. Een overzichtsbeeld van mensen
die in een bus stappen. En meteen denkt de kijker dat de Albanezen de Serviërs nu ook dwingen te verhuizen. Wat
de journalist in kwestie er niet bij vertelde was dat de mensen op eigen verzoek vertrokken en dat er van de 150
personen slechts 10 autochtonen waren. De 140 anderen waren Serviërs die door de Kroaten in 1995 uit de Krajina
verdreven werden en door de Servische staat gebruikt werden om Kosova te bevolken met extra Serviërs.
In de krant “Koha Ditore” van 19 augustus 1999 werden de officiële KFOR-cijfers gepubliceerd van
moorden die sinds 12 juni 1999 in Kosova gepleegd werden. Het gaat in totaal om 161 gevallen. Stuk voor stuk
onaanvaardbare feiten. De schuldigen moeten opgespoord en bestraft worden. Interessant echter om zien is wie er
vermoord werd. Dat wekt verwondering: het gaat immers om 87 vermoorde Albanezen en 74 vermoorde Serviërs. Dit
cijfer alleen al geeft een toch meer genuanceerd beeld over de werkelijke situatie in Kosova.
Alle politieke leiders die ik sprak, of ze nu van LDK, LBD of UCK-strekking waren, veroordeelden elke vorm
van geweld tegen Serviërs en Roma-zigeuners. Iedereen wil dat de schuldigen opgepakt en veroordeeld worden. Alle
politieke leiders benadrukten dat Serviërs en Roma-zigeuners, maar even goed Turken als minderheden politieke,
sociale, culturele, taalkundige, religieuze en politieke rechten moeten worden toegekend. Geen enkele politieke
leider die ik ontmoette staat een ethnisch zuiver Kosova voor.
In mijn gesprek met dr. Dom
LUSH GJERGJI probeerde hij de bredere context te schetsen: “
Wat er aan wraaknemingen
gebeurt, is niet te vergelijken met de systematische dictatuur van de Serviërs. Het gaat werkelijk om
geïsoleerde gevallen. Men kan niet zeggen dat er nu een Albanese dictatuur bestaat die er op uit is systematisch
Serviërs en Roma’s uit te schakelen. Elke wraakneming moet veroordeeld worden. Ze compromitteert immers de
Albanese zaak.”
Ook in het straatbeeld word je op geen enkele wijze geconfronteerd met een
systematische jacht naar Serviërs of zigeuners. Heel wat Serviërs, zeker de criminele elementen, zijn natuurlijk
gevlucht. Het belet niet dat er op dit ogenblik in Prishtinë nog enkele duizenden Serviërs wonen, die rustig op
straat kunnen komen. Bovendien bestaan er de voorbeelden van Albanese leiders die Serviërs in bescherming nemen.
Zo leven er in het dorp van priester Lush Gjergji 35 Servische families die door hem en de Albanese bevolking in
bescherming worden genomen. Maar ook in Mitrovicë bestaan er dergelijke voorbeelden. Het valt overigens op dat
de Servische symbolen en kerken die behoren tot het culturele erfgoed niet worden beschadigd.
7. Een veilig Kosova?
Wil men een vredevolle samenleving in Kosova tot stand brengen, dan
zal men de schuldigen voor het staatsgeweld moeten oppakken en veroordelen. Het is een conditio sine qua non
voor de heropbouw van de civiele samenleving. De Kosovaren willen dat de schuldigen en de échte criminelen
gestraft worden Als dit niet gebeurt, zal men de gemoederen van de Albanezen nooit kunnen bedaren.
Nu reeds circuleren geruchten over een vrij lakse houding van de internationale instellingen. Zo
vertelde de voorzitter van het mensenrechten comité me dat er op 22 augustus een Servische crimineel ontdekt
werd in Lipian die in Gjakovë misdaden beging. De man loopt vrij rond, alsof er niets gebeurd is. Blijkbaar
treedt de KFOR niet op. Dit is natuurlijk niet aanvaardbaar.
De bevolking heeft in dit
verband duidelijk ook geen vertrouwen in de houding van de Russische troepen. Zo ontdekte de bevolking in
Rohavec (Orahovac) drie in Russische uniformen gestoken Serviërs in een Russische tank. De bevolking riep de
hulp in van Amerikaanse KFOR-troepen die tussenkwamen en de Serviërs inderdaad uit de tank haalden. Dit incident
is trouwens de directe aanleiding van de tegen de Russische troepen gerichte blokkade van Rohavec. iets wat je
niet in onze pers kon vernemen ...
Overigens vrezen de Albanezen de hernieuwde aanwezigheid
van Servische paramilitaire troepen in Noord-Kosova. Ze worden blijkbaar met hele busladingen vanuit Servië tot
in Mitrovicë aangevoerd. Deze feiten werden mij bevestigd door mevrouw Pat Mary SILVEIRA. Zij is de nummer 2 van
de UNMIK in Mitrovicë.
8. Rol van de KFOR
Officieel staat de KFOR in voor
de ordehandhaving in Kosova. Deze ordehandhavers zijn echter niet getraind voor de uitvoering van politionele
taken. Ik kon met mijn eigen ogen zien hoe Engelse troepen op bijzonder onhandige wijze op 21 augustus een
opstootje in de straten van Prishtinë probeerden op te lossen. Een Serviër had zich uitgedost in een Russisch
legeruniform en werd opgemerkt door Albanezen. Uiteindelijk werd de man niet opgepakt en kon hij doorrijden. Ook
de onhandige manier waarop bijvoorbeeld in Pejë de Italiaanse troepen wegblokkades organiseren (twee maal
dezelfde controle op een afstand van nauwelijks 400 meter ??) doet vragen rijzen.
Op termijn
moet de handhaving overgenomen worden door een politiemacht van 3.100 V.N.-politieagenten. Die zullen instaan
voor de opleiding van Kosovaarse politiemensen. Er wordt een politieacademie opgericht. Die gaat van start eind
augustus. Reeds half oktober moet de eerste lichting van Kosovaarse politiemensen een eerste opleiding voltooid
hebben. Het door de V.N. voorziene contingent van 3.100 politieagenten raakt moeilijk vol. Op 16 augustus waren
nog maar 736 agenten aanwezig.
Overigens stellen sommige Albanezen maar ook
vertegenwoordigers van de V.N. zich vragen over de kwaliteit van de agenten die sommige staten afvaardigden. In
één bepaald geval slaagden de voorgestelde kandidaten niet in de rijproef, noch in de schiettest.
Problematisch is de aanwezigheid en de inzet van Franse en Russische KFOR-troepen. Dat leidde overigens al
tot spanningen in Mitrovicë en Rahovic (Orahovac).
Eén van de eerste problemen waarmee de
Kosovaarse politie geconfronteerd zal worden is de aanwezigheid van de Albanese mafia in het land. Nogal wat
gesprekspartners bevestiden dat er nogal wat aanwijzingen zijn dat deze criminelen hun activiteiten in Kosova
beginnen te ontplooiien. Voorlopig zijn de twee voornaamste activiteiten de verkoop van tabak en alcohol. Eén
bron beweerde met grote zekerheid te weten dat de Albanese maffia haar activiteiten in Kosova coördineert vanuit
het Grand Hotel in Prishtinë. Dit hotel dat nu ook fungeert als hoofdkwartieer van de internationale pers was
vroeger de verblijfsplaats van de doodseskaders à la Arcan. Nu werden hun kamers blijkbaar ingenomen door andere
maffiosi.
Het weze duidelijk: de Kosovaren zijn enorm blij met de aanwezigheid van de
KFOR-troepen. Ze worden beschouwd als een heus bevrijdingsleger. Maar de Kosovaren hebben om historische redenen
geen vertrouwen in de Fransen en de Russen. Ze beschouwen ze als Servisch-gezinde troepen. De internationale
gemeenschap gaf nu net deze troepen de controle over sectoren die belangrijke knelpunten bevatten bij de
discussie over de politieke toekomst van Kosova. De Fransen controleren het noorden dat grenst aan Montenegro en
Servië. De paramilitairen hebben er zich volgens talrijke bronnen niet teruggetrokken (cfr. bevestiging
aanvoeren busladingen paramilitairen door UNMIK Mitrovicë). In Mitrovicë wordt de terugkeer naar het noordelijk
deel van de stad van de Albanese bevolking in elk geval bemoeilijkt. In het noordelijk gedeelte van de stad
leven de Albanezen er reeds vijf maanden als gevangenen in hun eigen stad. Het incident op de brug, m.n. het
afsluiten door de Fransen van het zuidelijk van het noordelijk gedeelte spreekt terzake boekdelen. Een
ATV-journalist zei overigens: “Here you have the same shit as in Sarajevo.”
In Mitrovicë
bevindt zich ook een afdeling van de universiteit van Prishtinë. In 1990 werden alle Albanese professoren de
toegang ontzegd. Van de weeromstuit verdwenen ook alle Albanese studenten. De Albanezen willen dat de
universiteit terug heropend wordt voor de Albanezen. De Serviërs willen de campus behouden als de “Servische
campus” van de universiteit van Prishtinë. Dit is voor de Albanese bevolking onaanvaardbaar en een zoveelste
teken dat de Serviërs er op uit zijn de streek rond Mitrovicë onder Servische controle te plaatsen.
Over het ziekenhuis werd op 22 augustus wel de VN-vlag gehesen. Maar zolang het ziekenhuis geen
Albanese dokters tewerkstelt, blijft dit een zuiver Servisch ziekenhuis. Albanezen willen immers behandeld
worden door Albanese dokters.
De houding van de Fransen en de KFOR in het algemeen speelt dus
zonder enige twijfel in de kaart van de Serviërs die erop uit zijn Kosova te cantoniseren en het noordelijk
gedeelte onder Servische controle te plaatsen. Daarbovenop komt de problematiek van de mijnen van Trepça die de
Serviërs onder geen beding willen afstaan.
In het oosten wordt de probleemregio rond
Kamenice, met de aanwezigheid van Servische paramilitaire troepen, gecontroleerd door de Russen. De Amerikanen
trekken er zich geleidelijk terug.
Verschillende politieke leiders wezen me op een heuse
paradox: in het noorden worden Albanezen in de praktijk verhinderd zich te hervestigen. Tegelijk is er in drie
in Servië liggende Albanese grensdorpen een door Servië georganiseerde massale uitdrijving van Albanezen aan de
gang (de streek van Preshevë, Bujanovci en Medvegja, grenzend aan het zuidoosten van Kosova).
Bovendien was er afgesproken dat er in een strook van 5 kilometer aan de grenzen geen politiemensen of
legertroepen aanwezig zouden zijn. Die afspraak wordt door de Serviërs blijkbaar niet nagekomen.
De Albanezen die ik sprak, vinden dat de Franse en de Russische troepen gerust in het kader van de KFOR
kunnen meewerken aan de pacificering van Kosova. Ze moeten volgens hen echter wel ingezet in meer neutrale
streken.
9. De rol van UNMIK
Een alert waarnemer vertelde me het
volgende:
“Eigenlijk worden de Kosovaren terug de Middeleeuwen ingedreven. Hoe zat de
maatschappij toen in elkaar? Er waren de koningen die regeerden over hun onderdanen. Die koningen ontleenden al
hun macht aan God. Het was het model van een verticaal van boven naar onder gestructureerde maatschappij. Wat is
de toestand nu in Kosova? De internationale gemeenschap creëerde een nieuwe God: de V.N. en resolutie 1244 van
de V.N.-Veiligheidsraad. De nieuwe koning is Bernard Kouchner. Hij ontleent al zijn macht aan de V.N. en kreeg
de macht om van boven naar onderuit een nieuwe maatschappij uit te bouwen”.
Dat zal op zeer
korte termijn leiden tot serieuze problemen met de politieke leiders en de intelligentsia in Kosova. Het is
immers het land bij uitstek waar de bevolking erin slaagde ondanks een jarenlange repressie een goed werkende
parallelle samenleving op te bouwen. Kosova kende een eigen (ondergronds) onderwijssysteem met lagere,
middelbare en hogescholen én een universitair onderwijs. Het beschikte over een eigen administratie, een eigen
rechtsstelsel, een eigen parlement, een eigen regering en een eigen president. Het organiseerde tot tweemaal
toe, tegen de zin van Servië in, eigen presidents- en parlementsverkiezingen. Het Kosovaarse model is een model
dat werkt van onderuit naar bovenop.
In mijn talrijke contacten met Kosovaarse
vooraanstaanden werd al gauw duidelijk dat er alvast bij de intelligentsia een beginnend gevoelen leeft dat de
V.N. Kosova aan het koloniseren is. Enkele voorbeelden maar:
- Kouchner stelt een Interim
Council samen. Op vrij arbitraire wijze bepaalt hij de samenstelling van die Raad. Hij respecteert bijvoorbeeld
niet de krachtsverhoudingen tussen de Albanese partijen en neemt ook een aantal zgn. onafhankelijken, zonder
enige electorale machtsbasis, in de Raad op. Dat wekt wrevel.
- Straks moeten de vele dorpen
en steden bestuurd worden. De V.N. zal straks in alle dorpen eigen burgemeesters en administrateurs aanstellen.
Er verschijnt binnenkort een oproep waarbij bestuurders (stads- en provincieambtenaren, stads- en
gemeentesecretarissen, ...) uitgenodigd worden hun kandidatuur te stellen tot detachering vanuit hun gemeente of
provincie naar de V.N. De inplanting van deze vreemde personen in dorpen, steden en gemeenten zal onvermijdelijk
tot conflicten leiden. Waarom geen gebruik maken van de bestuurservaring van de lokale bevolking?
- Straks wordt de TV en radio weer opgestart. Via de EBU zullen buitenlandse journalisten aangeworven worden
om de radio- en TV-programma’s in goede banen te leiden. Nochtans beschikken de Albanezen over eigen waardevolle
krachten. De V.N.-administratie zal ook op arbitraire wijze bepalen in welke talen de Albanese radio en TV
zullen uitzenden. Sommige bronnen spreken van uitzendingen die voor 1/3 in het Albanees, 1/3 in het Servisch en
1/3 in het Turks zullen verlopen. Als dit waar is, is dit een heuse provocatie van de Albanese bevolking. Al bij
al telde Kosova reeds voor de oorlog meer dan 90 % Albaneestaligen.
- Nu reeds worden vragen
gesteld bij de ontplooiing van bepaalde initiatieven. Zo werd er blijkbaar door één of andere organisatie een
colloquium georganiseerd over het seksueel misbruik van vrouwen tijdens de oorlog. Kostprijs 100.000 $. Nogal
wat mensen vragen zich af of dit nu al moet. De prioriteiten liggen volgens hen elders: papier, potloden,
schoolboeken, krijt, ...
Hoe dan ook: mijn gesprekspartners hebben het gevoel dat de V.N.
over Kosova heen rolt. Bovendien wordt de V.N. administratie nu reeds ervaren als een zeer trage en logge
bureaucratie die er niet in slaagt de beloofde hulp op een snelle wijze ter plaatse te krijgen.
Zo kwam de distributie van bakstenen, pannenlatten en dakpannen slechts vanaf 22 augustus op gang. Straks
moet op 1 september het nieuwe schooljaar beginnen en er is totaal geen zicht op het herstel van de
schoolgebouwen.
De aanwezigheid van de internationale gemeenschap in Prishtinë is massaal (de
vele wagens zorgen er zelfs voor heuse verkeersopstoppingen) maar van die aanwezigheid merkt men niet veel op
het platteland.
De enige manier om de inwoners van Kosova meer te betrekken in de heropbouw
van hun land is de organisatie van verkiezingen. OVSE-bronnen spreken van verkiezingen over achttien maanden of
zelfs later.
Iedere politieke leider die ik in Kosova sprak, wil dat de verkiezingen sneller
worden georganiseerd. Men spreekt over verkiezingen uiterlijk in de herfst van het jaar 2000.
Iedereen wil dat die verkiezingen op een behoorlijke manier worden voorbereid. Politieke partijen moeten de
kans en de middelen krijgen zich behoorlijk te organiseren. Er moet een kieswetgeving tot stand worden gebracht.
Men moet ook de kiezers gaan registreren.
Dit alles moet met bekwame spoed gebeuren. Kosova
zal niet aanvaarden dat de internationale gemeenschap de organisatie van verkiezingen op de lange baan
schuift.
10. Naar een politieke oplossing voor Kosova?
Geen enkele
Albanese Kosovaar zal aanvaarden dat na het verstrijken van het internationaal protectoraat Kosova een oplossing
wordt opgedrongen waarbij het op één of andere wijze bestuurlijk en politiek aan Servië wordt vastgekoppeld. Ook
de cantonisering van Kosova is voor de Albanezen onbespreekbaar.
Kosova wil
onafhankelijkheid, noch min noch meer. Alle politieke gesprekspartners benadrukten dat in een onafhankelijk
Kosova de rechten van alle minderheden ten volle gerespecteerd zullen worden, dit zowel op politiek, sociaal,
economisch, cultureel, taalkundig als religieus gebied.
Indien de internationale gemeenschap
met deze politieke realiteit geen rekening houdt, voorspel ik een toenemende spanning tussen het Kosovaarse volk
en de internationale gemeenschap. Van de optimistische, hoopvolle en dankbare sfeer die er nu in Kosova heerst,
zal er dan niets meer overblijven. Kosova is ondank de jarenlange Servische repressie een respectvolle en
zelfbewuste natie geworden, daarin gesterkt door de ontberingen die moord, martelingen, intimidatie, de
ethnische zuiveringen en de gedwongen vlucht teweeg brachten.
“Eenheid in verscheidenheid” is
voor een overgrote meerderheid van de Kosovaren een enige kans op verzoening. Het internationale protectoraat
moet iedereen beschermen. De rechten van de mensen, de families en het volk moeten volledig gevrijwaard
worden.
Er is een absolute nood aan totale demilitarisering van alle betrokken partijen.
Alleen zo kan Kosova een voorbeeld worden voor de democratisering van het hele Balkangebied.
Voor ons ligt een geweldige taak. Vlamingen kunnen nu hun solidariteitr tonen met een volk dat jarenlang
werd verdrukt en zijn gehele samenleving en infrastructuur moet heropbouwen.
Los van de
officiële hulp kunnen individuen en organisaties zeer concrete hulp verlenen. Straks start ook bij ons het
schooljaar. Waarom zouden scholen geen Kosova-projecten opstarten en het peterschap van Kosovaarse opnemen?
Solidariteitsacties kunnen geld opleveren dat zonder enige administratieve rompslomp ter beschikking wordt
gesteld voor de aankoop van papier, schrijfgerief en krijt.
Steden en dorpen kunnen op zoek
gaan naar zusterdorpen en -steden. Er kunnen verbroederings-projecten worden opgezet.
En
wellicht kunnen de Vlaamse en Franstalige ministers van Cultuur en Onderwijs onderling gecoördineerde cultuur-
en onderwijsprojecten opzetten die gericht zijn op Kosova en aantonen dat twee volkeren, die het op het eerste
zicht moeilijk hebben om samen te leven, toch geweldloos kunnen samenwerken mits een politieke
onderhandeling?
Er is veel werk aan de winkel. Of met de woorden van de Kosovaarse romancier
Naim Frashëri: “Werk, werk, dag en nacht om een klein beetje licht te zien” ...
Brussel, 27
augustus 1999
Bart Staes
Lid van het EP.
Programma
18 augustus 1999
Vlucht Brussel-Düsseldorf-Skopje
Met de wagen naar
Prishtinë
Ontmoeting met Adnan MEROVCI, secretaris en hoofd protocol president Ibrahim
RUGOVA
19 augustus 1999
Ontmoeting met:
Naim JERLIU,
vice-voorzitter LDK
Mevr. Nekibe KELMENDI, secretaris-generaal LDK
Xhemail
MUSTAFA, perschef LDK
Ontmoeting met:
Bujar BUKOSHI, eerste-minister
Halif MUHAREMI, minister van justitie
BICAI, Minister van onderwijs en
cultuur
Ontmoeting ten huize van:
Mevr. Nekibe KELMENDI,
secretaris-generaal LDK en weduwe van advocaat en mensenrechtenactivist Bajram KELMENDI (haar man en twee zonen
werden vermoord)
Ontmoeting met:
Ibrahim RUGOVA, president Kosova
Ontmoeting met:
Marc FRANCO, hoofd TASK FORCE Europese Unie - Heropbouw
KOSOVA
20 augustus 1999
Bijwonen persconferentie Ibrahim RUGOVA
Ontmoeting met twee leden van het Mobiel Inspectieteam van de Europese Unie
Ontmoeting met:
Kole BERISHA, vice-voorzitter LDK
Fatmir REXHEPI,
parlementslid LDK
Faruk SPAHIU, parlementslid LDK
Ontmoeting met Marc
KRASNIQI, voorzitter christen-democratische partij
Ontmoeting met:
Idriz
AJETI, voorzitter parlement Kosova
Fatmir JEJDIU, secretaris-generaal parlement Kosova
Kaqusha JASHARI, voorzitter sociaal-democratische partij
Ilaz KURTESHI,
parlementslid sociaal-democratische partij
Ontmoeting met Jean-Claude HEYRAUD, hoofd ECHO
(humanitair hulpprogramma Europese Unie)
Ontmoeting met:
Eqrem BASHA,
romancier, journalist, kunstcriticus, voormalig hoofd culturele programma’s radio en TV,
Fatmir LAMA, voormalig TV-regisseur
Aferditë NURA, professor Chemie en voormalig Decaan
Universiteit van Prishtinë-campus Mitrovicë
De drie gesprekspartners verloren hun job begin
1990 bij het wegzuiveren van Albanezen in overheidsdiensten.
21 augustus 1999
Ontmoeting met kapitein ONGHENA, medische eenheid Belgisch leger in Prishtinë
Tweede
ontmoeting met Marc FRANCO, hoofd EU-Task Force “Wederopbouw”
Bezoek Mitrovicë
Ontmoeting met Mary Pat SILVEIRA, deputy regional civil administrator UNMIK, regio Mitrovicë
Ontmoeting met Halit BRAMI, mensenrechtenactivist KMLDNJ regio Mitrovicë
Bezoek
Vushtrri
22 augustus 1999
Rondrit getroffen gebieden, waaronder
Drenica-vallei en gesprekken met slachtoffers
Gllogovc, Prekaz (Jashari-familie), Kline,
Pejë, Decan, Junik, Gjakovë, Prizren
23 augustus 1999
Ontmoeting met
Rexhep QOSHA, voorzitter LBD
Eerste kennismaking KMLDNJ (Council for the Defence of Human
Rights and Freedoms)
Tweede bezoek KMLDNJ - ontmoeting met dr. Pajazit NUSHI, Ph. D.
Bezoek Ferizaj
Bezoek aan Dr. Dom LUSH GJERGJI (katholiek priester/biograaf
moeder Theresa) in Binjaq
24 augustus 1999
Ontmoeting met Hydajet HYSENI,
voorzitter LDSh, onderminister Buitenlandse zaken, regering Thaçi
Ontmoeting met Bajram
KOSUMI, Minister van voorlichting, regering Thaçi
Ontmoeting met echtgenoot Flora BROVINA
(kinderarts, zit in Servische gevangenis, half verlamd, voorzitter Kosovaarse vrouwenbeweging,
mensenrechtenactiviste)
Tweede ontmoeting met dr. Pajazit NUSHI, voorzitter KMLDNJ.
Kort gesprek met Marina CATENA, verantwoordelijke externe relaties Bernard KOUCHNER
25 augustus 1999
Met de bus terug van Prishtinë naar Skopje
Terugvlucht Skopje-Düsseldorf-Brussel